RvdW 2006, 289
Arbitraal beding; exceptie van onbevoegdheid ex art. 1022 lid 1 Rv; ontvankelijkheid cassatieberoep tegen arrest waarbij tussentijds appel tegen vonnis waarin exceptie werd verworpen, niet-ontvankelijk is verklaard.
HR 17-03-2006, ECLI:NL:HR:2006:AU8325
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
17 maart 2006
- Magistraten
Mrs. O. de Savornin Lohman, A.M.J. van Buchem-Spapens, P.C. Kop, W.A.M. van Schendel, W.D.H. Asser
- Zaaknummer
C05/031HR
- Conclusie
A-G Strikwerda
- LJN
AU8325
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Burgerlijk procesrecht / Arbitrage
Burgerlijk procesrecht / Cassatie
Burgerlijk procesrecht / Hoger beroep
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2006:AU8325, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 17‑03‑2006
ECLI:NL:HR:2006:AU8325, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 17‑03‑2006
Beroepschrift, Hoge Raad, 18‑01‑2005
- Wetingang
Essentie
Arbitraal beding; exceptie van onbevoegdheid ex art. 1022 lid 1 Rv; ontvankelijkheid cassatieberoep tegen arrest waarbij tussentijds appel tegen vonnis waarin exceptie werd verworpen, niet-ontvankelijk is verklaard.
Een vonnis in een incident waarin de rechter een beroep op zijn onbevoegdheid verwerpt, is een tussenvonnis. Indien tegen dat vonnis tussentijds beroep wordt ingesteld en de appellant in dit beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard, is het desbetreffende arrest een tussenarrest, waarvan ingevolge art. 401a lid 2 Rv tussentijds cassatieberoep is uitgesloten, tenzij de rechter anders heeft bepaald. Aan deze, in verband met de vereiste rechtszekerheid op dit punt strakke, ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.