Toetsing van besluiten in het rechtspersonenrecht
Einde inhoudsopgave
Toetsing van besluiten in het rechtspersonenrecht (IVOR nr. 89) 2012/:Verhandeling
Toetsing van besluiten in het rechtspersonenrecht (IVOR nr. 89) 2012/
Verhandeling
Documentgegevens:
A.J.M. Klein Wassink, datum 14-05-2012
- Datum
14-05-2012
- Auteur
A.J.M. Klein Wassink
- JCDI
JCDI:ADS593857:1
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht (V)
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Artikel 46a WvK bood de rechter een beperkt instrumentarium. Als een van de op basis van art. 46a WvK aangenomen gronden zich voordeed, te weten niet op regelmatige wijze of zonder de vereiste medewerking van de aandeelhouders tot stand gekomen, was een besluit nietig, ongeacht welke regel bij de totstandkoming van een besluit werd overtreden.
De regels over de totstandkoming van besluiten, zoals die in het WvK waren vastgelegd, zagen slechts op (deel)aspecten van de totstandkoming. Daarbij zou passen dat de sanctie op het niet naleven van die regels rekening zou houden met de aard van de overtreden regel of de ernst van de overtreding.1 Uit de tekst van art. 46a lid 2 WvK volgde dat echter niet. Als een besluit genomen was in een algemene vergadering waarvoor de meerderheidsaandeelhouder niet was opgeroepen, kon met een beroep op art. 46a WvK de nietigheid van dat besluit worden ingeroepen. Als een besluit genomen was in een vergadering waarvoor de houder van slechts één aandeel - die in feite niets in te brengen had - niet was opgeroepen kon eveneens op grond van art. 46a lid 1 WvK een beroep gedaan worden op de nietigheid van het besluit. In beide gevallen was het besluit in de in art. 46a WvK gebruikte terminologie nietig. De rechter betoonde zich echter bij de toepassing van art. 46a WvK soepel en besliste bijvoorbeeld dat een beroep op ongeldige stemmen niet tot nietigverklaring van een besluit zou kunnen leiden als dat besluit ook zonder de ongeldige stemmen genomen zou zijn.2