De exhibitieplicht
Einde inhoudsopgave
De exhibitieplicht (BPP nr. X) 2010/9.3.2:9.3.2 Geen aandacht voor de spontane verstrekkingsplicht in het interimrapport fundamentele herbezinning
De exhibitieplicht (BPP nr. X) 2010/9.3.2
9.3.2 Geen aandacht voor de spontane verstrekkingsplicht in het interimrapport fundamentele herbezinning
Documentgegevens:
mr. J. Ekelmans, datum 02-12-2010
- Datum
02-12-2010
- Auteur
mr. J. Ekelmans
- JCDI
JCDI:ADS381954:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Pas jaren na het rapport Storme valt in Nederland voor het eerst een gelijkgestemd geluid te horen. In Nederland heeft voor het eerst De Tombe-Grootenhuis in 2000 een lans gebroken voor het voorstel partijen te verplichten om bij aanvang van een procedure een lijst met voor beslissing van het geding relevante bescheiden in het geding te brengen.1 Zij toont zich kritisch over twee arresten van de Hoge Raad. In het eerste arrest geeft de Hoge Raad aan, dat een koopovereenkomst niet in het geding gebracht behoeft te worden, nu over het bewijsthema reeds getuigen zijn gehoord. In het tweede arrest geeft de Hoge Raad aan, dat een partij die verzuimt een stuk in het geding te brengen vervolgens niet kan klagen, dat de rechter het beginsel van hoor en wederhoor heeft geschonden. De Tombe-Grootenhuis meent, dat deze twee arresten illustreren dat relevant bewijs te veel buiten de procedure kan blijven. Zij bepleit een spontane verplichting tot verstrekken van mogelijk relevant bewijsmateriaal zo nodig op straffe van een dwangsom en sluit daarbij aan bij het rapport van de commissie Storme.
Na de bijdrage van De Tombe-Grootenhuis blijft het enkele jaren stil, ook aanvankelijk bij de voorziene fundamentele herbezinning op het burgerlijk procesrecht. Die fundamentele herbezinning stelt de minister ter gelegenheid van de wetswijziging van 2002 in het vooruitzicht, omdat het - zo geeft de minster aan -na zovele jaren van voortbouwen en voortborduren op het processuele stramien van 1838 - en in feite van lang daarvoor - goed is om de uitgangspunten en beginselen van het procesrecht eens goed tegen het licht te houden.2 De minister maakt melding van een twaalftal aandachtsgebieden. Bewijslevering wordt daarbij niet uitdrukkelijk vermeld, de exhibitieplicht derhalve evenmin. Wel wordt als onderwerp aan de orde gesteld, of het procesrecht de rechter voldoende mogelijkheden biedt om zijn rol bij de instructie van de zaak waar te maken.3
Het in het vooruitzicht gestelde onderzoek wordt vervolgens opgedragen. De onderzoekers maken zich daarbij terecht los en vrij van de door de minister aangedragen thematiek en komen in 2003 in het interim rapport over de fundamentele herbezinning met een eigen beschouwing over de wenselijke inrichting van het burgerlijk procesrecht. Ook in die beschouwingen wordt niet afzonderlijk aandacht besteed aan de verplichting tot verstrekking van bescheiden. Geen van de aanbevelingen uit het interim-rapport heeft daarop betrekking. Ook het hoofdstuk over de verhouding tussen procespartijen raakt dit onderwerp niet aan. Met zoveel woorden werd opgemerkt, dat er geen reden is voor een fundamentele herziening van de regeling voor de voorlopige bewijsverrichtingen.4