Einde inhoudsopgave
RvdW 2016/63
Onvoldoende belang bij klacht over niet naleven van art. 359 lid 3 Sv
HR 01-12-2015, ECLI:NL:HR:2015:3434
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
1 december 2015
- Magistraten
Mrs. A.J.A. van Dorst, E.S.G.N.A.I. van de Griend, E.F. Faase
- Zaaknummer
14/02320
- Conclusie
A-G mr. E.J. Hofstee
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Juridische beroepen / Rechter
Staatsrecht / Rechtspraak
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2015:3434, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 01‑12‑2015
ECLI:NL:PHR:2015:2329, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 10‑11‑2015
Beroepschrift, Hoge Raad, 16‑09‑2014
- Wetingang
Art. 359 lid 3 WvSv, art. 80a Wet RO
Essentie
Hof heeft volstaan met opgave bewijsmiddelen hoewel de raadsman vrijspraak heeft bepleit. Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie, gezien art. 80a RO, niet-ontvankelijk. Verdachte’s belang bij de terecht voorgestelde klacht over het niet naleven van art. 359 lid 3, tweede volzin, Sv is niet evident nu verdachte in hoger beroep het feit kennelijk heeft bekend, het hof het door de raadsman tot vrijspraak strekkende verweer gemotiveerd heeft verworpen en de schriftuur geen toelichting over dit belang bevat.
Partij(en)
Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.