Einde inhoudsopgave
De overeenkomst in het insolventierecht (R&P nr. InsR3) 2012/5.3.2.3.2
5.3.2.3.2 Knowhowlicenties
mr. T.T. van Zanten, datum 14-09-2012
- Datum
14-09-2012
- Auteur
mr. T.T. van Zanten
- JCDI
JCDI:ADS383156:1
- Vakgebied(en)
Insolventierecht / Faillissement
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
Voetnoten
Voetnoten
Zie Huydecoper 2008c, p. 158.
Zie Huydecoper 2008b, p. 659-660.
De toevoeging dat de curator alleen niet de mogelijkheid heeft om te wanpresteren onder de knowhowlicentie indien de licentiehouder zelf aan diens verplichtingen blijft voldoen, is belangrijk. Zij onderstreept dat het in de visie van Huydecoper niet gaat om een feitelifte onmogelijkheid die verband houdt met het bijzondere karakter van de knowhowlicentie (indien de licentiehouder niet aan zijn verplichtingen voldoet, kan de curator hem immers wél het overeengekomen gebruik ontzeggen), maar om een daarmee verband houdende juridische onmogelijkheid, die is gegrond op wat in de ogen van Huydecoper kennelijk de essentie van het Nebula-arrest is.
Zie Huydecoper 2008b, p. 660. Ook zijn conclusie voor }IR 3 november 2006, NJ 2007, 155, m.nt. PvS (Nebula), onder 20, ging al in deze richting. Kennelijk instemmend: Schainck 2009, p. 298.
Zie ook Huydecoper 2008b, p. 657, noot 21.
Zie Wessels Insolventierecht II 2012, par. 2014.
Een buitenbeentje onder de licenties, althans vanuit vermogensrechtelijk perspectief, is de zogeheten knowhowlicentie. Met de term 'knowhow' wordt gedoeld op geheime informatie die zich leent voor praktische toepassing en die niet valt onder het bereik van een (ander) erkend IE-recht, zoals bijvoorbeeld een recht van octrooi. Informatie — en dus ook knowhow — is geen 'goed' in de zin van art. 3:1 BW. Informatie is 'vrij' en mag in beginsel door eenieder die erover beschikt, worden toegepast.1 Anders dan de rechthebbende tot bijvoorbeeld een octrooi-of auteursrecht beschikt de 'bezitter' van knowhow niet over een absoluut recht waarop hij zich kan beroepen jegens derden die de betreffende informatie zonder zijn toestemming gebruiken. De reden waarom die informatie niet door derden kan worden toegepast, is in een voorkomend geval van louter feitelijke aard: zij is hun niet bekend. Dit maakt de knowhowlicentie tot een wezenlijk andere rechtsfiguur dan de licentie onder de meeste andere IE-rechten. Knowhowlicenties voorzien in een feitelijke kennisoverdracht, met daaraan in de regel gekoppeld de verplichting tot staking van het gebruik indien de licentie eindigt en — uiteraard tot verdere geheimhouding.2
Heeft de afwijkende vermogensrechtelijke status van knowhow consequenties voor de wijze waarop knowhowlicenties in faillissement dienen te worden bejegend? Naar de mening van Huydecoper is dat het geval. Hoewel de regels uit het Nebula-arrest in zijn visie tevens voor licenties opgaan, moet de curator van de knowhowlicentiegever volgens Huydecoper niet in staat worden geacht de licentienemer zijn gebruiksrecht te ontnemen, zolang althans die laatste zijn verplichtingen onder de licentie blijft nakomen.3 In dit kader acht hij doorslaggevend dat bij de knowhowlicentie de goederenrechtelijke basis, zoals die bij licenties onder de overige rechten van intellectuele eigendom bestaat, ontbreekt. Hierdoor valt geen recht aan te wijzen waarop de curator zich kan beroepen om de licentienemer het verdere gebruik van de knowhow te beletten, aldus nog steeds Huydecoper.4 Goed beschouwd geeft Huydecoper hiermee te kennen wat in zijn optiek de essentie is van het Nebula-arrest: de curator moet tot de boedel behorende goederenrechtelijke rechten kunnen uitoefenen zonder daarbij te worden gehinderd door op die rechten 'drukkende' obligatoire aanspraken van een derde, welke aanspraken via het proces van verificatie en uitdeling behoren te worden afgewikkeld.5 In deze visie staat niets eraan in de weg dat obligatoire rechten tijdens faillissement buiten de verificatievergadering om worden geïncasseerd zolang de boedel daar géén goederenrechtelijk recht tegenover kan stellen. In een in alle opzichten obligatoire context zoals bij de knowhowlicentie het geval is (veel andere voorbeelden laten zich mijns inziens niet denken), heeft de licentienemer dan weinig van het Nebula-arrest te vrezen.
Mij lijkt dit geen uitgemaakte zaak. In het Nebula-arrest oordeelde de Hoge Raad heel in het algemeen dat een partij bij een duurovereenkomst zijn rechten uit die overeenkomst tijdens faillissement niet mag blijven uitoefenen, omdat anders de gelijkheid van schuldeisers op onaanvaardbare wijze wordt doorbroken. Tegen die achtergrond valt niet direct in te zien waarom voor de licentienemer onder een knowhowlicentie iets anders zou gelden. In § 5.2.1 heb ik verdedigd dat de regel uit het Nebula-arrest in de eerste plaats dient te worden gezien als een uitwerking van het fixatiebeginsel, dat zich ertegen verzet dat obligatoire aanspraken buiten de verificatievergadering om worden geïncasseerd indien het verhaal van de gezamenlijke schuldeisers daardoor wordt aangetast. Dit laatste kan ook in geval van een knowhowlicentie aan de orde zijn. Knowhow is dan wellicht niet als `goed' en vermoedelijk ook niet (steeds) als vermogensrecht in de zin van art. 3:6 BW te bestempelen, zij heeft wel degelijk waarde en pleegt in de regel als vallend onder het faillissementsvermogen door de curator te gelde te worden gemaakt.6 Indien de licentienemer na datum faillissement gebruik blijft maken van tot de boedel behorende knowhow, kan dat dus ten koste gaan van het verhaal van de schuldeisers. Om die reden acht ik verdedigbaar dat de curator met het Nebulaarrest in de hand ook de houder van een knowhowlicentie kan dwingen het overeengekomen gebruik voor de duur van het faillissement te staken.
In praktische zin lijkt dit overigens van betrekkelijk weinig gewicht. Ook indien de knowhowlicentienemer niet door het faillissement van de licentiegever zou worden geraakt, geldt dat de curator — uitzonderingen daargelaten — ook zelf over de desbetreffende knowhow zal kunnen beschikken en die door 'verkoop', licentieverlening of anderszins lonend kan maken. De reeds verstrekte licentie zou in dat geval slechts verhinderen dat de curator de knowhow gedurende het faillissement op exclusieve basis licentieert.