Einde inhoudsopgave
RvdW 2011/693
Onrechtmatige bewaring DNA-profiel van veroordeelde. Geen vormverzuim in de zin van art. 359a Sv en geen bewijsuitsluiting.
HR 31-05-2011, ECLI:NL:HR:2011:BP1179
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
31 mei 2011
- Magistraten
Mrs. F.H. Koster, W.A.M. van Schendel, J. de Hullu, C.H.W.M. Sterk, M.A. Loth
- Zaaknummer
09/04106
- Conclusie
A-G Silvis
- LJN
BP1179
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Gezondheidsrecht / Bijzondere onderwerpen
Penitentiair recht / Bijzondere onderwerpen
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2011:BP1179, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 31‑05‑2011
ECLI:NL:PHR:2011:BP1179, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 11‑01‑2011
- Wetingang
Wet DNA-onderzoek bij veroordeeldenart. 2 lid 1; Sv art. 359a
Essentie
Van verdachte is een referentiemonster verkregen welk DNA-profiel vervolgens is opgeslagen in de databank. Het bevel was gestoeld op een vonnis dat heeft geleid tot een vrijspraak. De onrechtmatige afname van het referentiemonster en het daaruit vervaardigde en opgeslagen DNA-profiel, betreft geen vormverzuim in de zin van art. 359a Sv (vgl. LJN AM2533, NJ 2004/376, rov. 3.4.2). Het oordeel dat het beroep op bewijsuitsluiting van het door het NFI verrichte DNA-onderzoek moet worden verworpen op de grond dat de verdachte in de gegeven omstandigheden niet in een rechtens te respecteren belang is ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.