Einde inhoudsopgave
Kaderbesluit 2008/947/JBZ inzake de toepassing van het beginsel van de wederzijdse erkenning op vonnissen en proeftijdbeslissingen met het oog op het toezicht op proeftijdvoorwaarden en alternatieve straffen
Artikel 17 Verplichtingen van de betrokken autoriteiten in het geval dat de beslissingsstaat bevoegd is vervolgbeslissingen te nemen
Geldend
Geldend vanaf 16-01-2024
- Bronpublicatie:
13-12-2023, PbEU L 2023, 2023/2843 (uitgifte: 27-12-2023, regelingnummer: 2023/2843)
- Inwerkingtreding
16-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-12-2023, PbEU L 2023, 2023/2843 (uitgifte: 27-12-2023, regelingnummer: 2023/2843)
- Vakgebied(en)
Internationaal strafrecht / Overdracht en overname strafvervolging
Materieel strafrecht / Sancties
Internationaal strafrecht / Europees strafrecht en strafprocesrecht
1.
Indien de bevoegde autoriteit van de beslissingsstaat op grond van artikel 14, lid 3, bevoegd is de in artikel 14, lid 1, bedoelde vervolgbeslissingen te geven, wordt zij door de bevoegde autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat onverwijld in kennis gesteld van:
- a)
elke vaststelling die waarschijnlijk leidt tot intrekking van de opschorting van de tenuitvoerlegging van het vonnis of tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling;
- b)
elke vaststelling die waarschijnlijk leidt tot het opleggen van een vrijheidsstraf of een tot vrijheidsbeneming strekkende maatregel;
- c)
alle verdere feiten en omstandigheden waarover de bevoegde autoriteit van de beslissingsstaat wenst te worden ingelicht en die van wezenlijk belang zijn om haar in staat te stellen vervolgbeslissingen overeenkomstig het nationale recht te geven.
2.
Wanneer een lidstaat gebruik heeft gemaakt van de in artikel 11, lid 4, geboden mogelijkheid, stelt de bevoegde autoriteit van die staat de bevoegde autoriteit van de beslissingsstaat ervan in kennis dat de gevonniste persoon een proeftijdmaatregel of alternatieve straf niet naleeft.
3.
De in lid 1, punten a) en b), en lid 2 bedoelde vaststellingen worden ter kennis gebracht door middel van het modelformulier in bijlage II. De in lid 1, punt c), bedoelde feiten en omstandigheden worden indien mogelijk door middel van het modelformulier in bijlage II ter kennis gebracht.
4.
Indien op grond van het nationale recht van de beslissingsstaat de gevonniste persoon moet worden gehoord voordat een beslissing tot strafoplegging wordt genomen, kan hieraan worden voldaan door overeenkomstige toepassing van de procedure neergelegd in internationale regelgeving of regelgeving van de Europese Unie, volgens welke verhoor per videoconferentie mogelijk is.
5.
De bevoegde autoriteit van de beslissingsstaat stelt de bevoegde autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat onverwijld in kennis van alle beslissingen betreffende:
- a)
het intrekken van de opschorting van de tenuitvoerlegging van het vonnis of de herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling;
- b)
de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf of van de tot vrijheidsbeneming strekkende maatregel, indien een dergelijke maatregel in het vonnis is opgenomen;
- c)
het opleggen van een vrijheidsstraf of een tot vrijheidsbeneming strekkende maatregel, indien een dergelijke maatregel niet in het vonnis is opgenomen;
- d)
het aflopen van de proeftijdvoorwaarde of de alternatieve straf.