Einde inhoudsopgave
Bevrijdende verweren (BPP nr. XXII) 2023/146
146 Wanneer is een eis in reconventie geboden en wanneer kan worden volstaan met een bevrijdend verweer?
H.W.B. thoe Schwartzenberg, datum 27-01-2023
- Datum
27-01-2023
- Auteur
H.W.B. thoe Schwartzenberg
- JCDI
JCDI:ADS691883:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Slaagt een rechtsvernietigend verweer dan wordt de vordering afgewezen.
Verweerder kàn zijn verweer onderbrengen in een eis in reconventie, maar dat is in de genoemde gevallen niet noodzakelijk.
Veel procedures over vernietiging worden gevoerd op het moment dat al (buitengerechtelijk) vernietigd was. Voert verweerder in een (nakomings)procedure het verweer dat hij de overeenkomst reeds buitengerechtelijk heeft vernietigd (art. 3:50 BW), dan berust bij verweerder het bewijsrisico of de rechtshandeling terecht was vernietigd (een bevrijdend verweer). Nagekomen gegevens kunnen daarbij worden meegenomen (HR 11 juli 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD2410, NJ 2010/258 met nt. Jac. Hijma (Westminster Rental; tweedehandsauto)).
Bijv. de koper beroept zich bij een nakomingsvordering door eiser ter afwering op dwaling bij het sluiten van de overeenkomst (art. 6:228 BW); zie o.m. HR 15 november 1957, ECLI:NL:HR:1957:AG2023, NJ 1958/67 (Baris/Riezenkamp).
Zie ook Wissink 2018 onder 2.2.1, waarbij hij verwijst naar HR 25 oktober 1996, ECLI:NL:HR:1996:ZC2182, NJ 1997/68, Asser/Hartkamp & Sieburgh 6-III 2014/622 (thans Asser/Sieburgh 6-III 2018/622) en Heemskerk 1972, p. 207.
Wordt de rechtshandeling vernietigd, dan heeft de verbintenis tot nakoming nooit bestaan.
Het slagen van het beroep op dwaling betekent niet automatisch dat de wederpartij van de dwalende jegens haar schadeplichtig is; daarvoor dient een specifieke rechtsgrond aanwezig te zijn (conclusie A-G M.H. Wissink randnr. 3.21.1 en 3.21.2 vóór HR 11 oktober 2013, ECLI:NL:HR:2013:CA3765, NJ 2013/492 (Vano/Foreburghstaete)). Veelal wordt aangenomen dat de schending van een mededelingsplicht een toerekenbare onrechtmatige daad oplevert (Asser/Sieburgh 6-III 2018/640).
Asser/Sieburgh 6-III 2018/629 e.v. De rechter heeft een discretionaire bevoegdheid (Hijma 2018 en Asser/Hijma 7-I 2019/359).
HR 19 februari 1988, ECLI:NL:HR:1988:AD0206, NJ 1989/343 met nt. C.J.H. Brunner (Droog/Bekaert). Zie ook HR 21 februari 1992, ECLI:NL:HR:1992:ZC0520, NJ 1992/337 (Xerox/Proexport).
Hof ’s-Gravenhage 19 juli 2011, ECLI:NL:GHSGR:2011:BT1897.
Zie vooral W.H. van Boom, GS Verbintenissenrecht, art. 6:267, aant. 2.2 e.v. met verwijzingen naar literatuur.
Overeenkomsten waar voor de ontbinding een dictum is vereist, kunnen in beginsel niet buitengerechtelijk worden ontbonden (bijv. bij tekortkoming van de huurder (art. 7:231 lid 1 BW; zie ook de uitzondering in lid 2 (bijv. drugspand)) en ingeval sprake is van een vaststellingsovereenkomst (art. 7:905 BW)).
Bij verweerder berust het bewijsrisico dat de rechtshandeling terecht was ontbonden. Een niet gerechtvaardigde ontbindingsverklaring heeft niet het beoogde rechtsgevolg (zie bijv. HR 8 juli 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ1684, NJ 2012/684 met nt. T.F.E. Tjong Tjin Tai (G4/Hanzevast)).
Was de overeenkomst reeds buitengerechtelijk ontbonden, dan is de uitspraak van de rechter een declaratoire uitspraak (W.H. van Boom, GS Verbintenissenrecht art. 6:267 aant. 2.3).
De uitspraak is nog steeds declaratoir (anders: W.H. van Boom, die aangeeft dat een gerechtelijke ontbinding een constitutieve uitspraak zou zijn); wel moet verweerder een belang hebben bij een dergelijk declaratoir. Wenst verweerder een titel aangezien partijen na een ontbinding verplicht zijn de door hen ontvangen prestaties ongedaan te maken (art. 6:271 BW), dan is een eis in reconventie de aangewezen weg.
Indien de zaak niet aan de overeenkomst beantwoordt, ontheft dat de koper niet van zijn betalingsverplichting, maar heeft hij bij slagen van het verweer een opschortingsbevoegdheid; zie nr. 279 e.v.
Bij een beroep op non-conformiteit kan verweerder primair een beroep doen op ontbinding, zodat hij geen betalingsverplichting meer heeft jegens eiser en subsidiair voor zover de koopovereenkomst niet ontbonden is of wordt, een beroep doen op opschorting van zijn verplichting tot betaling.
Indien verweerder de verschuldigdheid van de koopsom op grond van de koopovereenkomst niet heeft betwist.
Heemskerk 1972, p. 235 e.v.
Verweerder zal een eis in reconventie moeten instellen indien hij een dictum nodig heeft van de rechter om zijn verweer te laten slagen.
Beroep ter afwering mogelijk?
Doet verweerder een beroep op een wetsartikel waarbij hij het ontstaan/bestaan van de door eiser gestelde verbintenis bestrijdt, zodat voor verweerder ook geen verplichting is ontstaan (een rechtsverhinderend bevrijdend verweer),1 dan is het de vraag of verweerder daarvoor een eis in reconventie nodig heeft. Met betrekking tot enkele leerstukken geeft de wet aan dat een beroep ter afwering kan worden gedaan: bij een verweer waarbij een beroep wordt gedaan op vernietigbaarheid van een rechtshandeling (art. 3:51 lid 3 BW) en na een buitengerechtelijke ontbindingsverklaring (art. 6:267 lid 2 BW). In die gevallen hoeft verweerder zijn beroep op een rechtsgevolg niet te formuleren in een eis in reconventie. Een verweer ter zake is voldoende.2 Bevrijdende verweren ter afwering zullen hierna worden behandeld.
Vernietiging
Volgens de wet kan vernietiging worden gerealiseerd hetzij door een buitengerechtelijke verklaring3 hetzij door een rechterlijke uitspraak (3:49 BW).
Art. 3:51 lid 3 BW bepaalt dat een beroep in rechte op een vernietigingsgrond ‘te allen tijde’ kan worden gedaan ter afwering van een op de rechtshandeling steunende vordering. Een beroep op een vernietigingsgrond wegens een wilsgebrek kan dus als verweer worden gevoerd4 en een geslaagd beroep doet de vordering van eiser stranden. Verweerder heeft voor het rechtsgevolg vernietiging geen eis in reconventie nodig.5 De rechtshandeling wordt vernietigd door de rechtsoverweging in de uitspraak waarbij het bevrijdend verweer wordt aanvaard (art. 3:51 lid 1 BW).6 Wil de partij die dit bevrijdende verweer voert dit verweer echter geformaliseerd zien in een verklaring voor recht dan is wel een eis in reconventie nodig waarin die verklaring voor recht wordt gevorderd.
Wil verweerder aanspraak maken op vergoeding van door het wilsgebrek geleden schade, dan zal verweerder een eis in reconventie moeten instellen waarbij aan de vereisten van art. 6:162 BW is voldaan (de wederpartij schond bijvoorbeeld haar spreekplicht; art. 6:228 aanhef en sub a BW).7
Wenst verweerder dat de rechter in plaats van de vernietiging uit te spreken de gevolgen van de overeenkomst wijzigt ter opheffing van het nadeel van verweerder in die zin dat eiser wordt veroordeeld tot betaling aan verweerder van een bedrag ter opheffing van het nadeel (art. 6:230 jo. 6:228 lid 2 BW),8 dan heeft verweerder eveneens een eis in reconventie nodig.
Ontbinding
Het enkele beroep op een (toerekenbare) tekortkoming leidt niet tot het ontslag van de op verweerder rustende betalingsverplichting.9 Indien vaststaat dat verweerder de overeenkomst niet buitengerechtelijk heeft ontbonden en in de aanhangige procedure evenmin ontbinding heeft gevorderd, is verweerder niet bevrijd van zijn betalingsverplichting.
Voorbeelden
“Een beroep op wanprestatie is op zichzelf geen bevrijdend verweer, dat wil zeggen dat Y. zich niet definitief van zijn betalingsverplichting kan bevrijden door (uitsluitend) te stellen dat de accountant zijn werk niet goed heeft gedaan. Nu niet is gesteld of gebleken dat de overeenkomst van opdracht waarop de facturen zijn gebaseerd, is ontbonden of vernietigd, moet worden aangenomen dat de overeenkomst is blijven bestaan en dat Y. dus verplicht is tot betaling.”10
Vordert eiser betaling van geleverde zaken (art. 7:1 BW) en voert verweerder aan dat eiser niet conform heeft geleverd (art. 7:17 BW), dan dient verweerder zich te realiseren dat hij met dit verweer – ook als de feiten die dit verweer ondersteunen zijn komen vast te staan – de vordering van eiser nog niet onderuit heeft gehaald.
Vordert eiser nakoming dan is het de vraag of verweerder een eis in reconventie nodig heeft om te bewerkstelligen dat de overeenkomst wordt ontbonden (art. 6:265 BW).11
Op twee manieren kan volgens de wet ontbinding worden gerealiseerd: buitengerechtelijk door het uitbrengen van een schriftelijke verklaring waarin de ontbinding wordt ingeroepen (6:267 lid 1 BW)12 of ‘op zijn vordering’ door de rechter (6:267 lid 2 BW). Is de overeenkomst reeds buitengerechtelijk ontbonden dan is m.i. voor het verweer tegen een vordering tot nakoming geen eis in reconventie nodig. Verweerder kan zich beperken tot een bevrijdend verweer.13 Spreekt de rechter deze ontbinding uit,14 dan zijn eiser en verweerder van hun contractuele verplichtingen bevrijd; een geslaagd beroep zal de vordering van eiser doen stranden. Voldoende is dat de rechter uitspraak doet waarbij het bevrijdend verweer is aanvaard en de uitspraak tot ontbinding strekt. Verweerder hoeft zijn beroep op de rechtsgevolgen na een uitgebrachte buitengerechtelijke verklaring dus niet te formuleren in een eis in reconventie. Aanvaarding van dat bevrijdend verweer heeft na het onherroepelijk worden van de uitspraak gezag van gewijsde. Wil verweerder de ontbinding geformaliseerd zien in een verklaring voor recht (‘op zijn vordering’ in art. 6:267 lid 2 BW) dan is wel een eis in reconventie nodig waarin die verklaring voor recht wordt gevorderd.15 Verweerder heeft m.i. eveneens een eis in reconventie nodig ingeval verweerder pas in de procedure een beroep doet op ontbinding (art. 6:267 lid 2 BW).
Als afgeleide van de bevoegdheid tot ontbinding kan verweerder bij wijze van verweer een beroep doen op opschorting (art. 6:52 en 6:262 BW; een bevrijdend verweer);16 bij aanvaarding van het beroep op opschorting hoeft verweerder vooralsnog niet na te komen.17
Stelt verweerder ingeval eiser nakoming vordert dat eiser in zijn prestatie is tekortgeschoten dan kan, wanneer een beroep op ontbinding is verjaard (art. 3:311 BW) de ontbinding nog steeds bij wege van bevrijdend verweer worden aangevoerd en bewerkstelligd (art. 6:268 tweede volzin BW).
Schadevergoeding naast vernietiging of ontbinding
Naast ontbinding en naast vernietiging kan schadevergoeding worden gevorderd. Bij ontbinding is dat op grond van dezelfde tekortkoming die aan de ontbinding ten grondslag is gelegd (art. 6:277 BW is een specialis bij ontbinding; hetzelfde rechtsgevolg zou voortvloeien uit art. 6:74 BW). Bij vernietiging gaat het niet om een tekortkoming maar om een wilsgebrek en zal een andere grondslag (bijvoorbeeld ongerechtvaardigde verrijking of onrechtmatige daad) aangevoerd moeten worden om schade te kunnen vorderen. Het gaat dan niet om bevrijdende verweren maar om zelfstandige vorderingen.
Schadevergoeding en verrekening
Bij een non-conformiteitsverweer kan verweerder, mocht de tekortkoming toerekenbaar zijn, een beroep doen op schadevergoeding (art. 6:74 BW) en het daarmee gepaard gaande bedrag verrekenen met de koopsom. Slaagt verweerder in zijn bevrijdend verweer, dan zal hij tevens een beroep hebben moeten doen op verrekening om zo het bedrag van de schadevergoeding te kunnen verrekenen met de koopprijs.18 Bij een beroep op verrekening (art. 6:127 BW) is het voldoende dat het verweer ter afwering wordt gedaan.19 Het rechtsgevolg komt tot stand door de rechtsoverweging in de uitspraak waarbij het bevrijdend verweer wordt aanvaard. Door verrekening gaat de verbintenis tot betaling teniet (art. 6:127 BW). In het geval een contractueel verrekenverbod van toepassing is, in conventie iets wordt gevorderd waarmee geen schade valt te verrekenen of de door de verweerder geleden schade een hoger bedrag bedraagt dan het in conventie gevorderde bedrag, is voor schadevergoeding een eis in reconventie nodig.
In alle genoemde gevallen heeft aanvaarding van het bevrijdend verweer na het in kracht van gewijsde gaan, gezag van gewijsde (nr. 353).