Einde inhoudsopgave
Verdrag tot oprichting van een Europees Ruimte-Agentschap
Bijlage I Voorrechten en immuniteiten
Geldend
Geldend vanaf 30-10-1980
- Bronpublicatie:
30-05-1975, Trb. 1975, 123 (uitgifte: 12-11-1975, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
30-10-1980
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
05-12-1980, Trb. 1980, 198 (uitgifte: 01-01-1980, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
Artikel I
Het Agentschap bezit rechtspersoonlijkheid. Het heeft in het bijzonder de bevoegdheid overeenkomsten te sluiten, roerende en onroerende goederen te verwerven en te vervreemden, en in rechte op te treden.
Artikel II
Onverminderd de artikelen XXII en XXIII, zijn gebouwen en erven van het Agentschap onschendbaar.
Artikel III
De archieven van het Agentschap zijn onschendbaar.
Artikel IV
1
Het Agentschap geniet immuniteit van jurisdictie en executie behalve:
- (a)
voor zover het er bij besluit van de Raad uitdrukkelijk afstand van doet in een bijzonder geval; de Raad is verplicht van deze immuniteit afstand te doen in alle gevallen waar handhaving ervan de loop van het recht zou belemmeren en er afstand van kan worden gedaan zonder de belangen van het Agentschap te schaden;
- (b)
in geval van een burgerlijke rechtsvordering ingesteld door een derde wegens schade die voortvloeit uit een ongeval veroorzaakt door een aan het Agentschap toebehorend of ten behoeve van hem gebruikt motorvoertuig, of met betrekking tot een verkeersovertreding waarbij een zodanig voertuig is betrokken;
- (c)
in geval van tenuitvoerlegging van een scheidsrechterlijke uitspraak gedaan hetzij ingevolge artikel XXV, hetzij ingevolge artikel XXVI;
- (d)
in geval van derden beslag, gelast bij een beslissing van de gerechtelijke autoriteiten, op salarissen en emolumenten door het Agentschap aan een personeelslid verschuldigd.
2
De eigendommen en het vermogen van het Agentschap, ongeacht waar deze zich bevinden, genieten immuniteit van elke vorm van vordering, inbeslagneming, onteigening en beslaglegging. Zij genieten eveneens immuniteit van elke vorm van administratieve dwang of voorlopige gerechtelijke maatregelen, behalve voor zover deze tijdelijk geboden zouden zijn in verband met het voorkomen van ongevallen waarbij aan het Agentschap toebehorende of te zijnen behoeve gebruikte motorvoertuigen zijn betrokken, en het instellen van een onderzoek naar de toedracht van die ongevallen.
Artikel V
1
In het kader van zijn officiële werkzaamheden zijn het Agentschap, zijn vermogen en zijn inkomen, vrijgesteld van directe belastingen.
2
Indien door of ten behoeve van het Agentschap aankopen van aanzienlijke waarde worden verricht of een beroep wordt gedaan op diensten van aanzienlijke waarde, strikt noodzakelijk voor de uitoefening van de officiële werkzaamheden van het Agentschap, en indien in de prijs van zodanige aankopen of diensten belastingen of rechten zijn begrepen, nemen de Lid-Staten zo mogelijk passende maatregelen met het oog op vrijstelling of terugbetaling van zodanige belastingen of rechten.
Artikel VI
Goederen die door of ten behoeve van het Agentschap worden ingevoerd of uitgevoerd en die strikt noodzakelijk zijn voor de uitoefening van zijn officiële werkzaamheden, zijn vrijgesteld van alle in- en uitvoerrechten en belastingen en van alle in- en uitvoerverboden en -beperkingen.
Artikel VII
1
Voor de toepassing van de artikelen V en VI omvatten de officiële werkzaamheden van het Agentschap zijn administratieve werkzaamheden met inbegrip van zijn handelingen in verband met het stelsel van sociale verzekering, en werkzaamheden verricht op het gebied van het ruimte-onderzoek en de ruimtetechnologie en de toepassing hiervan in de ruimte overeenkomstig het doel van het Agentschap zoals bepaald in het Verdrag.
2
In hoeverre andere toepassingen van bedoeld onderzoek of bedoelde technologie en werkzaamheden welke worden uitgevoerd overeenkomstig artikel V, tweede lid, en artikel IX van het Verdrag, kunnen worden beschouwd als deel van de officiële werkzaamheden van het Agentschap, wordt van geval tot geval door de Raad beslist na overleg met de bevoegde autoriteiten van de betrokken Lid-Staten.
3
Het bepaalde in de artikelen V en VI is niet van toepassing op belastingen en rechten die niet anders zijn dan een vergoeding voor diensten van openbaar nut.
Artikel VIII
Geen vrijstelling wordt verleend uit hoofde van de artikelen V en VI ten aanzien van goederen aangekocht of ingevoerd of diensten verricht voor eigen behoefte van de personeelsleden van het Agentschap.
Artikel IX
1
Goederen verworven ingevolge artikel V of ingevoerd ingevolge artikel VI mogen niet worden verkocht of afgestaan dan op voorwaarden vastgesteld door de Lid-Staten die de vrijstellingen hebben verleend.
2
De overdracht van goederen en het verlenen van diensten tussen de Zetel en de vestigingen van het Agentschap, tussen de verschillende vestigingen onderling of, met het doel een programma van het Agentschap uit te voeren, tussen de vestigingen en een nationale instelling van een Lid-Staat, zijn vrij van heffingen of beperkingen van welke aard dan ook; indien nodig nemen de Lid-Staten alle passende maatregelen met het oog op vrijstelling of terugbetaling van dergelijke heffingen of met het oog op opheffing van dergelijke beperkingen.
Artikel X
De verspreiding van geschriften en ander voorlichtingsmateriaal dat door of aan het Agentschap wordt verzonden, wordt op geen enkele wijze beperkt.
Artikel XI
Het Agentschap kan alle soorten fondsen, valuta's, kasgeld of waardepapieren ontvangen en onder zich houden; het kan daarover vrijelijk beschikken voor elk in het Verdrag genoemd doel en het kan rekeningen aanhouden in elke valuta, voor zover dat nodig is voor het nakomen van zijn verplichtingen.
Artikel XII
1
Met betrekking tot zijn officiële berichtgeving en het overbrengen van al zijn documenten geniet het Agentschap een behandeling die niet minder gunstig is dan die welke elke Lid-Staat andere internationale organisaties doet genieten.
2
Er wordt geen censuur uitgeoefend op de officiële berichtgeving van het Agentschap, ongeacht de middelen waarmede bedoelde berichtgeving geschiedt.
Artikel XIII
De Lid-Staten nemen alle gepaste maatregelen om binnenkomst, of verblijf in, dan wel vertrek uit, hun grondgebied van personeelsleden van het Agentschap te vergemakkelijken.
Artikel XIV
1
De vertegenwoordigers van de Lid-Staten genieten bij de uitoefening van hun functie alsmede op hun reizen naar de plaats van samenkomst en terug de volgende voorrechten en immuniteiten:
- (a)
immuniteit van arrestatie en gevangenhouding, alsmede van inbeslagneming van hun persoonlijke bagage;
- (b)
immuniteit van jurisdictie, ook na het beëindigen van hun opdracht, met betrekking tot handelingen, waaronder begrepen gesproken en geschreven woorden door hen in de uitoefening van hun functie verricht; deze immuniteit geldt evenwel niet in geval van een verkeersovertreding begaan door een vertegenwoordiger van een Lid-Staat, noch in geval van schade veroorzaakt door een motorvoertuig dat toebehoort aan of bestuurd werd door de betrokken vertegenwoordiger;
- (c)
onschendbaarheid van al hun officiële papieren en documenten;
- (d)
het recht codes te gebruiken en documenten of correspondentie te ontvangen per speciale koerier of in een verzegelde tas;
- (e)
vrijstelling voor henzelf en hun echtgenoten van alle maatregelen die de binnenkomst van vreemdelingen beperken, alsmede van de aan de registratie van vreemdelingen verbonden formaliteiten;
- (f)
dezelfde faciliteiten ter zake van valuta- en deviezenbepalingen als die welke worden verleend aan de vertegenwoordigers van buitenlandse regeringen die met een tijdelijke officiële opdracht zijn belast;
- (g)
dezelfde douanefaciliteiten ten aanzien van hun persoonlijke bagage als die welke aan diplomatieke ambtenaren worden verleend.
2
Voorrechten en immuniteiten worden aan vertegenwoordigers van Lid-Staten verleend niet ten behoeve van hun persoonlijk voordeel doch ten einde in volledige onafhankelijkheid hun functie bij het Agentschap te kunnen uitoefenen. Een Lid-Staat is derhalve verplicht de immuniteit van een vertegenwoordiger op te heffen waar handhaving ervan de loop van het recht zou belemmeren en er afstand van kan worden gedaan zonder de doeleinden waarvoor zij was toegekend te schaden.
Artikel XV
Behalve de voorrechten en immuniteiten genoemd in artikel XVI geniet de Directeur-Generaal van het Agentschap en, wanneer zich een vacature voordoet, de persoon die is benoemd om deze functie waar te nemen, dezelfde voorrechten en immuniteiten als die waarop diplomatieke ambtenaren van vergelijkbare rang aanspraak kunnen maken.
Artikel XVI
De personeelsleden van het Agentschap:
- (a)
genieten, ook nadat zij de dienst van het Agentschap hebben verlaten, immuniteit van jurisdictie met betrekking tot handelingen, waaronder begrepen gesproken en geschreven woorden, door hen in de uitoefening van hun functie verricht; deze immuniteit geldt evenwel niet in geval van een verkeersovertreding begaan door een personeelslid van het Agentschap, noch in geval van schade veroorzaakt door een motorvoertuig dat toebehoort aan of dat bestuurd werd door het betrokken personeelslid;
- (b)
zijn vrijgesteld van alle verplichtingen met betrekking tot de militaire dienst;
- (c)
genieten onschendbaarheid van al hun officiële papieren en documenten;
- (d)
genieten, te zamen met hun inwonende gezinsleden, dezelfde faciliteiten ten aanzien van vrijstelling van alle maatregelen die de immigratie beperken en de inschrijving van vreemdelingen regelen, als die welke in het algemeen worden toegekend aan personeelsleden van internationale organisaties;
- (e)
genieten dezelfde voorrechten met betrekking tot deviezenbepalingen als die welke in het algemeen worden toegekend aan personeelsleden van internationale organisaties;
- (f)
genieten in tijden van internationale crisis, dezelfde faciliteiten ten aanzien van repatriëring als diplomatieke ambtenaren; hun inwonende gezinsleden genieten dezelfde faciliteiten;
- (g)
hebben het recht, wanneer zij zich voor de eerste maal in de betrokken Lid-Staat vestigen, hun meubelen en persoonlijke bezittingen vrij van rechten in te voeren en hebben bij beëindiging van hun functie in die Lid-Staat, het recht hun meubelen en persoonlijke bezittingen vrij van rechten uit te voeren, in beide gevallen met inachtneming van de voorwaarden die de Lid-Staat, in wiens grondgebied dit recht wordt uitgeoefend, noodzakelijk acht.
Artikel XVII
Deskundigen die niet behoren tot de in artikel XVI bedoelde personeelsleden, genieten tijdens het uitoefenen van hun functie bij het Agentschap of tijdens het uitvoeren van opdrachten voor het Agentschap alsook tijdens reizen die zij in verband daarmee maken, de volgende voorrechten en immuniteiten, voor zover deze noodzakelijk zijn voor de uitoefening van hun functie:
- (a)
immuniteit van jurisdictie met betrekking tot handelingen, waaronder begrepen gesproken en geschreven woorden, door hen in de uitoefening van hun functie verricht, behalve in geval van een door een deskundige begane verkeersovertreding, of in geval van schade veroorzaakt door een hem toebehorend of door hem bestuurd motorvoertuig; deskundigen blijven deze immuniteit genieten ook na beëindiging van hun functie bij het Agentschap;
- (b)
onschendbaarheid van al hun officiële papieren en documenten;
- (c)
dezelfde faciliteiten met betrekking tot valuta- en deviezenbepalingen, alsmede ten aanzien van hun persoonlijke bagage, als die welke worden toegekend aan ambtenaren van buitenlandse regeringen die met een tijdelijke officiële opdracht zijn belast.
Artikel XVIII
1
Met inachtneming van de voorwaarden en volgens de procedures zoals die door de Raad zijn vastgesteld, zijn de Directeur-Generaal en de personeelsleden van het Agentschap onderworpen aan een belasting ten gunste van het Agentschap op door het Agentschap betaalde salarissen en emolumenten. Deze salarissen en emolumenten zijn vrij van nationale inkomstenbelasting; de Lid-Staten behouden zich evenwel het recht voor rekening te houden met deze salarissen en emolumenten bij de berekening van de belasting die geheven wordt op inkomsten uit andere bronnen.
2
De bepalingen van het eerste lid zijn niet van toepassing op door het Agentschap aan zijn vroegere Directeuren-Generaal en personeelsleden betaalde jaargelden en pensioenen.
Artikel XIX
De artikelen XVI en XVIII zijn van toepassing op alle categorieën van personeelsleden waarop het Personeelsstatuut van het Agentschap van toepassing is. De Raad bepaalt de categorieën van deskundigen op wie artikel XVII van toepassing is. De namen, hoedanigheden en adressen van de personeelsleden en deskundigen bedoeld in dit artikel worden op gezette tijden aan de Lid-Staten medegedeeld.
Artikel XX
Ingeval het Agentschap een eigen stelsel van sociale verzekering instelt, zijn de Directeur-Generaal en de personeelsleden vrijgesteld van alle verplichte bijdragen aan de nationale sociale verzekeringsorganen, met inachtneming van de overeenkomsten overeenkomstig artikel XXVIII met de Lid-Staten gesloten.
Artikel XXI
1
De voorrechten en immuniteiten bepaald in deze Bijlage worden de Directeur-Generaal, de personeelsleden en deskundigen van het Agentschap niet verleend tot hun persoonlijk voordeel. Zij beogen uitsluitend om, in alle omstandigheden, het onbelemmerd functioneren van het Agentschap, alsook de volledige onafhankelijkheid van de personen aan wie zij worden verleend, te waarborgen.
2
De Directeur-Generaal is verplicht iedere immuniteit op te heffen in alle gevallen waarin handhaving ervan de loop van het recht zou belemmeren, en wanneer er afstand van kan worden gedaan zonder de belangen van het Agentschap te schaden. Ten aanzien van de Directeur-Generaal is de Raad bevoegd deze immuniteit op te heffen.
Artikel XXII
1
Het Agentschap werkt te allen tijde samen met de bevoegde autoriteiten van de Lid-Staten ten einde een goede rechtsbedeling te vergemakkelijken, de naleving van politievoorschriften en van voorschriften met betrekking tot de behandeling van explosieven en ontvlambare materialen, de volksgezondheid, de arbeidsinspectie of andere soortgelijke nationale wetgeving te verzekeren, alsmede ieder misbruik van de in deze Bijlage bedoelde voorrechten, immuniteiten en faciliteiten te voorkomen.
2
De wijze waarop de in het eerste lid genoemde samenwerking zal plaats vinden kan worden vastgelegd in de in artikel XXVIII bedoelde aanvullende overeenkomsten.
Artikel XXIII
Iedere Lid-Staat behoudt zich het recht voor alle voorzorgen te treffen die nodig zijn in het belang van zijn veiligheid.
Artikel XXIV
Geen enkele Lid-Staat is verplicht de in de artikelen XIV, XV, XVI, letters b, e en g, en XVII, letter c, bedoelde voorrechten en immuniteiten toe te kennen aan zijn eigen onderdanen of aan personen die op het tijdstip waarop zij hun werkzaamheden in die Lid-Staat aanvangen er ingezetene van zijn.
Artikel XXV
1
Bij het sluiten van alle schriftelijke contracten, niet zijnde contracten gesloten overeenkomstig het Personeelsstatuut, moet het Agentschap voorzien in arbitrage. De arbitrageclausule of de voor dit doel gesloten bijzondere arbitrage-overeenkomst bepaalt de van toepassing zijnde wet, alsmede het land waar de scheidsmannen zitting hebben. De arbitrageprocedure is die van dat land.
2
De tenuitvoerlegging van de scheidsrechterlijke uitspraak wordt beheerst door de regels die van kracht zijn in de Staat op wiens grondgebied de uitspraak ten uitvoer wordt gelegd.
Artikel XXVI
Iedere Lid-Staat kan aan het internationale Scheidsgerecht bedoeld in artikel XVII van het Verdrag elk geschil voorleggen:
- (a)
dat betrekking heeft op door het Agentschap veroorzaakte schade;
- (b)
dat iedere andere niet-contractuele aansprakelijkheid van het Agentschap betreft;
- (c)
waarbij de Directeur-Generaal, een personeelslid of een deskundige van het Agentschap is betrokken en met betrekking waartoe de desbetreffende persoon zich overeenkomstig de artikelen XV, XVI, letter a, of XVII, letter a, op immuniteit van jurisdictie kan beroepen, indien deze immuniteit niet overeenkomstig artikel XXI is opgeheven. In geschillen waarbij aanspraak op immuniteit van jurisdictie wordt gemaakt overeenkomstig de artikelen XVI, letter a, of XVII, letter a, wordt de aansprakelijkheid van het Agentschap, voor deze arbitrage, in de plaats gesteld van die van de personen bedoeld in de genoemde artikelen.
Artikel XXVII
Het Agentschap treft passende voorzieningen voor een bevredigende regeling van geschillen die ontstaan tussen het Agentschap en de Directeur-Generaal, de personeelsleden of de deskundigen met betrekking tot hun arbeidsvoorwaarden.
Artikel XXVIII
Het Agentschap kan, bij besluit van de Raad, met een of meer Lid-Staten aanvullende akkoorden sluiten ten einde uitvoering te geven aan de bepalingen van deze Bijlage met betrekking tot die Staat of die Staten, alsmede andere overeenkomsten sluiten ten einde een goede functionering van het Agentschap te waarborgen en zijn belangen veilig te stellen.