Einde inhoudsopgave
Bindend advies (O&R nr. 74) 2012/5.4.3.1
5.4.3.1 Algemeen
Pauline Elisabeth Ernste, datum 01-07-2012
- Datum
01-07-2012
- Auteur
Pauline Elisabeth Ernste
- JCDI
JCDI:ADS357142:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Alternatieve geschillenbeslechting
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
Voetnoten
Voetnoten
Pitlo/Hidma & Rutgers 2004, nr. 80; en Stein/Rueb 2011, p. 168. Ahsmann merkt echter wel op dat vanuit de praktijk de indruk bestaat dat in eerste aanleg een vermindering van het aantal enquêtes heeft plaatsgevonden (Ahsmann 2010, p. 25).
Snijders, Klaassen & Meijer 2011, nr. 221.
Zie over de psychologische processen bij bewijslevering door middel van getuigen Wigboldus 2010, p. 45-55.
Asser, Groen & Vranken 2003, p. 83; en Ahsmann 2010, p. 24-25; en Snijders, Klaassen & Meijer 2011, nr. 220.
Zie wat betreft het kort geding HR 15 maart 1968, NJ 1968/228; HR 12 december 1975, NJ 1976/495 m.nt. Heemskerk. Wat betreft de verzoekschriftprocedure ex 7:685 BW verwijs ik naar Luttmer-Kat, Arbeidsovereenkomstenrecht, art. 7:685 BW, aant. 4.12.5; en Van der Meer 2006, p. 284 en 289-292.
Blaauw 2002, p. 159.
Fung Fen Chung 2004, p. 155.
Veelal kan het bewijs niet enkel door geschriften worden geleverd. Andere vormen van bewijslevering zijn dan noodzakelijk. Getuigenbewijs speelt in de dagvaardingsprocedure een belangrijke rol.1 Op basis van gevoerde gesprekken met rechters bestaat de indruk dat in verzoekschriftprocedures minder gebruik wordt gemaakt van bewijslevering door middel van getuigen. De overheidsrechter kan uit eigen beweging bewijslevering door het horen van getuigen gelasten. Indien de overheidsrechter niet ambtshalve getuigenbewijs wil gelasten, hebben partijen toch recht op het leveren van bewijs door getuigen indien zij daartoe een adequaat bewijsaanbod hebben gedaan (art. 166 lid 1 Rv). In de jurisprudentie is uitgewerkt aan welke voorwaarde een adequaat bewijsaanbod dient te voldoen. Een bewijsaanbod dient allereerst ter zake dienend te zijn. Een bewijsaanbod is niet ter zake dienend wanneer bewijs wordt aangeboden van een feit dat niet bewezen hoeft te worden omdat dit al vaststaat of dat irrelevant is voor de beslissing van de zaak. Voorts dient het bewijsaanbod niet te vaag te zijn. Zo is een bewijsaanbod te vaag wanneer eiser bewijs aanbiedt door ‘alle middelen rechtens’. De overheidsrechter mag een bewijsaanbod niet passeren op grond van een prognose omtrent het resultaat van het getuigenverhoor. De waardering van het getuigenverhoor dient pas aan de orde te komen na het getuigenverhoor.2 Indien een bewijsaanbod adequaat is, is de overheidsrechter dus verplicht het aanbod tot getuigenbewijs te honoreren. In de literatuur zijn een aantal kanttekeningen geplaatst bij het gebruik van getuigenbewijs in de civiele procedure bij de overheidsrechter. Zo wordt wel gesteld dat getuigenbewijs weinig oplevert in het kader van de waarheidsvinding. Hierbij wordt niet alleen gewezen op leugenachtige getuigen of het feilbare en gekleurde geheugen van getuigen, maar ook op de vraag of getuigen de gestelde vragen hebben begrepen, en de beperkte verslaglegging van het verhoor door de overheidsrechter.3 Daarbij komt dat het horen van getuigen een enorme tijdsinvestering vergt door het ´rondje´ van enquête, contra-enquête gevolgd door de gebruikelijke conclusies na enquête en de wijze waarop dit wordt ingepland en wordt georganiseerd.4 De kortgedingrechter en de kantonrechter in de verzoekschriftprocedure ex art. 7:685 BW zijn niet gebonden aan het in art. 166 Rv neergelegde recht op getuigenverhoor en de daarbij behorende de rechtspraak.5 In deze procedures vindt ook zelden een formeel getuigenverhoor plaats. Veelal worden naar de mondelinge behandeling personen meegenomen die door de kortgedingrechter of door de kantonrechter in de art. 7:685 BW-procedure als informanten informeel worden gehoord.6
In de arbitrale procedure neemt naast de bewijslevering door schriftelijke stukken, getuigenbewijs een belangrijke plaats in.7 In het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering zijn ook enkele bepalingen opgenomen betreffende het horen van getuigen door het scheidsgerecht. Door het ontbreken van een wettelijk formele regeling voor bindend advies in het Wetboek voor Burgerlijke Rechtsvordering, bestaat er ook voor het horen van getuigen in de bindend-adviesprocedure geen regeling in de wet. In de reglementen van de geschillencommissies voor consumentenzaken zijn wel enkele bepalingen opgenomen betreffende bewijslevering door getuigen. Uit door mij verricht onderzoek komt naar voren dat in geval van ad hoc bindend advies, in de gevallen waar aan bewijslevering wordt toegekomen, het eveneens voorkomt dat bewijslevering plaatsvindt door middel van getuigen. In deze paragraaf staat de rol van getuigenbewijs in de bindend-adviesprocedure centraal.