Einde inhoudsopgave
Bindend advies (O&R nr. 74) 2012/5.4.3.6
5.4.3.6 Schriftelijke getuigenverklaringen
Pauline Elisabeth Ernste, datum 01-07-2012
- Datum
01-07-2012
- Auteur
Pauline Elisabeth Ernste
- JCDI
JCDI:ADS357143:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Alternatieve geschillenbeslechting
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
Voetnoten
Voetnoten
HR 24 januari 2003, NJ 2003/166, r.o. 3.5. Door de Rechtbank Rotterdam is echter in 2004 in samenwerking met de Raad van Toezicht van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam een Regeling inzake Kantoorverklaringen (ook wel afgekort als ‘RiK’) tot stand gebracht, met voornamelijk als doel de achterstanden bij de rechtbank terug te dringen. Deze regeling maakt het mogelijk om gebruik te maken van schriftelijke verklaringen die niet zijn afgelegd ten overstaan van de overheidsrechter, maar in aanwezigheid van de advocaten van beide partijen. De schriftelijke verklaringen kunnen op basis van deze regeling in de procedure worden ingebracht en worden beschouwd als een getuigenverklaring afgelegd ten overstaan van de rechter-commissaris. De Regeling inzake Kantoorverklaringen van 15 januari 2004 is te raadplegen via www.advocatenorde-rotterdam.nl. Kritisch over deze regeling De Boer & Ynzonides 2004, p. 634-637. In de praktijk is van deze regeling echter weinig gebruik gemaakt en lijkt de regeling een stille dood te zijn gestorven (Ahsmann 2010, p. 26).
Vgl. De Boer & Ynzonides 2004, p. 635; en Stubenrouch 2005, p. 74.
In voorgaande paragrafen is uitgegaan van de situatie dat getuigenbewijs wordt geleverd door middel van het horen van getuigen ten overstaan van de bindend adviseur. In het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering worden onder getuigen slechts verstaan diegenen die als zodanig ten overstaan van de overheidsrechter in het geding een mondelinge verklaring afleggen.1 Het is in de civiele procedure bij de overheidsrechter overigens wel mogelijk dat partijen schriftelijk getuigenverklaringen inbrengen door deze toe te voegen aan het procesinleidende stuk dan wel aan de conclusies van antwoord of het verweerschrift of later bij nadere conclusie of akte. Dit wordt echter strikt genomen niet als getuigenbewijs aangemerkt, maar als schriftelijk bewijs. Uit gesprekken met bindend adviseurs blijkt dat in de praktijk bewijslevering ook plaatsvindt door middel van schriftelijke getuigenverklaringen. Zo komt het in verzekeringszaken voor dat in geval van een bedrijfsongeval schriftelijke getuigenverklaringen worden overgelegd van het verhoor ten overstaan van de inspecteur van de bedrijfsinspectie. Een voordeel van bewijslevering door middel van schriftelijke getuigenverklaringen is dat het tijdwinst oplevert doordat de getuigen niet ter zitting hoeven te worden gehoord. Nadeel van schriftelijke getuigenverklaringen is dat zowel de wederpartij als de bindend adviseur de getuige geen vragen heeft kunnen stellen.2 Om deze reden zouden mijns inziens schriftelijke verklaringen slechts ter voorbereiding van het getuigenverhoor moeten dienen. Het overleggen van schriftelijke getuigenverklaringen voorafgaand aan de zitting kan een bijdrage leveren aan een efficiënter getuigenverhoor doordat de bindend adviseur op de zitting gerichter vragen kan stellen, waardoor tijd wordt bespaard.