HR, 14-07-2006, nr. C05/253HR
ECLI:NL:HR:2006:AV9442
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
14-07-2006
- Zaaknummer
C05/253HR
- LJN
AV9442
- Vakgebied(en)
Internationaal privaatrecht (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2006:AV9442, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 14‑07‑2006
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2006:AV9442
ECLI:NL:HR:2006:AV9442, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 14‑07‑2006; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2006:AV9442
Beroepschrift, Hoge Raad, 06‑09‑2005
- Wetingang
art. 337 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering [KEI-Rv]
art. 337 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering [KEI-Rv]
- Vindplaatsen
JBPr 2006/84 met annotatie van J.G.A. Linssen
JBPr 2006/84 met annotatie van J.G.A. Linssen
Conclusie 14‑07‑2006
Inhoudsindicatie
Procesrecht. Bevoegdheidsincident, vernietiging van ’s hofs beslissing tot ontvankelijkverklaring van het hoger beroep tegen een tussenvonnis waarin de rechtbank de exceptie van (internationale) bevoegdheid had verworpen en de hoofdzaak naar de rol had verwezen voor voortprocederen zonder tussentijds hoger beroep open te stellen (ook niet na een daartoe strekkend verzoek binnen de beroepstermijn); geen uitzondering toegestaan ‘op gronden van processuele doelmatigheid’.
Rolnr. C05/253HR
Mr L. Strikwerda
Zt. 7 april 2006
conclusie inzake
Hampden Insurance N.V.
tegen
Mondial Freight (H.K.) Limited
Edelhoogachtbaar College,
1. Het gaat in deze zaak om de vraag of in afwijking van de hoofdregel van art. 337 lid 2 Rv op gronden van processuele doelmatigheid hoger beroep toelaatbaar moet worden geacht van een tussenvonnis waarbij een door de gedaagde opgeworpen exceptie van (internationale) onbevoegdheid is verworpen, terwijl in de hoofdzaak rolverwijzing voor voortprocederen heeft plaatsgevonden.
2. Uit de gedingstukken blijkt het volgende.
(i) Bij exploit van 19 september 2001 heeft thans eiseres tot cassatie, destijds genaamd Sampo Industrial Insurance N.V., thans genaamd Hampden Insurance N.V., hierna: Hampden, thans verweerster in cassatie, hierna: Mondial Freight, alsmede een andere rechtspersoon die thans in cassatie niet als procespartij is betrokken, gedagvaard voor de rechtbank Haarlem met een vordering tot - kort gezegd - schadevergoeding.
(ii) Mondial Freight heeft voor alle weren de (internationale) bevoegdheid van de rechtbank betwist.
(iii) Nadat Hampden de door Mondial Freight opgeworpen exceptie van onbevoegdheid had bestreden, heeft de rechtbank bij tussenvonnis van 26 november 2002 in het incident de exceptie verworpen en in de hoofdzaak, onder aanhouding van iedere verdere beslissing, de zaak naar de rol verwezen voor voortprocederen.
(iv) Mondial Freight is van het tussenvonnis van de rechtbank in hoger beroep gegaan bij het gerechtshof te Amsterdam. Hampden heeft met een beroep op art. 337 lid 2 Rv (primair) geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring van Mondial Freight in haar hoger beroep.
3. Bij arrest van 30 juni 2005 heeft het hof Mondial Freight ontvankelijk geoordeeld in haar hoger beroep. Het hof was van oordeel dat, hoewel het vonnis waarvan beroep een tussenvonnis is in de zin van art. 337 lid 2 Rv en de rechtbank niet heeft bepaald dat daartegen hoger beroep kan worden ingesteld anders dan tegelijk met dat van het eindvonnis, Mondial Freight "op gronden van processuele doelmatigheid" desondanks in haar beroep dient te worden ontvangen (r.o. 4.2). Het hof heeft vervolgens, onder aanhouding van iedere verdere beslissing, Mondial Freight (in het incident) toegelaten tot bewijslevering.
4. Bij uitspraak van 4 augustus 2005 heeft het hof op een daartoe strekkend verzoek van Hampden verstaan dat van het arrest van 30 juni 2005 tussentijds beroep in cassatie kan worden ingesteld.
5. Hampden is tegen het arrest van het hof van 30 juni 2005 (tijdig) in cassatie gekomen met één middel. Mondial Freight is in cassatie niet verschenen. Tegen haar is verstek verleend.
6. Het bestreden arrest is een tussenarrest, omdat het dictum ervan niet een beslissing inhoudt die ten opzichte van (een van) de betrokken partijen is aan te merken als een beslissing waarmee aan het geding omtrent enig deel van het gevorderde een einde wordt gemaakt (zie HR 10 oktober 2003, NJ 2003, 709 en HR 17 maart 2006, Nr. C05/031HR, LJN AU8325). Niettemin kan Hampden in haar cassatieberoep worden ontvangen, nu het hof bij zijn uitspraak van 4 augustus 2005 op de voet van art. 401a lid 2 Rv heeft bepaald dat van zijn arrest van 30 juni 2005 tussentijds beroep in cassatie kan worden ingesteld.
7. Het middel keert zich tegen het oordeel van het hof dat Mondial Freight kan worden ontvangen in haar hoger beroep tegen het tussenvonnis van de rechtbank. Volgens het middel is dat oordeel rechtens onjuist omdat - kort gezegd - niet is voldaan aan de voorwaarden die art. 337 lid 2 Rv stelt aan de mogelijkheid om tussentijds hoger beroep van een tussenvonnis in te stellen en de appellabiliteit een kwestie van openbare orde is, zodat van die wetsbepaling niet kan worden afgeweken, ook niet op "gronden van processuele doelmatigheid".
8. Volgens de hoofdregel van art. 337 lid 2 Rv kan van tussenvonnissen hoger beroep slechts tegelijk met dat van het eindvonnis worden ingesteld. De hoofdregel lijdt, afgezien van het hier niet aan de orde zijnde geval waarin art. 75 lid 1 Rv van toepassing is, ook in gevallen als het onderhavige, waarin bij het beroepen tussenvonnis een door de gedaagde opgeworpen exceptie van onbevoegdheid is verworpen, terwijl in de hoofdzaak rolverwijzing voor voortprocederen heeft plaatsgevonden (vgl. HR 17 maart 2006, RvdW 2006, Nr. C05/031HR, LJN AU8325), slechts uitzondering indien de rechter die het tussenvonnis heeft gewezen hetzij uit eigen beweging, hetzij desverzocht in zijn vonnis of bij latere beslissing (HR 23 januari 2004, NJ 2005, 510 nt. DA), tussentijds beroep heeft toegestaan.
9. Het hof heeft in de onderhavige zaak - onbestreden in cassatie - vastgesteld dat de rechtbank geen verlof tot tussentijds hoger beroep van haar tussenvonnis heeft verleend (r.o. 4.2 van het bestreden arrest). Het hof had derhalve met toepassing van de hoofdregel van art. 337 lid 2 Rv Mondial Freight in haar hoger beroep tegen het tussenvonnis van de rechtbank niet-ontvankelijk behoren te verklaren. Anders dan het hof kennelijk doch ten onrechte heeft geoordeeld, is het niet aan de rechter bij wie het rechtsmiddel is ingesteld, doch uitsluitend aan de rechter die de tussenuitspraak heeft gewezen om te beoordelen of "gronden van processuele doelmatigheid" meebrengen dat tussentijds beroep moet worden toegestaan.
10. Het middel treft, zo volgt, naar mijn oordeel doel.
11. Na vernietiging van het bestreden arrest kan de Hoge Raad de zaak zelf afdoen door Mondial Freight alsnog niet ontvankelijk te verklaren in haar hoger beroep tegen het tussenvonnis van de rechtbank.
De conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en tot afdoening van de zaak door de Hoge Raad in voege als hierboven onder 11 is aangegeven.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
Uitspraak 14‑07‑2006
Inhoudsindicatie
Procesrecht. Bevoegdheidsincident, vernietiging van ’s hofs beslissing tot ontvankelijkverklaring van het hoger beroep tegen een tussenvonnis waarin de rechtbank de exceptie van (internationale) bevoegdheid had verworpen en de hoofdzaak naar de rol had verwezen voor voortprocederen zonder tussentijds hoger beroep open te stellen (ook niet na een daartoe strekkend verzoek binnen de beroepstermijn); geen uitzondering toegestaan ‘op gronden van processuele doelmatigheid’.
14 juli 2006
Eerste Kamer
Nr. C05/253HR
RM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
HAMPDEN INSURANCE N.V., voorheen genaamd: Sampo Industrial Insurance N.V.,
gevestigd te Rotterdam,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. R.S. Meijer,
t e g e n
de rechtspersoon naar buitenlands recht MONDIAL FREIGHT (H.K.) LIMITED,
gevestigd te Hong Kong, China,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiseres tot cassatie, voorheen genaamd: Sampo Industrial Insurance N.V., (verder te noemen: Hampden) heeft bij exploot van 19 september 2001 verweerster in cassatie (verder te noemen: Mondial Freight) gedagvaard voor de rechtbank te Haarlem en gevorderd aan Hampden een schadevergoeding te betalen van € 43.882,97, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Mondial Freight heeft bij incidentele conclusie geconcludeerd tot onbevoegdheid van de rechtbank.
Nadat Hampden de door Mondial Freight opgeworpen exceptie van onbevoegdheid had bestreden, heeft de rechtbank bij tussenvonnis van 26 november 2002 in het incident de exceptie verworpen, en in de hoofdzaak de zaak naar de rolzitting verwezen voor voortprocederen.
Tegen dit tussenvonnis heeft Mondial Freight hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam.
Bij arrest van 30 juni 2005 heeft het hof, onder aanhouding van iedere verdere beslissing, Mondial Freight toegelaten tot bewijslevering. Na een daartoe strekkend verzoek van Hampden, heeft het hof bij tussenarrest van 4 augustus 2005 verstaan dat van het arrest van 30 juni 2005 tussentijds beroep in cassatie kan worden ingesteld.
Beide arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het tussenarrest van 30 juni 2005 heeft Hampden beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen de niet verschenen Mondial Freight is verstek verleend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en tot afdoening van de zaak door de Hoge Raad in voege als in de conclusie onder 11 is aangegeven.
3. Beoordeling van het middel
3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
Het gaat in deze zaak om een door Hampden ingestelde vordering tot schadevergoeding in verband met vervoer per vliegtuig van een partij boeken. Mondial Freight heeft voor alle weren de (internationale) bevoegdheid van de rechtbank betwist.
3.2 Nadat Hampden de door Mondial Freight opgeworpen exceptie van onbevoegdheid had bestreden, heeft de rechtbank bij tussenvonnis van 26 november 2002 in het incident de exceptie verworpen en in de hoofdzaak, onder aanhouding van iedere verdere beslissing, de zaak naar de rol verwezen voor voortprocederen.
Mondial Freight is van het tussenvonnis van de rechtbank in hoger beroep gegaan bij het gerechtshof te Amsterdam. Hampden heeft primair geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van Mondial Freight in haar hoger beroep.
Bij arrest van 30 juni 2005 heeft het hof Mondial Freight ontvankelijk geoordeeld in haar hoger beroep. Het hof was van oordeel dat, hoewel het vonnis waarvan beroep een tussenvonnis is in de zin van art. 337 lid 2 Rv. en de rechtbank niet heeft bepaald dat daartegen hoger beroep kan worden ingesteld anders dan tegelijk met dat van het eindvonnis, Mondial Freight "op gronden van processuele doelmatigheid" toch in haar beroep dient te worden ontvangen (r.o. 4.2). Het hof heeft vervolgens, onder aanhouding van iedere verdere beslissing, Mondial Freight in het incident toegelaten tot bewijslevering.
3.3 Het tegen deze beslissing aangevoerde middel treft doel. Een uitspraak in een incident waarin de rechter een beroep op zijn onbevoegdheid verwerpt, is een tussenuitspraak (vgl. HR 4 februari 2005, nr. C 04/008, NJ 2005, 142 en HR 17 maart 2006, nr. C 05/031, RvdW 2006, 289). Op grond van art. 337 lid 2 Rv. is tussentijds hoger beroep daarvan uitgesloten, tenzij de rechter die de uitspraak heeft gedaan anders heeft bepaald, hetzij in de bestreden tussenuitspraak zelf, hetzij bij afzonderlijke beslissing op een binnen de beroepstermijn gedaan, daartoe strekkend verzoek (HR 23 januari 2004, nr. C 02/156, NJ 2005, 510). Bij gebreke van een zodanige beslissing van de rechter die de bestreden tussenuitspraak heeft gedaan, dient de appellant die tussentijds beroep instelt, in dit beroep niet-ontvankelijk te worden verklaard, zonodig ambtshalve. Anders dan het hof heeft geoordeeld kan op deze regel geen uitzondering worden gemaakt "op gronden van processuele doelmatigheid". De rechtszekerheid, waaraan te dezen beslissende betekenis toekomt, staat daaraan in de weg. Overigens bestaat aan de mogelijkheid van een zodanige uitzondering geen behoefte, gelet op de al aangestipte mogelijkheid aan de rechter die een tussenuitspraak heeft gedaan, verlof te vragen daartegen tussentijds beroep in te stellen.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt het arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 30 juni 2005;
verklaart Mondial Freight niet-ontvankelijk in het door haar ingestelde hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank te Haarlem van 26 november 2002;
veroordeelt Mondial Freight in de kosten van de procedure, tot op deze uitspraak aan de zijde van Hampden begroot:
- in hoger beroep op € 1.401,50;
- in cassatie op € 444,11 aan verschotten en € 2.600,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president D.H. Beukenhorst als voorzitter en de raadsheren O. de Savornin Lohman, A.M.J. van Buchem-Spapens, J.C. van Oven en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 14 juli 2006.
Beroepschrift 06‑09‑2005
Heden, de [zesde] september tweeduizend en vijf, ten verzoeke van de naamloze vennootschap HAMPDEN INSURANCE N.V. (voorheen genaamd: Sampo Industrial Insurance N.V.), gevestigd te Rotterdam, te dezer zake woonplaats kiezende aan het Noordeinde nr. 33 te 's‑Gravenhage, ten kantore van de advocaat bij de Hoge Raad, mr. R.S. Meijer, die door mijn verzoekster tot haar advocaat wordt gesteld en aangewezen om als zodanig in de hieronder te noemen cassatieprocedure voor haar op te treden,
Heb ik, HERBERT-JAN BAARS, als toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder werkzaam ten kantore van SYCO PAULUSMA, gerechtsdeurwaarder te Amsterdam, aldaar kantoorhoudende en beiden tevens woonplaats hebbende aan het Tussen Meer 1/B;
AAN:
de rechtspersoon naar buitenlands recht MONDIAL FREIGHT (H.K.) LIMITED, gevestigd te Hong Kong, China, die in appèl alsmede voor deze cassatieprocedure uitdrukkelijk woonplaats heeft gekozen bij haar advocaat en procureur mr. G.J.H de Vos, kantoorhoudende bij Boekel De Nerée N.V. aan het Gustav Mahlerplein 2 te Amsterdam, mitsdien op de voet van art. 63 Rv. aan die gekozen woonplaats mijn exploot doende en afschrift dezes, alsmede van de aangehechte Engelse vertaling ervan, latende aan:
Mevrouw M.A. Schuler, aldaar werkzaam,
AANGEZEGD:
dat mijn verzoekster cassatieberoep instelt tegen het arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, Eerste Meervoudige Burgerlijke Kamer, uitgesproken op 30 juni 2005 onder rolnummer 250/03 en gewezen tussen mijn verzoekster als geïntimeerde (hierna ook: ‘Sampo’) en gerekwireerde ais appellante (hierna ook: ‘MF’).
Voorts heb ik deurwaarder, geheel exploiterende als voormeld met domiciliekeuze en advocaatstelling als voormeld, de gerekwireerde
GEDAGVAARD:
om op vrijdag de dertigste september tweeduizend en vijf, des voormiddags te 10.00 uur, vertegenwoordigd door een advocaat bij de Hoge Raad, te verschijnen ter openbare terechtzitting van de Hoge Raad, alsdan zitting houdende in zijn gebouw aan de Kazernestraat nr. 52 te 's‑Gravenhage, onder aanzegging dat indien gerekwireerde niet aldus vertegenwoordigd op deze eerste of een nader door de Hoge Raad te bepalen roldatum verschijnt, tegen haar verstek zal worden verleend,
TENEINDE:
alsdan aldaar namens mijn verzoekster als eiseres tot cassatie tegen voormeld arrest te horen aanvoeren als
Middel van cassatie:
het Hof heeft in zijn voormelde arrest het recht geschonden en/of wezenlijke vormen verzuimd door te overwegen en op grond daarvan te beslissen als in zijn arrest is weergegeven, zulks om de navolgende, mede in hun onderlinge samenhang te lezen redenen:
Na in r.o. 4.1 te hebben vastgesteld dat Sampo de stelling heeft opgeworpen (zie MvA p. 2, derde alinea en p. 6, alsmede Antwoordakte § 2–3) dat MF's hoger beroep niet-ontvankelijk is, omdat tegen het vonnis a quo — waarin (slechts) het door MF opgeworpen bevoegdheidsincident/-verweer is verworpen en nog geen vordering (in de hoofdzaak, laat staan in het dictum) geheel of gedeeltelijk is toe dan wel afgewezen — als ‘tussenvonnis’ ingevolge art. 337 lid 2 Rv (bij gebreke van door de Rechtbank verleend appèlverlof resp. van toepasselijkheid van art. 75 lid 1 Rv) geen tussentijds hoger beroep open staat, verwerpt het Hof in r.o. 4.2 deze stelling van Sampo inzake MF's niet-ontvankelijkheid, daartoe overwegende:
‘Hoewel het vonnis waarvan beroep een tussenvonnis is in de zin van genoemde wetsbepaling en de rechtbank niet heeft bepaald dat daartegen hoger beroep kan worden ingesteld anders dan tegelijk met dat van het eindvonnis, dient MF naar het oordeel van het hof op gronden van processuele doelmatigheid desondanks in haar beroep te worden ontvangen, nu bij het vonnis waarvan beroep is beslist op de vraag of de Nederlandse rechter bevoegd is van de vordering tegen MF kennis te nemen en tussen partijen niet in geschil is dat een afwijkende beslissing, zo daar in hoger beroep toe wordt gekomen, meebrengt dat de vordering tegen MF tot de bevoegdheid van de rechter in Hong Kong behoort.’
Dit oordeel van r.o. 4.2 is rechtens onjuist, omdat art. 337 lid 2 RV — zoals het Hof zelfs ambtshalve (dus ook zonder Sampo's beroep hierop) had moeten beslissen, nu de appellabiliteit een kwestie van openbare orde is — wel degelijk in de gegeven omstandigheden (geen gedeeltelijk eindvonnis en geen appèlverlof van de Rechtbank) aan MF's tussentijdse appèl in de weg staat.
Dit blijkt onder meer uit HR NJ 2003, 709, waarin een cassatieberoep tegen een tussenarrest waarbij alleen de (door het middel bestreden) bevoegdheid van de Nederlandse rechter was aangenomen, (ambtshalve) niet-ontvankelijk werd verklaard op grond van het met art. 337 lid 2 corresponderende art. 401a lid 2 Rv.
Hetgeen het Hof overweegt over ‘gronden van processuele doelmatigheid’ kan hieraan niet afdoen, nu zulks hooguit voor MF zélf aanleiding had kunnen vormen om aanstonds op voorhand (voorwaardelijk) althans binnen drie maanden na het tussenvonnis alsnog bij de Rechtbank appelverlof te vragen (zie o.a. Parl. Gesch. nieuw Rv, p. 460–461, en HR NJ 2003, 656; RvdW 2004, 20; RvdW 2005,8).
In elk geval mocht het Hof niet louter op de bovengenoemde ‘doelmatigheidsgronden’ MF's appèl ontvankelijk verklaren, zodat zijn bestreden beslissing, voorzover al niet zonder meer onjuist, ontoereikend is gemotiveerd.
Vermelding verdient nog — in verband met art. 401a lid 2 Rv en HR NJ 2005, 142 — dat dezelfde Kamer van het Hof — op schriftelijk verzoek van Sampo's procureur (bij 's Hofs griffie ingekomen op 22 juli 2005) en na kennisneming van de schriftelijke reactie hierop van MF's procureur (bij 's Hofs griffie ingekomen op 29 juli 2005) — bij nader (tussen)arrest d.d. 4 augustus 2005 heeft beslist:
‘… dat van het arrest dat op 30 juni 2005 tussen partijen is gewezen, tussentijds beroep in cassatie kan worden ingesteld.’
MITSDIEN:
het de Hoge Raad moge behagen 's Hofs hierboven bestreden arrest te vernietigen met zodanige verdere voorziening, mede ten aanzien van de kosten, als de Hoge Raad juist zal oordelen.
Kosten dezes zijn voor mij, deurwaarder: [Euro 71,93]