Einde inhoudsopgave
Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie
Artikel 50
Geldend
Geldend vanaf 01-11-2013
- Redactionele toelichting
Wordt toegepast vanaf 01-01-2014.
- Bronpublicatie:
22-10-2013, PbEU 2013, L 287 (uitgifte: 29-10-2013, regelingnummer: 1023/2013)
- Inwerkingtreding
01-11-2013
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
22-10-2013, PbEU 2013, L 287 (uitgifte: 29-10-2013, regelingnummer: 1023/2013)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
Ambtenarenrecht / Bijzondere onderwerpen
Iedere ambtenaar die tot het hoger leidinggevend personeel in de zin van artikel 29, lid 2, behoort kan bij besluit van het tot aanstelling bevoegde gezag om redenen van dienstbelang zijn ambt worden ontheven.
Deze ontheffing heeft niet het karakter van een tuchtrechtelijke maatregel.
De ambtenaar die aldus van zijn ambt wordt ontheven en niet wordt tewerkge steld in een ander ambt dat met zijn rang overeenkomt, geniet een vergoeding die wordt berekend overeenkomstig bijlage IV.
Het bedrag van de inkomsten die de betrokkene in een nieuwe werkkring gedurende dit tijdvak geniet, wordt in mindering gebracht op de in de vorige alinea bedoelde vergoeding, voor zover deze inkomsten te zamen met deze vergoeding meer bedragen dan de laatste totale bezoldiging van de ambtenaar, vastgesteld op de grondslag van de salaristabel, die van toepassing is op de eerste dag van de maand waarover de vergoeding moet worden vastgesteld.
De betrokkene legt op verzoek schriftelijke bewijsstukken over en stelt zijn instelling op de hoogte van iedere omstandigheid die van invloed kan zijn op zijn recht op de vergoeding.
Op de vergoeding wordt geen aanpassingscoëfficiënt toegepast.
De derde, vierde en vijfde alinea van artikel 45 van bijlage VIII zij van overeenkomstige toepassing.
Na afloop van het tijdvak waarin hij recht op deze vergoeding had, verkrijgt de ambtenaar, mits hij de leeftijd van 58 jaar heeft bereikt, recht op pensioen, zonder dat de in artikel 9 van bijlage VIII bedoelde verlaging wordt toegepast.