Bindend advies
Einde inhoudsopgave
Bindend advies (O&R nr. 74) 2012/5.5:5.5 Voorlopige bewijslevering in de bindend-adviesprocedure
Bindend advies (O&R nr. 74) 2012/5.5
5.5 Voorlopige bewijslevering in de bindend-adviesprocedure
Documentgegevens:
Pauline Elisabeth Ernste, datum 01-07-2012
- Datum
01-07-2012
- Auteur
Pauline Elisabeth Ernste
- JCDI
JCDI:ADS361987:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Alternatieve geschillenbeslechting
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
HR 24 maart 1995, NJ 1998/414 m.nt. Vlas.
Vgl. Fung Fen Chung 2004, p. 168.
Snijders, Klaassen & Meijer 2011, nr. 232.
Vgl. Fung Fen Chung 2004, p. 168.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Voorlopige bewijslevering ten overstaan van de bindend adviseur kan slechts plaatsvinden gedurende de bindend-adviesprocedure. Vanaf het moment dat de bindend-adviesprocedure aanhangig is en de bindend adviseurs zijn benoemd, kunnen getuigen worden gehoord en deskundigen worden ingeschakeld en kan een partij hiertoe een verzoek indienen. In de civiele procedure bij de overheidsrechter heeft voorlopige bewijslevering tot doel het voorkomen van het verlies van een bewijsmiddel, maar ook belanghebbenden bij een eventueel naderhand bij de burgerlijke rechter aanhangig te maken geding de gelegenheid te bieden vooraf opheldering te verkrijgen omtrent de feiten, om zo de belanghebbenden beter in staat te stellen hun positie te beoordelen, met name ook ten aanzien van de vraag tegen wie het geding moet worden aangespannen.1 Doordat de voorlopige bewijslevering ten overstaan van de bindend adviseur slechts gedurende de bindend-adviesprocedure kan plaatsvinden, kan voorlopige bewijslevering ten overstaan van de bindend adviseur uitsluitend dienen ter voorkoming van het verlies van het bewijsmiddel.2
In de civiele procedure bij de overheidsrechter heeft een belanghebbende een ruime toegang tot voorlopige bewijslevering. In de regel zal een ter zake dienend en een voldoende concreet verzoek tot een voorlopig getuigenverhoor of een voorlopig deskundigenbericht met het oog op een te voeren of een aanhangige procedure bij de overheidsrechter worden gehonoreerd. Van een discretionaire bevoegdheid waar de tekst van art. 186 lid 1 en art. 201 lid 1 Rv op lijkt te wijzen, is in de praktijk geen sprake.3 De bindend adviseur heeft meer ruimte om een verzoek tot voorlopige bewijslevering af te wijzen. De bindend adviseur is in beginsel niet gebonden aan art. 186 lid 1 en art. 201 lid 1 Rv en de daarbij behorende rechtspraak. Hierdoor kan de toegang tot voorlopige bewijslevering beperkter zijn dan bij de overheidsrechter. Mijns inziens zou de bindend adviseur, mede gelet op het doel van voorlopige bewijslevering in de bindend-adviesprocedure, het verzoek tot voorlopige bewijslevering slechts moeten toewijzen wanneer niet kan worden gewacht tot een eventuele bewijsopdracht in de bindend-adviesprocedure.4
Wat betreft het verloop van een voorlopig getuigenverhoor en de totstandkoming van een voorlopig deskundigenbericht bestaat geen verschil met een ‘gewoon’ getuigenverhoor of een ‘gewoon’ deskundigenbericht in de bindend-adviesprocedure (§ 5.4.3 en § 5.4.4).