Einde inhoudsopgave
De procesovereenkomst (BPP nr. XIII) 2012/6.3.2.2
6.3.2.2 Invulling in het Nederlandse recht; arbitrage
M.W. Knigge, datum 24-10-2012
- Datum
24-10-2012
- Auteur
M.W. Knigge
- JCDI
JCDI:ADS390719:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
HR 25 mei 2007, NJ 2007, 294 (Spaanderman/Anova), r.o. 3.5; HR 24 april 2009, NJ 2010,171, m.nt. H.J. Snijders (IMS/Modsaf c.s. II), r.o. 4.3.1.
HR 29 juni 2007, NJ2008, 177, m.nt. H.J. Snijders en J. Legemaate, r.o. 3.3.4.
HR 29 januari 2010, NJ 2011, 270, m.nt. H.J. Snijders (Van Wassenaer van Catwijck/Knowsley), r.o. 3.4; HR 24 april 2009, NJ 2010,171, m.nt. H.J. Snijders (IMS/Modsaf c.s. II), r.o. 4.3.3.
Zie ook Kuijer 2004, p. 71-72,143; Lawson 1996, p. 162.
HR 25 mei 2007, NJ 2007, 294 (Spaanderman/Anova), r.o. 3.5; HR 24 april 2009, NJ 2010,171, m.nt. H.J. Snijders (IMS/Modsaf c.s. II), r.o. 4.3.1.
Noot Snijders bij HR 17 januari 2003, NJ 2004, 384, m.nt. HJS (IMS/Modsaf c.s. I), nr. 8.
Zie bijv. Kuijer 2004, p. 143; Lawson 1996, p. 163-164; Snijders 1988, p. 406; Wiarda 1988, p. 426427; Frumer 2001, p. 118, nr. 160.
Duidelijk is dat de enkele overeenkomst tot arbitrage nog geen afstand van alle fundamentele rechten beschermd door artikel 6 EVRM inhoudt. In de wettelijke regeling rond arbitrage is immers expliciet een aantal fundamentele beginselen neergelegd. Zo bepaalt artikel 1039 lid 1 Rv onder meer dat partijen op voet van gelijkheid worden behandeld. Ook kent de wet een aantal bepalingen dat de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van arbiters moet waarborgen (zie bijvoorbeeld artikel 1028 en 1033 e.v. Rv). Verder kan tenuitvoerlegging van een arbitraal vonnis worden geweigerd indien het vonnis, of de wijze waarop dit tot stand kwam, kennelijk in strijd is met de openbare orde of de goede zeden (zie artikel 1063 lid 1 Rv). Strijd met de openbare orde of de goede zeden is ook grond voor vernietiging van een arbitraal vonnis (zie artikel 1065 lid 1 sub e Rv). In dit verband is van belang dat de Hoge Raad heeft geoordeeld dat voor een terughoudende toepassing van artikel 1065 lid 1 sub e Rv geen plaats is in geval van strijd met het recht van hoor en wederhoor.1 Door de Hoge Raad is bovendien erkend dat de arbitrageprocedure als geheel moet voldoen aan de eisen van een eerlijk proces.2 De wettelijke regeling van het arbitrale geding wordt volgens de Raad mede gekenmerkt door een, ten opzichte van het voor de overheidsrechter gevoerde geding, grote(re) vrijheid van arbiters om de rechtsgang in te richten, mits de fundamentele rechten van procespartijen worden gewaarborgd.3
Toch mag mijns inziens hieruit niet worden afgeleid dat de fundamentele rechten zoals die gelden in de overheidsprocedure onverkort van toepassing zijn op een arbitraal geding. Duidelijk is dat bepaalde beginselen een andere invulling krijgen dan bij de overheidsrechter. Dit geldt bijvoorbeeld voor het vereiste van behandeling door een onafhankelijk en onpartijdig gerecht. Arbiters worden immers in principe door partijen benoemd, hetgeen uiteraard niet mogelijk is in het kader van de overheids-rechtspraak.4 Daarnaast is wellicht van belang dat volgens de Hoge Raad niet iedere schending van een in de arbitrageprocedure geldende procedureregel tot vernietiging van het arbitrale vonnis behoeft te leiden. Zelfs indien schending van procedureregels ertoe leidt dat sprake is van strijd met de beginselen van een goede procesorde, moet artikel 1065 lid 1 sub e Rv naar zijn aard met terughoudendheid worden toegepast.5 Of iedere schending van fundamentele beginselen leidt tot vernietigbaarheid, is dan ook de vraag. Volgens Snijders hoeft dit niet het geval te zijn. Hij wijst erop dat vernietiging wegens schending van het beginsel van behandeling binnen een redelijke termijn wel heel pijnlijk zou uitwerken.6 Overigens betekent het feit dat schending van een bepaalde regel niet leidt tot vernietigbaarheid, nog niet dat deze regel niet in acht hoeft te worden genomen. Zo is denkbaar dat deze regel op een andere manier gewaarborgd wordt. Schending van de redelijke termijn levert wellicht geen grond op voor vernietiging van de beslissing, maar een partij kan op grond van artikel 1031 lid 2 Rv wel verzoeken de opdracht van het scheidsgerecht te beëindigen indien het zijn opdracht op onaanvaardbaar trage wijze uitvoert.
Geconcludeerd kan worden dat fundamentele rechten in ieder geval tot op zekere hoogte gelden in de arbitrageprocedure. Partijen hebben met de enkele overeenkomst tot arbitrage deze beginselen niet volledig aan de kant gezet. Hierna zal onderzocht worden hoe dit uitgangspunt uitwerkt voor de verschillende specifieke beginselen. Verder rijst de vraag, of partijen door middel van een expliciete overeenkomst fundamentele rechten buiten toepassing kunnen laten. Het is duidelijk dat zij deze mogelijkheid tot op zekere hoogte inderdaad hebben. Zo wordt over het algemeen aangenomen dat partijen het recht op een openbare behandeling kunnen uitsluiten.7 Ook op de vraag hoever deze vrijheid van partijen precies reikt, wordt hierna ingegaan.