De exhibitieplicht
Einde inhoudsopgave
De exhibitieplicht (BPP nr. X) 2010/9.3.3:9.3.3 De verplichte spontane verstrekkingsplicht volgens het eindrapport fundamentele herbezinning
De exhibitieplicht (BPP nr. X) 2010/9.3.3
9.3.3 De verplichte spontane verstrekkingsplicht volgens het eindrapport fundamentele herbezinning
Documentgegevens:
mr. J. Ekelmans, datum 02-12-2010
- Datum
02-12-2010
- Auteur
mr. J. Ekelmans
- JCDI
JCDI:ADS378313:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Storme 2004, p. 154.
Chorus 2004, p. 25-41.
Ekelmans 2005b, p. 59-68.
Asser, Groen & Vranken 2006, p.71-75.
Aldus ook voorgesteld door De Tombe-Grootenhuis 2000, p. 301 e.v.
Aldus voorgesteld en uitgewerkt in: Storme (red.) 1994, p. 97, 128-135 en 195-198.
Van der Korst 2006, p. 332-333; Van der Korst 2007, p. 218; Van der Korst 2009, p. 140 e.v.
Van der Korst 2007, p. 109-118.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Beoogd is, dat praktijk en wetenschap op het interimrapport kunnen reageren, voordat een eindrapport wordt uitgebracht. Storme1 vraagt in een reactie op het rapport onder meer aandacht voor de regeling voor verstrekking van bescheiden die was bepeit in het rapport van zijn commissie. Chorus doet dat ook: hij meent dat de herbezinners het rapport ten onrechte over het hoofd hebben gezien, verwijst naar de regeling voor het opvragen van bescheiden, maar geeft verder niet aan, wat hij de voor- en nadelen van die regeling vindt: zijn bijdrage richt zich verder op andere thema's.2 Tegelijkertijd begint de exhibitieplicht in de rechtspraak te ontluiken en wordt die rechtspraak ook een eerste keer in kaart gebracht.3
Het rapport Storme en de bewegingen in de praktijk krijgen in het eindrapport alsnog aandacht. In het eindrapport wordt een actievere invulling van de exhibitieplicht bepleit dan onder artikel 843a Rv geldt.4 Kern van de daar voorgestane invulling van de exhibitieplicht is dat partijen spontaan relevante bescheiden5 c.q. een lijst met de relevante bescheiden6 dienen te verstrekken, waarbij het niet slechts gaat om de bescheiden die het eigen standpunt onderschrijven, maar om alle bescheiden met betrekking tot het geschil. Daarbij moeten zij aangeven of zij zich op een grond beroepen die in de weg staat aan het verlenen van inzage in enig stuk. Die weigeringsgrond kan dan zo nodig beoordeeld worden. Deze suggestie was ontleend aan het voorstel tot EU-harmonisatie dat de groep wetenschappers rond de Belgische hoogleraar Storme in 1994 had gedaan en ging een stapje verder: het voorstel uit 1994 liet immers de mogelijkheid open om deze verplichting steeds of slechts facultatief te laten gelden.
De suggestie van de herbezinners maakte geen onderdeel uit van het interimrapport, zodat daarover ook geen openbaar debat heeft plaatsgevonden. Uit het eindrapport wordt ook overigens niet goed duidelijk, wat er voor en tegen dit voorstel van de commissie Storme pleit, terwijl evenmin wordt besproken waarom deze suggestie het stadium van voorstel in de periode sinds 1994 niet is ontstegen. De herbezinners merken ter toelichting van hun suggestie op, dat art. 843a Rv weliswaar ruim is geformuleerd, maar beperkt van opzet zou zijn en dat er te weinig mogelijkheden zouden zijn om een wederpartij tot verstrekking van relevante gegevens te brengen. Volgens de herbezinners zou art. 843a Rv uitgebreid kunnen worden tot een algemene exhibitieplicht die tevens een exhibitieplicht van derden omvat, maar lijkt het beter om de hiervoor geschetste regeling te treffen. Dat zou ook aangewezen zijn, omdat uit de medewerkingsplicht die de herbezinners tot uitgangspunt hebben genomen voor de normering van processueel handelen voortvloeit dat partijen informatieplichten jegens elkaar hebben die verder gaan dan het onderbouwen en bewijzen van de eigen stellingen. De herbezinners vragen er aandacht voor, dat deze regeling desgewenst en zo nodig onder rechterlijk toezicht kan worden uitgevoerd.
In het kielzog van de fundamentele herbezinning heeft ook Van der Korst zich bij verschillende gelegenheden7 aanhanger getoond van het systeem zoals voorgesteld in het eindrapport over de fundamentele herbezinning. Daarbij heeft hij inspiratie gezocht voor zijn opvatting in de onder de Woolf reforms in Engeland ingevoerde regeling voor ter beschikking stellen van documenten.8