Einde inhoudsopgave
De exhibitieplicht (BPP nr. X) 2010/3.10.2
3.10.2 Terugdringing van de verplichte, spontane verstrekking tot informatie die het eigen standpunt ondersteunt
mr. J. Ekelmans, datum 02-12-2010
- Datum
02-12-2010
- Auteur
mr. J. Ekelmans
- JCDI
JCDI:ADS377092:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Marcus 1999, p. 165.
Willging e.a. 1998, p. 527.
Kakalik e.a. 1998, p. 636.
Marcus 1999, p. 171.
Marcus 1999, p. 172.
Federal Rules of Civil Procedure 26 (1) (a) (1) initial disclosure en 26 (2) disclosure of expert testimony.
Een verzekeringsovereenkomst moest al sinds 1970 op verzoek verstrekt worden. Dat betekent echter niet dat deze altijd als bewijsmiddel gebruikt mag worden: Rules of Evicence 411 brengt met zich dat deze informatie niet gebruikt mag worden bij een discussie of er wel of niet sprake is van aansprakelijkheid, omdat een jury door deze wetenschap op onjuiste wijze beïnvloed zou kunnen worden.
De wijzigingen in de regels over discovery waren tot dusverre doorgaans vooral gebaseerd op opvattingen over wat zou moeten behoren, niet op empirische gegevens over hetgeen feitelijk gebeurde of zoals Marcus schrijft:
"Actually, most procedural reform in America (and probably elsewhere) has been based on armchair empiricism."1
Voordat weer ingrijpende herzieningen zouden plaatsvinden, gaf het Federal Judicial Center daarom opdracht tot het verrichten van empirisch onderzoek. De onderzoekers constateren dat document discovery de meest gebruikte vorm van discovery is en dat de kosten daarvan in de regel redelijk beperkt zijn. De bevindingen van het onderzoek staan haaks op "conventional wisdom" dat discovery wordt misbruikt, te veel tijd kost, te weinig oplevert en te duur is. De onderzoekers vatten de uitkomsten van empirisch onderzoek als volgt samen:
"In contrast to this picture of discovery, empirical research over the last three decades has shown consistently that voluminous discovery tends to be related to case character-istics such as complexity and case type, that the typical case has relatively little dis-covery, conducted at costs that are proportionate to the stakes of the litigation, and that discovery generally - but with notable exceptions - yields information that aids in the just disposition of cases. The results of the FJC study reported in this Article are, for the most part consistent with those findings."2
Een ongeveer gelijktijdig verschenen onderzoek bevat de vergelijkbare conclusie dat de anecdotische "parade of horribles" slechts te ontlenen valt aan een minderheid van de zaken en merkt op:
"The findings suggest that policymakers should consider focusing discovery rule changes and discovery management on the types of cases likely to have high discovery costs, and the discovery practices that are likely to generate those high costs."3
De behoefte aan wijzigingsvoorstellen bleef dan ook beperkt. Het Committee wilde wel weer landelijke uniformiteit bereiken en koos daarom voor het beperken van de reikwijdte van de initial discovery.4 Met de wijziging in 2000 verviel dat disclosure moest betreffen "facts alleged with particularity in the pleadings". In plaats daarvan werd bepaald, dat bij de initial disclosure slechts verstrekt behoeven te worden documents "a party may use to support its claim or defense". Daarmee verdween de steen des aanstoots uit 1993, de verplichting om ook informatie te verstrekken die schadelijk was voor de eigen positie. Tegelijkertijd werd slechts een beperkt aantal procedures uitgezonderd van toepassing van deze regeling en werd individuele gerechtelijke colleges de mogelijkheid ontnomen om uitzonderingen op dit regime toe te staan. Een uniform regime was aldus gerealiseerd.
Daarnaast zorgde voor een verdere beperking de keuze voor de formulering dat de verplichting tot verstrekking van informatie betrof informatie " relevant to any party's claim or defense" in plaats van "relevant to the subject matter involved in the pending action". Die beperking kon echter wel door de rechter opgeheven worden, want de Rules bepalen ook:
"For good cause the court may order discovery of any matter relevant to the subject matter in the action."
Uit de toelichting blijkt dat wordt onderkend dat het verschil tussen beide criteria "cannot be determined with precision".5
Sindsdien geldt dat ongevraagd verstrekt moeten worden,6 kort gezegd,
de namen en adressen van personen die naar verwachting beschikken over informatie die in discovery mag worden verkregen;
informatie over documenten, elektronisch opgeslagen informatie en voorwerpen die de betrokken partij zou kunnen gebruiken om haar vordering of verweer te onderbouwen;
een schadeberekening met onderliggende bewijsmiddelen ter onderbouwing van de schadeberekening;
verzekeringsovereenkomsten op grond waarvan een verzekeraar gehouden zou kunnen zijn schade te vergoeden;7en
de naam van deskundigen waarop de betrokken partij zich mogelijk zal beroepen met een van hen afkomstig rapport.