Conclusie van AG Knigge, 28 augustus 2012 (ECLI:NL:PHR:2012:BX6930), voorafgaand aan HR 23 oktober 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX6930. De nummering van voetnoten in dit citaat lopen door in de nummering van de voetnoten van deze conclusie en komen dus niet overeen met de originele nummering (originele voetnoten 8 en 9).
HR, 15-03-2022, nr. 20/03317
ECLI:NL:HR:2022:376
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
15-03-2022
- Zaaknummer
20/03317
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2022:376, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 15‑03‑2022; (Cassatie, Beschikking)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2022:59
ECLI:NL:PHR:2022:59, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 25‑01‑2022
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2022:376
Beroepschrift, Hoge Raad, 10‑12‑2020
Beroepschrift, Hoge Raad, 24‑11‑2020
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2022-0058
NJ 2022/163 met annotatie van P. Mevis
Uitspraak 15‑03‑2022
Inhoudsindicatie
Beklag, beslag op o.m. auto, geld, diverse sieraden en merkkleding en -schoenen onder klaagster t.z.v. verdenking van witwassen. T.g.v. onduidelijkheid over omvang en titel beslag heeft Rb aanhoudingsverzoek OvJ om nadere stukken te kunnen overleggen afgewezen en klaagschrift deels gegrond en deels ongegrond heeft verklaard. 1. OM-cassatie. Kon Rb aanhoudingsverzoek OvJ afwijzen op de grond dat titel en wettelijke grondslag voor beslag onduidelijk zijn? Art. 23.1 en 23.5 Sv. 2. Cassatie klaagster. Heeft Rb de beslissing tot gedeeltelijke ongegrondverklaring van klaagschrift (t.a.v. spaarbankboekjes, schoenen, zonnebril en portemonnee) toereikend gemotiveerd? Ad 1. Indien niet (geheel) duidelijk is welke voorwerpen zijn inbeslaggenomen en/of welke bepaling(en) aan beslag ten grondslag ligt of liggen, terwijl die informatie van belang is voor beoordeling van klaagschrift, brengt onderzoekstaak van beklagrechter met zich dat hij zich hierover nader laat informeren. Beklagrechter kan daarvoor o.g.v. art. 23.1 Sv aan OM het bevel geven om stukken over te leggen. Zo nodig houdt rechter daartoe onderzoek in raadkamer aan. OM is o.g.v. art. 23.5 Sv gehouden deze stukken aan rechter over te leggen. Laat OM dat achterwege, dan kan beklagrechter die omstandigheid betrekken bij beoordeling van klaagschrift (vgl. HR:1998:ZD1433). Rb heeft geoordeeld dat (gelet op tijdsverloop sinds inbeslagneming alsmede correspondentie tussen verdediging en OM) geen aanhouding van behandeling van klaagschrift hoeft plaats te vinden om OM in de gelegenheid te stellen nadere informatie over inbeslaggenomen voorwerpen te verstrekken en verder dat bij gebrek aan deugdelijk overzicht van inbeslaggenomen voorwerpen en/of nadere onderbouwing van grondslag van dat beslag, het beklag gedeeltelijk gegrond moet worden verklaard. Rb heeft echter ontoereikend gemotiveerd waarom zij, mede met het oog op haar hiervoor omschreven onderzoekstaak, geen toepassing heeft gegeven aan bevoegdheid OM te bevelen stukken over te leggen m.b.t. inbeslaggenomen voorwerpen en grondslag van beslag. Oordelen Rb zijn daarom niet zonder meer begrijpelijk. Ad 2. Om juiste beoordelingsmaatstaf te kunnen hanteren zal t.t.v. behandeling in raadkamer duidelijk moeten zijn welke bepaling(en) aan beslag ten grondslag ligt of liggen. Bij beoordeling van klaagschrift van beslagene dat is gericht tegen beslag dat is gelegd o.g.v. 94 Sv, dient rechter a. te beoordelen of belang van strafvordering het voortduren van beslag vordert, en zo neen, b. teruggave van inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende t.a.v. dat voorwerp moet worden beschouwd. Bij beoordeling van klaagschrift van beslagene dat is gericht tegen beslag a.b.i. art. 94a.1 of 94a.2 Sv, dient rechter te onderzoeken a. of er op het moment van zijn beslissing sprake is van verdenking van of veroordeling wegens misdrijf waarvoor geldboete van vijfde categorie kan worden opgelegd en b. of zich niet het geval voordoet dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat later oordelende strafrechter aan klager (als verdachte) een verplichting tot betaling van geldboete of geldbedrag ter ontneming van w.v.v. zal opleggen. Uit overwegingen Rb blijkt niet dat zij vaststellingen heeft gedaan over grondslag van beslag m.b.t. desbetreffende voorwerpen en ook niet dat zij genoemde maatstaven heeft aangelegd bij beoordeling van klaagschrift. Dit betekent dat Rb de beslissing tot gedeeltelijke ongegrondverklaring van klaagschrift, ontoereikend heeft gemotiveerd. Volgt vernietiging en terugwijzing.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 20/03317 B
Datum 15 maart 2022
BESCHIKKING
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de rechtbank Noord-Holland van 10 september 2020, nummer RK 20-002722, op een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend
door
[klaagster],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1987,
hierna: de klaagster.
1. Procesverloop in cassatie
De beroepen zijn ingesteld door de klaagster en het openbaar ministerie.
Namens de klaagster heeft W.S. de Zanger, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. Ook het openbaar ministerie heeft bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld.
Beide schrifturen zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot terugwijzing van de zaak naar de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, opdat de zaak op het bestaande klaagschrift opnieuw wordt behandeld en afgedaan.
2. De beschikking van de rechtbank
De beschikking van de rechtbank houdt, voor zover voor de beoordeling in cassatie van belang, het volgende in:
“Standpunt klaagster
Namens klaagster is door de raadsvrouw − kort samengevat − onder meer het volgende aangevoerd. Cliënte stelt zich op het standpunt dat het beslag onrechtmatig is, reeds omdat er geen sprake zal kunnen zijn van een veroordeling voor witwassen, een feit dat wordt bedreigd met een boete van de vijfde categorie. Bij cliënte was geen sprake van (bewijs van) opzet en bovendien zijn de beslagen voorwerpen waarvan teruggave wordt verzocht niet van misdrijf afkomstig. De verdenking van witwassen ziet bovendien concreet op de verhulling van de herkomst van Euro 8750, 3200 USD en 1200 Zwitserse Franken, 25 paar (merk)schoenen en/of 5 (merk)tassen. Er is dus ook om die reden geen wettelijke grondslag voor voortduring van de beslaglegging op de auto, de sieraden en de spaarbankboekjes van de kinderen. Tijdens haar verhoren heeft cliënte het witwassen ook concreet ontkend ten aanzien van een groot aantal van de in beslag genomen voorwerpen. De sieraden, het buitenlandse geld en de spaarbankboekjes, waarvan teruggave wordt verzocht, bevonden zich in een tasje dat cliënte achter de kledingkast in haar slaapkamer had verstopt tegen inbraak. Al deze voorwerpen zijn door anderen aan haar en/of haar kinderen gegeven als cadeau(geld) en zijn dus niet van de vader van haar kinderen en niet van criminele herkomst afkomstig. Cliënte, haar man en de kinderen hebben deze gekregen ter gelegenheid van hun Roma huwelijk, de geboorten en de verjaardagen van de kinderen. Ook over de beslagen kleding heeft zij verklaard. Cliënte was verder te goeder trouw toen zij de in beslag genomen personenauto, een VW Golf met kenteken [kenteken], kreeg ten behoeve van de verzorging van haar kinderen en het voeren van de huishouding. Cliënte heeft dan ook geen afstandsverklaring getekend voor de auto en verzoekt om teruggave ervan dan wel om de waarde die de auto vertegenwoordigt.
Ter terechtzitting heeft de raadsvrouw er (onder meer) nog uitdrukkelijk op gewezen dat zij de afgelopen tijd het openbaar ministerie meermaals heeft verzocht om een duidelijk overzicht van de in beslag genomen voorwerpen, de waarde van de in beslag genomen voorwerpen, de titel van het beslag, de naam van de persoon onder wie beslag is gelegd, en de waarde van eventuele vervreemding. Op 10 maart 2020 is de beslaglijst gemaild, die zich in het digitale dossier bevindt. Echter, uit de stukken die aan de raadsvrouw zijn verstrekt, blijkt dat er meerdere beslaglijsten zijn die van elkaar verschillen en die bovendien geen opgave doen van de titel van het beslag, van de persoon onder wie beslag is gelegd en (vrijwel) geen waarde noemen. Het is inmiddels bijna twee jaar geleden dat het beslag is gelegd en nog altijd bestaat daarover geen helderheid, aldus nog steeds de raadsvrouw.
Standpunt officier van justitie
In het schriftelijk standpunt van de officier van justitie is het volgende naar voren gebracht. Verdachte wordt (nog op basis van de summiere dagvaarding) vervolgd voor het witwassen van de inbeslaggenomen goederen. Zowel de rechter-commissaris, de raadkamer van de rechtbank, als het Hof (na appel tegen de gevangenhouding) hebben ernstige bezwaren aangenomen. Het is dus zeker niet, anders dan de raadsvrouw suggereert, hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van de verzochte voorwerpen zal bevelen. Gezien de aangenomen ernstige bezwaren is het juist zeer waarschijnlijk dat de rechter dit zal bevelen.
Voorts is het gezien de vaststelling dat verdachte diverse uitgaven heeft gedaan en daarnaast ongeveer € 73.746,57 aan contante stortingen heeft verricht, zonder dat zij over relevante inkomsten beschikte, sprake van voldoende aanleiding om te vermoeden dat zij wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten. Het is dus ook niet hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter, later oordelend, aan de verdachte een verplichting tot betaling van een geldboete dan wel de verplichting tot betaling van een geldbedrag ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel zal opleggen. De inbeslaggenomen goederen kunnen ter zekerheidsstelling van die betalingsverplichting dienen. Ter zitting heeft de officier van justitie, niet zijnde de zaaksofficier, ook na onderbreking van de behandeling desgevraagd geen antwoord kunnen geven op de vragen van de raadsvrouw en de raadkamer en daarom verzocht om aanhouding van behandeling van de zaak. Dit teneinde het openbaar ministerie alsnog in de gelegenheid te stellen meer helderheid te verschaffen omtrent hetgeen in beslag is genomen en de titels van die beslagen.
De raadkamer heeft het aanhoudingsverzoek van de officier van justitie als tardief afgewezen gelet op het tijdsverloop sinds de inbeslagneming, de sindsdien gevoerde correspondentie tussen de verdediging over het beslag en de datum indiening van het rekest.
Overwegingen van de rechtbank.
Inhoud van het beslagdossier
De rechtbank stelt vast dat zij beschikt over de volgende dossierstukken met betrekking tot het beslag. In het digitale dossier (DIVOS) in de map ‘beslag’ bevindt zich een beslaglijst van 10 maart 2020, alsmede twee brieven van het openbaar ministerie aan Domeinen met berichtgeving van de beslissing om de daarin genoemde voorwerpen te deponeren bij Domeinen. Verder is in de DIVOS map ‘conservatoir beslag’ aangetroffen een formulier “Kennisgeving” C8 model E”.
Per mail van 18 augustus 2020 is door de rechtbank voorts ontvangen een vordering machtiging conservatoir beslag van 11 juli 2019 van de officier van justitie, alsmede een machtiging conservatoir beslag van de rechter-commissaris d.d. 11 juli 2019, waaruit volgt dat er conservatoir beslag gelegd mag worden tot een bedrag van € 75.501,73.
Beslaglijst 10 maart 2020 (in DIVOS)
Op de lijst van inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen met strafrechtelijke beslagtitel van 10 maart 2020 met parketnummer 15-186684-18 op naam van verdachte [betrokkene 1], staan de voorwerpen met de volgende nummers:
• 2 tot en met 5
• 9 en 10
• 15 en 16
• 18 tot en met 25
• 29 tot en met 31
• 33
• 40
• 42 tot en met 44
• 51 tot en met 57
• 60 tot en met 79
• en 87.
Ten aanzien van alle voornoemde nummers op de beslaglijst is volgens deze lijst beslist dat die moeten worden gedeponeerd, met uitzondering van de nummers 2 en 3 (bankboekjes Caixa-bank): geen beslissing bekend. Met betrekking tot de nummers 43 en 44 is de beslissing dat die vernietigd moeten worden (wapens).
Verder is er een beslaglijst d.d. 21 november 2019, overgelegd door de verdediging als bijlage bij het rekest. Deze is niet in het digitale dossier opgenomen en vermeldt in afwijking van de beslaglijst van 10 maart 2020 de navolgende nummers met als beslissing:
Vervreemden:
• Nummer 1 1 STK personenauto ( 18-079944-87) (waarde ruim 11000 euro)
Deponeren:
• Nummer 6 1 STK Ring (18-079944-62) Goud
• Nummer 7 2 STK Oorbel (18-079944-63) Zizov diamonds
• Nummer 8 2 STK Oorbel (18-079944-64) Zilver
• Nummer 11 1 Horloge (18-079944-67) Cartier
• Nummer 12 1 STK Horloge (18-079944-68) Cartier
• Nummer 13 1 STK Horloge (18-079944-69) Cartier
• Nummer 14 5 STK Sieraad (18-079944-70) Zilver
• Nummer 17 1 PR Schoenen (18-079944-23) Bruin, Merk: L.K. Benett
• Nummer 26 1 PR Schoenen (18-079944-38) Zwart, Merk: Louis Vuitton
• Nummer 27 1 PR Schoenen (18-079944-39) Bruin, Merk: Gucci
• Nummer 28 1 PR Schoenen (18-079944-40) Zwart, Merk: Hermes Paris
• Nummer 32 1 PR Schoenen (18-079944-44) Creme, Merk: Louis Vuitton
• Nummer 34 1 PR Schoenen (18-079944-78) Christian Louboutin
• Nummer 35 1 PR Schoenen (18-07944-79) Louis Vuitton
• Nummer 36 1 PR Schoenen (18-079944-80) Christian Louboutin
• Nummer 37 1 PR Schoenen (18-079944-81) Blauw, Merk: Louis Christian
• Nummer 38 1 PR Schoenen (18-079444-82) Jimmy Choo
• Nummer 39 1 PR Schoenen (18-079944-83 Moresschi
• Nummer 41 1 PR Schoenen (18-079944-85) Zwart, Merk: Gucci
• Nummer 45 1 STK Tas (18-079944-24) Bruin, merk Louis Vuitton
• Nummer 46 1 STK Tas (18-079944-25) Meerkleurig, merk Louis Vuitton
• Nummer 47 1 STK Tas (18-079944-26) Meerkleurig, merk Louboutin
• Nummer 48 1 STK Tas (18-079944-27) Zwart, merk Gucci
• Nummer 49 1 STK Tas (18-079944-28) bruin, merk Gucci
• Nummer 50 1 STK Tas (18-079944-29) onbekend, merk Gucci
• Nummer 58 1 STK Tas ( 18-079944-97) Louis Vuitton
• Nummer 59 1 STK Portemonnee (18-079944-98) Louis Vuitton
Uit de brieven van 10 december 2020 volgt dat het openbaar ministerie aan Domeinen heeft bericht over de beslissing om de navolgende goederen te deponeren bij Domeinen:
• 18-079944 17 1 PR Schoenen (18-079944-23) Bruin, Merk: L.K. Benett
• 18-079944 18 1 PR Schoenen (18-079944-30 Zwart, Merk: Dolce & Gabbana
• 18-079944 19 1 PR Schoenen (18-079944-31) Bruin, Merk: Santoni
• 18-079944 20 1 PR Schoenen (18-079944-32) Bruin, Merk: Brioni
• 18-079944 21 1 PR Schoenen (18-079944-33) Zwart, Merk: Gucci
• 18-079944 22 1 PR Schoenen (18-079944-34) Grijs, Merk: Borgioli
• 18-079944 23 1 PR Schoenen ((18-079944-35) Bruin, Merk: Suitsupply
• 18-079944 24 1 PR Schoenen (18-079944-36) Zwart, Merk: Santoni
• 18-079944 25 1 PR Schoenen (18-079944-37) Bruin, Merk: Santoni
• 18-079944 26 1 PR Schoenen (18-079944-38) Zwart, Merk: Louis Vuitton
• 18-079944 27 1 PR Schoenen (18-079944-39) Bruin, Merk: Gucci
• 18-079944 28 1 PR Schoenen (18-079944-40) Zwart, Merk: Hermes Paris
• 18-079944 29 1 PR Schoenen (18-079944-41) Meerkleurig, Merk: Guess
• 18-079944 30 1 PR Schoenen (18-079944-42) Zwart, Merk: Louis Vuitton
• 18-079944 31 1 PR Schoenen (18-079944-43 Zwart, Merk: Onbekend
• 18-079944 32 1 PR Schoenen (18-079944-44) Creme, Merk: Louis Vuitton
• 18-079944 33 1 STK Schoenen (linker) Bruin, Merk: Onbekend
• 18-079944 34 1 PR Schoenen (18-079944-78) Christian Louboutin
• 18-079944 35 1 PR Schoenen (18-07944-79) Louis Vuitton
• 18-079944 36 1 PR Schoenen (18-079944-80) Christian Louboutin
• 18-079944 37 1 PR Schoenen (18-079944-81) Blauw, Merk: Louis Christian
• 18-079944 38 1 PR Schoenen (18-079444-82) Jimmy Choo
• 18-079944 39 1 PR Schoenen (18-079944-83) Moresschi
• 18-079944 40 1 PR Schoenen (18-079944-84) Zwart, Merk: Louis Vuitton
• 18-079944 41 1 PR Schoenen (18-079944-85) Zwart, Merk: Gucci
• 18-079944 42 1 PR Schoenen (18-079944-86) Bruin, Merk: Louis Vuitton
• 18-079944 66 1 STK betaalbon Media Markt (18-079944-19)
• 18-079944 67 1 STK Factuur (18-079944-54)
• 18-079944 72 1 STK Factuur Louis Vuitton (18-079944-59)
• 18-079944 65 1 STK 1D kaart cash paspoort Caixa bank (18-079944-18)
• 18-079944 68 2 STK notities (18-079944-55)
• 18-079944 69 4 STK Visitekaartje (18-079944-56)
• 18-079944 70 1 STK Gold Card (18-079944-57) (Omschrijving: Western Union)
• 18-079944 71 1 STK ID kaart cash paspoort Caixa bank (18-079944-58)
• 18-079944 73 1 STK bankboek La Caixa (18-079944-60)
• 18-079944 74 1 STK Niet te definieren goederen
• 18-079944 75 1 STK griekse cheque (18-079944-73)
Op formulier C8 model E (in depot bij Domeinen) staan vermeld de nummers:
• Nummer 35 Schoenen 1 Paar schoenen, merk Louis Vuitton
• Nummer 58 Tas 1 Tas, merk Louis Vuitton
• Nummer 59 Portemonnee 1 portemonnee, merk Louis Vuitton.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft de voorwerpen waarvan teruggave wordt verzocht, vergeleken met de beslaglijsten. Dit leidt tot de conclusie dat de volgende voorwerpen voor zover de rechtbank bekend, niet op enige beslaglijst voorkomen en de status van deze voorwerpen thans onbekend is. De verdediging heeft gesteld dat deze voorwerpen ter gelegenheid van huwelijk, geboorte en/of verjaardagen als cadeau zijn ontvangen en (deels) aan de kinderen 'toebehoren en daarom om teruggave verzocht. Bij gebrek aan een deugdelijk overzicht en/of een nadere onderbouwing door het openbaar ministerie van de titel en wettelijke grondslag voor (voortduring van) het beslag dienen na te noemen voorwerpen derhalve geretourneerd dienen te worden:
• Witgouden ring, (taxatierapport Silberman p. 3),
• Twee gouden tennisarmbanden, (taxatierapport Silberman p. 4)
• Een witgouden tennisarmband, taxatierapport Silberman p. 5)
• Een witgouden choker ketting, taxatierapport Silberman p. 5)
• Alle Zwitserse Franken
• Alle Amerikaanse dollars.
Hoewel de (legale) herkomst van de kleding en een Cartier tas door de verdediging niet nader zijn geduid, zullen die bij het ontbreken van enige titel en of wettelijke grondslag voor (voortduring van) het beslag ook geretourneerd dienen te worden.
Ten aanzien van de navolgende schoenparen geldt dat deze weliswaar op de door de verdediging overgelegde beslaglijst van november 2019 staan vermeld, maar deze lijst maakt geen deel uit van het (digitale) strafdossier als bekend bij de rechtbank. Bij gebrek aan nadere onderbouwing is de titel en wettelijke grondslag voor de (voortduring van) het beslag derhalve onduidelijk en daarom dienen eveneens na te noemen goederen geretourneerd te worden:
• 18-079944 26 1 PR Schoenen (18-079944-38) Zwart, Merk: Louis Vuitton)
• 18-079944 27 1 PR Schoenen (18-079944-39) (Bruin, Merk: Gucci)
• 18-079944 28 1 PR Schoenen (18-079944-40) (Zwart, Merk: Hermes Paris)
• 18-079944 32 1 PR Schoenen (18-079944-44 (Crème, Merk: Louis Vuitton)
• 18-079944 34 1 PR Schoenen (18-079944-7 (Christian Louboutin)
• 18-079944 36 1 PR Schoenen (18-079944-80) (Christian Louboutin)
• 18-079944 37 1 PR Schoenen (18-079944-81) (Blauw, Merk: Louis Christian)
• 18-079944 38 1 PR Schoenen ( 18-07944-82) (Jimmy Choo)
• 18-079944 39 1 PR Schoenen (18-079944-83) (Omschrijving: Moresschi)
• 18-079944 41 1 PR Schoenen (18-079944-85) Zwart, Merk: Gucci
Daarnaast geldt ten aanzien van de navolgende goederen, die kennelijk wel op de door de verdediging overgelegde beslaglijst van november 2019 stonden dat niet uitgesloten is dat deze gedeponeerd dan wel vervreemd zijn in het kader van conservatoir beslag. Dit met het oog op een eventuele ontnemingsvordering. De voorwerpen komen echter niet voor op een (conservatoir) beslaglijst in het digitale strafdossier, zodat ook van na te noemen goederen de status thans onduidelijk is. De verdediging heeft gesteld dat deze voorwerpen ter gelegenheid van huwelijk, geboorte en/of verjaardagen als cadeau zijn ontvangen en (deels) aan de kinderen toebehoren en daarom om teruggave verzocht. Bij gebrek aan een deugdelijk overzicht en/of een nadere onderbouwing door het openbaar ministerie van de titel en wettelijke grondslag voor (voortduring van) het beslag dienen daarom ook de volgende voorwerpen geretourneerd te worden:
• de auto [kenteken], waarde blijkens beslaglijst november 2019 euro 11.500
• een geelgouden ring (vermoedelijk nr 62 beslaglijst november 2019, (, )
• een paar witgouden creolen oorbellen ("Gouden oorstekers“) vermoedelijk nr 63,
beslaglijst november 2019)een paar witgouden oorclips met stekers (vermoedelijk nr 64 (beslaglijst november 2019)een stalen herenhorloge Cartier Chronoscoph 21 met chronograaf, vermoedelijk nr. 67 (beslaglijst november 2019) een stalen herenhorloge Cartier Pasha vermoedelijk nr 68 (beslaglijst november 2019)
• Cartier Pasha, vermoedelijk nr 69, (beslaglijst november 2019).
Voortduring van het beslag
De volgende voorwerpen worden niet geretourneerd. Dit in verband met de verdenking van witwassen en het (kenbare) geldende conservatoir beslag met het oog op een eventuele ontnemingsvordering. Het betreft:
• Twee spaarbankboekjes tevens vorderingen op Caixabank tnv [naam 1] (491,57) en [naam 2] (492,58) (nummers 2 en 3 beslaglijst maart 2020)
• 13 paar schoenen ( nummers 18-25 en 29-31 en 33 op de beslaglijst van 20 maart 2020)
• Een zonnebril (nummer 63 beslaglijst maart 2020)
• Nummer 35 Schoenen 1 Paar schoenen, merk Louis Vuitton
• Nummer 59 Portemonnee 1 portemonnee, merk Louis Vuitton
Op grond van het vorenstaande dient derhalve met inachtneming van de betrekkelijke wetsartikelen te worden beslist als volgt.
3. Beslissing
De rechtbank:
verklaart het klaagschrift partieel gegrond, heft op het daarop gelegde beslag voor zover daarvan sprake is en gelast de teruggave aan klager van:
• witgouden ring,
• twee gouden tennisarmbanden, een witgouden tennisarmband, een witgouden choker ketting, alle Zwitserse Franken,
• alle Amerikaanse dollars,
• kleding,
• een Cartiertas,
• 18-079944 26 1 PR Schoenen (18-079944-38) Zwart, Merk: Louis Vuitton),
• 18-079944 27 1 PR Schoenen (18-079944-39) (Bruin, Merk: Gucci),
• 18-079944 28 1 PR Schoenen (18-079944-40) (Zwart, Merk: Hermes Paris),
• 18-079944 32 1 PR Schoenen (18-079944-44) (Crème, Merk: Louis Vuitton)
• 18-079944 34 1 PR Schoenen (18-079944-7 (Christian Louboutin),
• 18-079944 36 1 PR Schoenen (18-079944-80) (Christian Louboutin),
• 18-079944 37 1 PR Schoenen (18-079944-81) (Blauw, Merk: Louis Christian),
• 18-079944 38 1 PR Schoenen (18-07944-82) (Jimmy Choo),
• 18-079944 39 1 PR Schoenen (18-079944-83) (Omschrijving: Moresschi),
• 18-079944 41 1 PR Schoenen (18-079944-85) Zwart, Merk: Gucci,
• de auto [kenteken], waarde blijkens beslaglijst november 2019 euro 11.500,
• een geelgouden ring (vermoedelijk nr 62 beslaglijst november 2019),
• een paar witgouden creolen oorbellen (“Gouden oorstekers”) (vermoedelijk nr 63 beslaglijst november 2019),
• een paar witgouden oorclips met stekers (vermoedelijk nr 64 beslaglijst november 2019),
• een stalen herenhorloge Cartier Chronoscoph 21 met chronograaf, (vermoedelijk nr. 67 beslaglijst november 2019),
• een stalen herenhorloge Cartier Pasha (vermoedelijk nr 68 beslaglijst november 2019),
• Cartier Pasha, (vermoedelijk nr 69, beslaglijst november 2019),
verklaart het klaagschrift ongegrond voor zover het ziet op de teruggave van:
• Twee spaarbankboekjes tevens vorderingen op Caixabank tnv [naam 1] (491,57) en [naam 2] (492,58) (nummers 2 en 3 beslaglijst maart 2020), 13 paar schoenen (nummers 18-25 en 29-31 en 33 op de beslaglijst van 20 maart 2020,
• Een zonnebril (nummer 63 beslaglijst maart 2020),
• Nummer 35 Schoenen 1 Paar schoenen, merk Louis Vuitton,
• Nummer 59 Portemonnee 1 portemonnee, merk Louis Vuitton.”
3. Beoordeling van het cassatiemiddel dat door het openbaar ministerie is voorgesteld
3.1
Het cassatiemiddel klaagt over de gedeeltelijke gegrondverklaring van het klaagschrift en voert daartoe onder meer aan dat de rechtbank weliswaar heeft overwogen dat de titel en wettelijke grondslag voor het beslag onduidelijk zijn, maar dat de rechtbank niet heeft aangegeven waarom aan het aanhoudingsverzoek van de officier van justitie om nadere stukken te kunnen overleggen, geen gevolg kon worden gegeven.
3.2
Het proces-verbaal van de behandeling door de raadkamer van 20 augustus 2020 houdt onder meer het volgende in:
“De raadsvrouw voert het woord overeenkomstig de inhoud van een (...) aan dit proces-verbaal gehechte pleitnotitie (...).
De raadsvrouw voegt daaraan toe dat zij al meermalen met het OM heeft gecorrespondeerd over het beslag. Onduidelijk is op welke voorwerpen precies beslag is gelegd en onder welke titel. Er zijn verschillende beslaglijsten en niet duidelijk wat de status en de waarde is van het beslag. Ondanks herhaalde verzoeken heeft het OM daar geen duidelijkheid over gegeven en daarom heeft de verdediging al eerder verzocht om een standpunt van het OM en een overzicht van het beslag. In reactie op het klaagschrift is op 10 maart 2020 weer een andere beslaglijst ontvangen.
(...)
De voorzitter merkt op dat in het DIVOS dossier uitsluitend genoemde beslaglijst van 10 maart 2020 te zien is en merkt op daar niet alle voorwerpen op staan die volgens de raadsvrouw onder beslag zouden zijn. Verder volgt uit het mailbericht van 18 augustus 2020 dat er kennelijk een machtiging conservatoir beslag is afgegeven, maar niet duidelijk is op welke voorwerpen dit betrekking heeft. De tenlastelegging maakt melding van een verdenking van het witwassen van euro’s, dollars en Zwitserse franken en van merkschoenen en -tassen. De voorzitter vraagt of het mogelijk is om duidelijkheid te verschaffen over de omvang, de titel en
de status van het beslag.
De officier van justitie voert als volgt het woord:
Het is lastig hier een antwoord op te geven. Ik wist niet dat er nog meer aan de orde zou komen, dan alleen de spullen die op de beslaglijst staan.
De raadsvrouw merkt op dat zij al heel vaak gevraagd heeft om een overzicht van het beslag en dat zij de daartoe gevoerde correspondentie eventueel kan overleggen.
(...)
De officier van justitie geeft aan dat zij op dit moment geen antwoord heeft op de vragen van de raadsvrouw en de rechtbank. Om die reden verzoekt zij om aanhouding van behandeling van de zaak. Dit teneinde de zaaksofficier van justitie alsnog in de gelegenheid te stellen, meer helderheid te verschaffen omtrent hetgeen in beslag is genomen en de titel van die beslagen.
De raadsvrouw reageert op het aanhoudingsverzoek als volgt:
Ik heb moeite met dit verzoek, omdat het openbaar ministerie de hand niet in eigen boezem steekt. Ik heb duizend keer gezegd, hoe kan ik een raadkamerzitting als deze doen, als het dossier een zooitje is. Derhalve persisteer ik bij mijn primaire verzoek tot teruggave.
Subsidiair sluit ik aan bij het aanhoudingsverzoek, teneinde alsnog de mogelijkheid te bieden aan de officier van justitie om duidelijkheid te verschaffen.
(...)
De rechtbank wijst het aanhoudingsverzoek als tardief af, gelet op het tijdsverloop sinds de inbeslagneming en de sindsdien gevoerde correspondentie tussen de verdediging en het openbaar ministerie over het beslag en ook gezien de datum waarop het rekest is ingediend. Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende gelegenheid geweest voor het openbaar ministerie om helderheid te verschaffen.”
3.3.1
“1. De raadkamer is bevoegd de noodige bevelen te geven, opdat het onderzoek hetwelk aan hare beslissing moet voorafgaan, overeenkomstig de bepalingen van dit wetboek zal plaats vinden.
5. Het openbaar ministerie legt aan de raadkamer de op de zaak betrekking hebbende stukken over. (...)”
3.3.2
In het geval dat niet (geheel) duidelijk is welke voorwerpen zijn inbeslaggenomen en/of welke bepaling of bepalingen aan het beslag ten grondslag ligt of liggen, terwijl die informatie van belang is voor de beoordeling van het klaagschrift, brengt de onderzoekstaak van de beklagrechter met zich dat hij zich hierover nader laat informeren. De beklagrechter kan daarvoor op grond van artikel 23 lid 1 Sv aan het openbaar ministerie het bevel geven om stukken over te leggen. Zo nodig houdt de rechter daartoe het onderzoek in raadkamer aan.
3.3.3
Het openbaar ministerie is op grond van artikel 23 lid 5 Sv gehouden de onder 3.3.2 bedoelde stukken aan de rechter over te leggen. Laat het openbaar ministerie dat achterwege, dan kan de beklagrechter die omstandigheid betrekken bij de beoordeling van het klaagschrift (vgl. HR 24 november 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZD1433).
3.4
De rechtbank heeft geoordeeld dat – gelet op het tijdsverloop sinds de inbeslagneming alsmede de correspondentie tussen de verdediging en het openbaar ministerie – geen aanhouding van de behandeling van het klaagschrift hoeft plaats te vinden om het openbaar ministerie in de gelegenheid te stellen nadere informatie over inbeslaggenomen voorwerpen te verstrekken, en verder dat bij gebrek aan een deugdelijk overzicht van de inbeslaggenomen voorwerpen en/of nadere onderbouwing van de grondslag van dat beslag, het beklag gedeeltelijk gegrond moet worden verklaard. De rechtbank heeft echter ontoereikend gemotiveerd waarom zij, mede met het oog op haar onder 3.3.2 omschreven onderzoekstaak, geen toepassing heeft gegeven aan de bevoegdheid het openbaar ministerie te bevelen stukken over te leggen met betrekking tot de inbeslaggenomen voorwerpen en de grondslag van het beslag. De hiervoor genoemde oordelen van de rechtbank zijn daarom niet zonder meer begrijpelijk.
3.5
Het cassatiemiddel slaagt.
4. Beoordeling van het cassatiemiddel dat namens de klaagster is voorgesteld
4.1
Het cassatiemiddel klaagt over de beslissing tot gedeeltelijke ongegrondverklaring van het klaagschrift.
4.2
De rechtbank heeft het beklag ongegrond verklaard voor zover het ziet op de teruggave van twee spaarbankboekjes tevens vorderingen op Caixabank ten name van [naam 1] en [naam 2], 13 paar schoenen, een zonnebril, een paar schoenen, merk Louis Vuitton, en een portemonnee, merk Louis Vuitton. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat die voorwerpen niet aan de klaagster worden geretourneerd “in verband met de verdenking van witwassen en het (kenbare) geldende conservatoir beslag met het oog op een eventuele ontnemingsvordering”.
4.3
Om de juiste beoordelingsmaatstaf te kunnen hanteren zal ten tijde van de behandeling in raadkamer duidelijk moeten zijn welke bepaling of bepalingen aan het beslag ten grondslag ligt of liggen.Bij de beoordeling van een klaagschrift van de beslagene dat is gericht tegen een beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv, dient de rechter a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen, b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd. Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave als het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer het inbeslaggenomen voorwerp kan dienen om de waarheid aan de dag te brengen - ook in een zaak betreffende een ander dan de klager - of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Ook verzet het door artikel 94 Sv beschermde belang van strafvordering zich tegen teruggave als niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de later oordelende strafrechter de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen, al dan niet naar aanleiding van een afzonderlijke vordering daartoe als bedoeld in artikel 36b lid 1 onder 4º van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) in samenhang met artikel 552f Sv.Bij de beoordeling van een klaagschrift van de beslagene dat is gericht tegen een beslag als bedoeld in artikel 94a lid 1 of lid 2 Sv, dient de rechter te onderzoeken a. of er op het moment van zijn beslissing sprake is van verdenking van of veroordeling wegens een misdrijf waarvoor een geldboete van de vijfde categorie kan worden opgelegd en b. of zich niet het geval voordoet dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat de later oordelende strafrechter aan de klager/klaagster, als verdachte, een verplichting tot betaling van een geldboete of de verplichting tot betaling van een geldbedrag ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel zal opleggen.
4.4
Uit de overwegingen van de rechtbank blijkt niet dat zij vaststellingen heeft gedaan over de grondslag van het beslag met betrekking tot de onder 4.2 genoemde voorwerpen en ook niet dat zij de onder 4.3 genoemde maatstaven heeft aangelegd bij de beoordeling van het klaagschrift. Dit betekent dat de rechtbank de beslissing tot gedeeltelijke ongegrondverklaring van het klaagschrift, ontoereikend heeft gemotiveerd.
4.5
Het cassatiemiddel slaagt.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
- vernietigt de beschikking van de rechtbank;
- wijst de zaak terug naar de rechtbank Noord-Holland, opdat de zaak opnieuw wordt behandeld en afgedaan.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 maart 2022.
Conclusie 25‑01‑2022
Inhoudsindicatie
Conclusie AG. Beklag ex art. 552a Sv. OM-cassatie wegens de afwijzing van een aanhoudingsverzoek van de officier van justitie om informatie aan te vullen. Cassatie klaagster vanwege de ontoereikende en onbegrijpelijke motivering van de gedeeltelijke ongegrondverklaring. De AG is van oordeel dat beide middelen slagen en adviseert de Hoge Raad de beschikking te vernietigen en de zaak terug te wijzen.
Partij(en)
,
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer 20/03317 B
Zitting 25 januari 2022
CONCLUSIE
T.N.B.M. Spronken
In de zaak
[klaagster] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1987,
hierna: de klaagster.
1. De cassatieberoepen
1.1.
De rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem, heeft bij beschikking van 10 september 2020 het klaagschrift van de klaagster ex art. 552a Sv, strekkende tot opheffing van het beslag en teruggave aan de klaagster van de daarin genoemde op 18 september 2018 in beslag genomen voorwerpen, deels gegrond en deels ongegrond verklaard.
1.2.
Tegen deze beschikking hebben zowel het openbaar ministerie als de klaagster cassatieberoep ingesteld.
Het cassatieberoep van het openbaar ministerie
1.3.
Mr. W.J.V. Spek, plaatsvervangend officier van justitie bij het arrondissementsparket Noord-Holland, heeft één middel van cassatie voorgesteld. Het middel houdt in dat de rechtbank – voor zover het klaagschrift gegrond is verklaard – een onjuiste maatstaf heeft toegepast, althans de beslissing tot gegrondverklaring onbegrijpelijk heeft gemotiveerd, omdat de rechtbank niet heeft aangegeven waarom aan het aanhoudingsverzoek van de officier van justitie geen gevolg kon worden gegeven en wel heeft overwogen dat bij gebrek aan nadere onderbouwing de titel en wettelijke grondslag voor het beslag onduidelijk zijn.
Het cassatieberoep van de klaagster
1.4.
Mr. W.S. de Zanger, advocaat te Amsterdam, heeft namens de klaagster één middel van cassatie voorgesteld. Het middel houdt in dat de beslissing tot de gedeeltelijke ongegrondverklaring van het klaagschrift, mede gelet op de namens de klaagster ingenomen uitdrukkelijk onderbouwde standpunten onbegrijpelijk, althans onvoldoende is gemotiveerd.
2. Waar het in deze zaak om gaat
2.1.
Op grond van de kernstukken kan in deze zaak – voor zover van belang – de procesgang als volgt worden samengevat.
(i) Op 18 september 2018 heeft in het kader van een strafrechtelijk onderzoek dat initieel tegen de partner van de klaagster liep, een doorzoeking plaatsgevonden op het verblijfadres van de klaagster. Bij deze doorzoeking is een aantal goederen in beslag genomen, waaronder een auto, geld, diverse sieraden en merkkleding en -schoenen. Naar aanleiding van deze doorzoeking is de klaagster aangemerkt als verdachte van witwassen.
(ii) Op 26 maart 2020 is namens de klaagster een klaagschrift ingediend met het verzoek tot opheffing van het beslag op en last tot teruggave van de daarin genoemde (kennelijk) in beslag genomen goederen.
(iii) Op 20 augustus 2020 is het klaagschrift in raadkamer behandeld. Uit het proces-verbaal van de raadkamerzitting maak ik op dat de raadsvrouw van de klaagster voorafgaand aan de zitting meermalen aan het openbaar ministerie heeft verzocht om kenbaar te maken op welke voorwerpen precies beslag is gelegd en onder welke titel en dat de verdediging beschikte over verschillende beslaglijsten, maar dat de rechtbank over slechts één beslaglijst beschikte waarop niet alle voorwerpen stonden die in het klaagschrift waren genoemd. De voorzitter heeft daarom aan de officier van justitie gevraagd duidelijkheid te verschaffen over de omvang, de titel en de status van het beslag. De officier van justitie heeft contact gezocht met de zaaksofficier van justitie, maar deze kon op dat moment geen antwoorden verschaffen. De officier van justitie heeft toen verzocht om aanhouding van de behandeling om meer helderheid te verschaffen over welke voorwerpen in beslag zijn genomen en wat de titels daarvan zijn. De rechtbank heeft dit aanhoudingsverzoek ‘als tardief’ afgewezen, gelet op het tijdsverloop sinds de inbeslagneming en sinds het indienen van het klaagschrift en de herhaaldelijke pogingen van de verdediging om meer duidelijkheid te verkrijgen van het openbaar ministerie omtrent het beslag. Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende gelegenheid geweest voor het openbaar ministerie om helderheid te verschaffen.
(iv) De rechtbank heeft vervolgens in haar beschikking beslist dat de in het klaagschrift genoemde voorwerpen die niet op de zich in het dossier van de rechtbank bevindende beslaglijst of beslagformulier voorkomen, dienen te worden teruggegeven aan de klaagster (voor zover er beslag op rust) en dat een aantal voorwerpen die wel op de beslaglijst voorkomen niet worden teruggegeven, ‘in verband met de verdenking van witwassen en het (kenbare) geldende conservatoir beslag met het oog op een eventuele ontnemingsvordering’.
3. Het namens het openbaar ministerie voorgestelde middel
3.1.
Het middel houdt als gezegd in dat de rechtbank – voor zover het klaagschrift gegrond is verklaard – een onjuiste maatstaf heeft toegepast, althans de beslissing tot gegrondverklaring onbegrijpelijk heeft gemotiveerd, omdat de rechtbank niet heeft aangegeven waarom aan het aanhoudingsverzoek van de officier van justitie geen gevolg kon worden gegeven en wel heeft overwogen dat bij gebrek aan nadere onderbouwing de titel en wettelijke grondslag voor het beslag onduidelijk zijn.
4. Het proces-verbaal van de behandeling in de raadkamer van 20 augustus 2020 houdt – voor zover van belang – het volgende in:
“De raadsvrouw voert het woord overeenkomstig de inhoud van een als bijlage [I] aan dit proces-verbaal gehechte pleitnotitie, waarvan de inhoud als hier ingelast dient te worden beschouwd.De raadsvrouw voegt daaraan toe dat zij al meermalen met het OM heeft gecorrespondeerd over het beslag. Onduidelijk is op welke voorwerpen precies beslag is gelegd en onder welke titel. Er zijn verschillende beslaglijsten en niet duidelijk wat de status en de waarde is van het beslag. Ondanks herhaalde verzoeken heeft het OM daar geen duidelijkheid over gegeven en daarom heeft de verdediging al eerder verzocht om een standpunt van het OM en een overzicht van het beslag. In reactie op het klaagschrift is op 10 maart 2020 weer een andere beslaglijst ontvangen.De officier van justitie voert als volgt het woord:Ik verwijs naar het eerder ingenomen schriftelijke standpunt en verzet mij vanwege de daarin genoemde redenen tegen teruggave van de in het klaagschrift genoemde goederen.De voorzitter merkt op dat in het DIVOS dossier uitsluitend genoemde beslaglijst van 10 maart 2020 te zien is en merkt op daar niet alle voorwerpen op staan die volgens de raadsvrouw onder beslag zouden zijn. Verder volgt uit het mailbericht van 18 augustus 2020 dat er kennelijk een machtiging conservatoir beslag is afgegeven, maar niet duidelijk is op welke voorwerpen dit betrekking heeft. De tenlastelegging maakt melding van een verdenking van het witwassen van euro’s, dollars en Zwitserse franken en van merkschoenen en -tassen. De voorzitter vraagt of het mogelijk is om duidelijkheid te verschaffen over de omvang, de titel en de status van het beslag.De officier van justitie voert als volgt het woord:Het is lastig hier een antwoord op te geven. Ik wist niet dat er nog meer aan de orde zou komen, dan alleen de spullen die op de beslaglijst staan.De raadsvrouw merkt op dat zij al heel vaak gevraagd heeft om een overzicht van het beslag en dat zij de daartoe gevoerde correspondentie eventueel kan overleggen.De officier van justitie verzoekt om een korte onderbreking zodat zij de gelegenheid heeft om de zaaksofficier van justitie te raadplegen.De voorzitter onderbreekt desgevraagd het onderzoek in raadkamer. Na de onderbreking hervat de voorzitter het onderzoek in raadkamer.De officier van justitie geeft aan dat zij op dit moment geen antwoord heeft op de vragen van de raadsvrouw en de rechtbank. Om die reden verzoekt zij om aanhouding van behandeling van de zaak. Dit teneinde de zaaksofficier van justitie alsnog in de gelegenheid te stellen, meer helderheid te verschaffen omtrent hetgeen in beslag is genomen en de titel van die beslagen.De raadsvrouw reageert op het aanhoudingsverzoek als volgt:Ik heb moeite met dit verzoek, omdat het openbaar ministerie de hand niet in eigen boezem steekt. Ik heb duizend keer gezegd, hoe kan ik een raadkamerzitting als deze doen, als het dossier een zooitje is. Derhalve persisteer ik bij mijn primaire verzoek tot teruggave. Subsidiair sluit ik aan bij het aanhoudingsverzoek, teneinde alsnog de mogelijkheid te bieden aan de officier van justitie om duidelijkheid te verschaffen.De voorzitter onderbreekt het onderzoek in raadkamer voor beraad. Na de onderbreking hervat de voorzitter het onderzoek in raadkamer.De rechtbank wijst het aanhoudingsverzoek als tardief af, gelet op het tijdsverloop sinds de inbeslagneming en de sindsdien gevoerde correspondentie tussen de verdediging en het openbaar ministerie over het beslag en ook gezien de datum waarop het rekest is ingediend.Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende gelegenheid geweest voor het openbaar ministerie om helderheid te verschaffen.”
4.1.
In de toelichting op het middel wordt aangevoerd dat de beslissing tot gedeeltelijke gegrondverklaring van het klaagschrift aan een motiveringsgebrek lijdt. De overwegingen van de rechtbank komen erop neer dat een deugdelijk overzicht van inbeslaggenomen voorwerpen ontbreekt, dat niet duidelijk is wat de titel en de wettelijke grondslag van het beslag zijn en dat het openbaar ministerie deze niet nader heeft onderbouwd. Dat heeft de rechtbank volgens de steller van het middel onvoldoende gemotiveerd. Hij beroept zich daarbij op jurisprudentie over de eigen verantwoordelijkheid van de beklagrechter voor de deugdelijkheid en volledigheid van het onderzoek in raadkamer en de verplichting te (doen) onderzoeken welke strafvorderlijke bepaling aan het beslag ten grondslag ligt. Gesteld wordt dat de afwijzing van het aanhoudingsverzoek van de officier van justitie vanwege het tijdsverloop onvoldoende is gemotiveerd.
4.2.
Mijn voormalig ambtgenoot Knigge heeft in een conclusie van 28 augustus 20121.over de vraag hoe de rechter in een beklagprocedure dient om te gaan met het ontbreken van relevante stukken het volgende opgemerkt:
“4.7. Ik stel voorop dat - zoals uit art. 23 lid 1 Sv blijkt - aan de beslissing van de beklagrechter een onderzoek vooraf dient te gaan. Voor de deugdelijkheid van dat onderzoek is de beklagrechter verantwoordelijk. Dat wordt onderstreept door het genoemde artikellid, dat bepaalt dat de rechter bevoegd is de nodige bevelen te geven dat het onderzoek "overeenkomstig de bepalingen van dit wetboek zal plaats vinden". Tot die bepalingen behoort hetgeen art. 23 lid 4 (thans lid 5, AG TS) Sv in zijn eerste volzin voorschrijft, namelijk dat het openbaar ministerie de op de zaak betrekking hebbende stukken aan de raadkamer overlegt. Met die overlegging wordt de rechterlijke oordeelsvorming gediend. Zonder de relevante stukken is de rechter immers niet goed in staat zich een oordeel te vormen over de ontvankelijkheid van het beklag en over de rechtmatigheid van het (voortduren van het) beslag. Dat betekent dat de beklagrechter gezien zijn verantwoordelijkheid voor de deugdelijkheid van het onderzoek ambtshalve op de naleving van het voorschrift moet toezien. Met incomplete stukken kan hij geen genoegen nemen om de eenvoudige reden dat hij anders zijn taak niet kan vervullen. Hij zal dus zo nodig op grond van art. 23 lid 1 Sv de overlegging van de ontbrekende stukken moeten bevelen. Het kan daarbij ook gaan om stukken waarover het openbaar ministerie op dat moment ook niet beschikt. Het aan de beklagrechter opgedragen onderzoek vertaalt zich in de praktijk dan ook niet zelden in een aan het openbaar ministerie verstrekte onderzoeksopdracht.2.
4.8.
De beklagrechter is voor een behoorlijke taakuitoefening dus tot op zekere hoogte afhankelijk van de medewerking van het openbaar ministerie. De beklagrechter heeft echter een stok achter de deur. Als het openbaar ministerie in gebreke blijft de verlangde stukken over te leggen, kan de beklagrechter daarin reden vinden het beklag gegrond te verklaren. Dat blijkt uit HR 24 november 1998, LJN ZD1433, NJ 1999/153. In deze zaak was de behandeling al twee keer tevergeefs aangehouden om het openbaar ministerie in de gelegenheid te stellen om door middel van het overleggen van stukken opheldering te verschaffen. De Rechtbank vond het toen welletjes, weigerde de zaak een derde keer aan te houden en verklaarde het beklag gegrond omdat zij op basis van de voorhanden stukken niet kon beoordelen of het beslag rechtmatig was gelegd en rechtmatig voortduurde. De Hoge Raad ging daarmee akkoord. Hij overwoog dat de Rechtbank "kennelijk [heeft] geoordeeld dat het niet langer strookte met beginselen van een goede procesorde als een beslissing op het beklag nog langer zou uitblijven (...)". Volgens de Hoge Raad gaf "dit zowel op het belang van een goede strafvordering als op dat van klaagster afgestemde oordeel, de weging en waardering van welke belangen is voorbehouden aan de rechter die over de feiten oordeelt", geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en was dat oordeel "in het licht van de vorenweergegeven feiten en omstandigheden" niet onbegrijpelijk.
4.9.
De conclusie die uit het voorgaande kan worden getrokken, is dat het enkele feit dat een beoordeling van het beklag op grond van de voorhanden stukken niet goed mogelijk is, geen reden oplevert om het beklag gegrond te verklaren. De onderzoekstaak van de beklagrechter brengt in een dergelijk geval mee dat hij zich aanvullend laat informeren, in het bijzonder door het geven van een bevel aan het openbaar ministerie om stukken over te leggen. Pas als dat geen resultaat heeft, komt er een moment waarop op grond van een afweging van belangen kan worden geoordeeld dat verder uitstel zich niet verdraagt met beginselen van een goede procesorde.”
4.3.
Aan deze beschouwingen van Knigge, die ik (nog steeds4.) graag onderschrijf, kan nog worden toegevoegd dat uit rechtspraak van de Hoge Raad kan worden afgeleid dat in het geval de officier van justitie verzoekt de behandeling van het klaagschrift aan te houden teneinde het dossier te kunnen aanvullen met ontbrekende informatie, de rechter er bij de beoordeling van het beklag blijk van zal moeten geven bij dat oordeel te hebben betrokken dat en waarom die gelegenheid aan de officier van justitie niet kon worden geboden.5.Bovendien heeft de beklagrechter een eigen verantwoordelijkheid te (doen) onderzoeken welke strafvorderlijke bepaling aan het betreffende beklag ten grondslag ligt.6.
4.4.
In het onderhavige geval heeft de rechtbank de afwijzing van het verzoek om de behandeling van het klaagschrift aan te houden teneinde meer informatie te verschaffen wel gemotiveerd. De rechtbank heeft verwezen naar het tijdsverloop sinds de inbeslagneming, de gevoerde correspondentie tussen de verdediging en het openbaar ministerie over het beslag (die zich niet in het dossier bevindt, maar die de rechtbank kennelijk heeft aangenomen op grond van de mededelingen van de raadsvrouw in raadkamer) en naar de datum waarop het klaagschrift is ingediend. Naar het oordeel van de rechtbank was er daarom reeds voldoende gelegenheid geweest voor het openbaar ministerie om helderheid te verschaffen.
4.5.
Het is de vraag of de rechtbank de afwijzing van het verzoek om aanhouding toereikend heeft gemotiveerd en gelet op het ontbreken van een deugdelijk overzicht en/of nadere onderbouwing door het openbaar ministerie van de titel en wettelijke grondslag voor (voortduring van) het beslag (zie 5.2 hierna), kon bevelen dat een aantal niet op de beslaglijst van de rechtbank voorkomende voorwerpen teruggegeven dienen te worden aan de klaagster.
4.6.
Ik heb hierover geaarzeld omdat ten tijde van de behandeling van het klaagschrift reeds twee jaren waren verstreken sinds de inbeslagneming en tussen de indiening van het klaagschrift en de behandeling ervan ook nog eens vijf maanden waren verlopen. In die periode heeft de raadsvrouw kennelijk meermalen gerappelleerd om duidelijkheid te verkrijgen. Daar komt bij dat in het schriftelijke standpunt van het openbaar ministerie van 8 juni 2020 niet is gereageerd op de in het klaagschrift genoemde onduidelijkheid over de status van het beslag. Toch meen ik dat de rechtbank het verzoek om aanhouding van de officier van justitie had moeten honoreren. Daarbij neem ik in aanmerking dat de rechtbank, zoals hiervoor in de conclusie van AG Knigge is uiteengezet, een zelfstandige verantwoordelijkheid draagt voor de volledigheid en deugdelijkheid van het onderzoek en zich er ambtshalve van moet vergewissen waar het beslag op is gebaseerd.
4.7.
Een van de middelen die de beklagrechter tot zijn beschikking heeft als het openbaar ministerie in gebreke blijft in dergelijke informatie te voorzien, is het bevelen de benodigde stukken boven water te halen. Pas als een bevel tot het overleggen van stukken geen resultaat heeft, komt er mijns inziens een moment waarop op grond van een afweging van belangen (dat van een goede strafvordering enerzijds en dat van de klaagster anderzijds) kan worden geoordeeld dat verder uitstel van een beslissing op het beklag zich niet langer verdraagt met beginselen van een goede procesorde. Een dergelijk geval doet zich hier niet voor. De zaak werd voor het eerst in raadkamer behandeld. Dat de rechtbank het in dit geval, gelet op de veronderstelde correspondentie tussen het openbaar ministerie en de raadsvrouw, het tijdsverloop sinds de inbeslagneming en de indiening van het klaagschrift, welletjes vond, is zeker invoelbaar. Maar gelet op de omstandigheid dat de behandeling van het klaagschrift nog niet eerder was aangehouden en de beklagrechter nog had kunnen (of eigenlijk moeten) bevelen tot de overlegging van de benodigde stukken, ben ik van oordeel dat de afwijzing van het verzoek om aanhouding ontoereikend is gemotiveerd.
4.8.
Tot slot merk ik op dat de klacht van het openbaar ministerie zich blijkens het middel beperkt tot de beslissing van de rechtbank tot gegrondverklaring van het beklag en niet is gericht tegen de gedeeltelijke ongegrondverklaring van het klaagschrift. Ik meen dat de ontoereikend gemotiveerde afwijzing van het aanhoudingsverzoek het gehele oordeel van de rechtbank over het klaagschrift raakt, zodat de gehele beschikking dient te worden vernietigd en het klaagschrift in zijn geheel opnieuw moet worden behandeld in raadkamer.
4.9.
Het namens het openbaar ministerie voorgestelde middel slaagt.
5. Het namens de klaagster ingediende middel
5.1.
Het middel klaagt als gezegd dat het oordeel van de rechtbank dat het klaagschrift deels ongegrond is, onbegrijpelijk althans onvoldoende gemotiveerd is, mede gelet op de namens de klaagster ingenomen (uitdrukkelijk) onderbouwde standpunten in de beklagprocedure.
5.2.
De beschikking van de rechtbank houdt – voor zover van belang – het volgende in:
“Standpunt klaagsterNamens klaagster is door de raadsvrouw - kort samengevat - onder meer het volgende aangevoerd. Cliënte stelt zich op het standpunt dat het beslag onrechtmatig is, reeds omdat er geen sprake zal kunnen zijn van een veroordeling voor witwassen, een feit dat wordt bedreigd met een boete van de vijfde categorie. Bij cliënte was geen sprake van (bewijs van) opzet en bovendien zijn de beslagen voorwerpen waarvan teruggave wordt verzocht niet van misdrijf afkomstig. De verdenking van witwassen ziet bovendien concreet op de verhulling van de herkomst van Euro 8750,3200 USD en 1200 Zwitserse Franken, 25 paar (merk)schoenen en/of 5 (merk)tassen. Er is dus ook om die reden geen wettelijke grondslag voor voortduring van de beslaglegging op de auto, de sieraden en de spaarbankboekjes van de kinderen. Tijdens haar verhoren heeft cliënte het witwassen ook concreet ontkend ten aanzien van een groot aantal van de in beslag genomen voorwerpen. De sieraden, het buitenlandse geld en de spaarbankboekjes, waarvan teruggave wordt verzocht, bevonden zich in een tasje dat cliënte achter de kledingkast in haar slaapkamer had verstopt tegen inbraak. Al deze voorwerpen zijn door anderen aan haar en/of haar kinderen gegeven als cadeau(geld) en zijn dus niet van de vader van haar kinderen en niet van criminele herkomst afkomstig. Cliënte, haar man en de kinderen hebben deze gekregen ter gelegenheid van hun Roma huwelijk, de geboorten en de verjaardagen van de kinderen. Ook over de beslagen kleding heeft zij verklaard. Cliënte was verder te goeder trouw toen zij de in beslag genomen personenauto, een VW Golf met kenteken [kenteken] , kreeg ten behoeve van de verzorging van haar kinderen en het voeren van de huishouding. Cliënte heeft dan ook geen afstandsverklaring getekend voor de auto en verzoekt om teruggave ervan dan wel om de waarde die de auto vertegenwoordigt. Ter terechtzitting heeft de raadsvrouw er (onder meer) nog uitdrukkelijk op gewezen dat zij de afgelopen tijd het openbaar ministerie meermaals heeft verzocht om een duidelijk overzicht van de in beslag genomen voorwerpen, de waarde van de in beslag genomen voorwerpen, de titel van het beslag, de naam van de persoon onder wie beslag is gelegd, en de waarde van eventuele vervreemding. Op 10 maart 2020 is de beslaglijst gemaild, die zich in het digitale dossier bevindt. Echter, uit de stukken die aan de raadsvrouw zijn verstrekt, blijkt dat er meerdere beslaglijsten zijn die van elkaar verschillen en die bovendien geen opgave doen van de titel van het beslag, van de persoon onder wie beslag is gelegd en (vrijwel) geen waarde noemen. Het is inmiddels bijna twee jaar geleden dat het beslag is gelegd en nog altijd bestaat daarover geen helderheid, aldus nog steeds de raadsvrouw. Standpunt officier van justitieIn het schriftelijk standpunt van de officier van justitie is het volgende naar voren gebracht. Verdachte wordt (nog op basis van de summiere dagvaarding) vervolgd voor het witwassen van de inbeslaggenomen goederen. Zowel de rechter-commissaris, de raadkamer van de rechtbank, als het Hof (na appel tegen de gevangenhouding) hebben ernstige bezwaren aangenomen. Het is dus zeker niet, anders dan de raadsvrouw suggereert, hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van de verzochte voorwerpen zal bevelen. Gezien de aangenomen ernstige bezwaren is het juist zeer waarschijnlijk dat de rechter dit zal bevelen. Voorts is het gezien de vaststelling dat verdachte diverse uitgaven heeft gedaan en daarnaast ongeveer € 73.746,57 aan contante stortingen heeft verricht, zonder dat zij over relevante inkomsten beschikte, sprake van voldoende aanleiding om te vermoeden dat zij wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten. Het is dus ook niet hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter, later oordelend, aan de verdachte een verplichting tot betaling van een geldboete dan wel de verplichting tot betaling van een geldbedrag ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel zal opleggen. De inbeslaggenomen goederen kunnen ter zekerheidsstelling van die betalingsverplichting dienen. Ter zitting heeft de officier van justitie, niet zijnde de zaaksofficier, ook na onderbreking van de behandeling desgevraagd geen antwoord kunnen geven op de vragen van de raadsvrouw en de raadkamer en daarom verzocht om aanhouding van behandeling van de zaak. Dit teneinde het openbaar ministerie alsnog in de gelegenheid te stellen meer helderheid te verschaffen omtrent hetgeen in beslag is genomen en de titels van die beslagen. De raadkamer heeft het aanhoudingsverzoek van de officier van justitie als tardief afgewezen gelet op het tijdsverloop sinds de inbeslagneming, de sindsdien gevoerde correspondentie tussen de verdediging over het beslag en de datum indiening van het rekest.
Overwegingen van de rechtbank. Inhoud van het beslagdossier De rechtbank stelt vast dat zij beschikt over de volgende dossierstukken met betrekking tot het beslag. In het digitale dossier (DIVOS) in de map ‘beslag’ bevindt zich een beslaglijst van 10 maart 2020, alsmede twee brieven van het openbaar ministerie aan Domeinen met berichtgeving van de beslissing om de daarin genoemde voorwerpen te deponeren bij Domeinen. Verder is in de DIVOS map ‘conservatoir beslag’ aangetroffen een formulier “Kennisgeving” C8 model E”. Per mail van 18 augustus 2020 is door de rechtbank voorts ontvangen een vordering machtiging conservatoir beslag van 11 juli 2019 van de officier van justitie, alsmede een machtiging conservatoir beslag van de rechter-commissaris d.d. 11 juli 2019, waaruit volgt dat er conservatoir beslag gelegd mag worden tot een bedrag van € 75.501,73.Beslaglijst 10 maart 2020 (in DIVOS)Op de lijst van inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen met strafrechtelijke beslagtitel van 10 maart 2020 met parketnummer 15-186684-18 op naam van verdachte [betrokkene 1] , staan de voorwerpen met de volgende nummers: • 2 tot en met 5 • 9 en 10 • 15 en 16 • 18 tot en met 25 • 29 tot en met 31 • 33 • 40 • 42 tot en met 44 • 51 tot en met 57 • 60 tot en met 79 • en 87. Ten aanzien van alle voornoemde nummers op de beslaglijst is volgens deze lijst beslist dat die moeten worden gedeponeerd, met uitzondering van de nummers 2 en 3 (bankboekjes Caixa-bank): geen beslissing bekend. Met betrekking tot de nummers 43 en 44 is de beslissing dat die vernietigd moeten worden (wapens). Verder is er een beslaglijst d.d. 21 november 2019, overgelegd door de verdediging als bijlage bij het rekest. Deze is niet in het digitale dossier opgenomen en vermeldt in afwijking van de beslaglijst van 10 maart 2020 de navolgende nummers met als beslissing: Vervreemden:• Nummer 1 1 STK personenauto (18-079944-87) (waarde ruim 11000 euro)Deponeren:• Nummer 6 1 STK Ring (18-079944-62) Goud• Nummer 7 2 STK Oorbel (18-079944-63) Zizov diamonds• Nummer 8 2 STK Oorbel (18-079944-64) Zilver• Nummer 11 1 Horloge ( 18-079944-67) Cartier• Nummer 12 1 STK Horloge (18-079944-68) Cartier• Nummer 13 1 STK Horloge (18-079944-69) Cartier• Nummer 14 5 STK Sieraad ( 18-079944-70) Zilver• Nummer 17 1 PR Schoenen (18-079944-23) Bruin, Merk: L.K. Benett• Nummer 26 1 PR Schoenen (18-079944-38) Zwart, Merk: Louis Vuitton• Nummer 27 1 PR Schoenen (18-079944-39) Bruin, Merk: Gucci• Nummer 28 1 PR Schoenen (18-079944-40) Zwart, Merk: Hermes Paris• Nummer 32 1 PR Schoenen (18-079944-44) Creme, Merk: Louis Vuitton• Nummer 34 1 PR Schoenen (18-079944-78) Christian Louboutin• Nummer 35 1 PR Schoenen (18-07944-79) Louis Vuitton• Nummer 36 1 PR Schoenen ( 18-079944-80) Christian Louboutin• Nummer 37 1 PR Schoenen (18-079944-81) Blauw, Merk: Louis Christian• Nummer 38 1 PR Schoenen (18-079444-82) Jimmy Choo• Nummer 39 1 PR Schoenen (18-079944-83 Moresschi• Nummer 41 1 PR Schoenen (18-079944-85) Zwart, Merk: Gucci• Nummer 45 1 STK Tas (18-079944-24) Bruin, merk Louis Vuitton• Nummer 46 1 STK Tas (18-079944-25) Meerkleurig, merk Louis Vuitton• Nummer 47 1 STK Tas (18-079944-26) Meerkleurig, merk Louboutin• Nummer 48 1 STK Tas (18-079944-27) Zwart, merk Gucci• Nummer 49 1 STK Tas (18-079944-28) bruin, merk Gucci• Nummer 50 1 STK Tas (18-079944-29) onbekend, merk Gucci• Nummer 58 1 STK Tas ( 18-079944-97) Louis Vuitton• Nummer 59 1 STK Portemonnee (18-079944-98) Louis VuittonUit de brieven van 10 december 2020 volgt dat het openbaar ministerie aan Domeinen heeft bericht over de beslissing om de navolgende goederen te deponeren bij Domeinen: • 18-079944 17 1 PR Schoenen (18-079944-23) Bruin, Merk: L.K. Benett• 18-079944 18 1 PR Schoenen (18-079944-30 Zwart, Merk: Dolce & Gabbana• 18-079944 19 1 PR Schoenen (18-079944-31) Bruin, Merk: Santoni• 18-079944 20 1 PR Schoenen ( 18-079944-32) Bruin, Merk: Brioni• 18-079944 21 1 PR Schoenen (18-079944-33) Zwart, Merk: Gucci• 18-079944 22 1 PR Schoenen (18-079944-34) Grijs, Merk: Borgioli• 18-079944 23 1 PR Schoenen ((18-079944-35) Bruin, Merk: Suitsupply• 18-079944 24 1 PR Schoenen (18-079944-36) Zwart, Merk: Santoni• 18-079944 25 1 PR Schoenen (18-079944-37) Bruin, Merk: Santoni• 18-079944 26 1 PR Schoenen (18-079944-38) Zwart, Merk: Louis Vuitton• 18-079944 27 1 PR Schoenen (18-079944-39) Bruin, Merk: Gucci• 18-079944 28 1 PR Schoenen (18-079944-40) Zwart, Merk: Hermes Paris• 18-079944 29 1 PR Schoenen (18-079944-41) Meerkleurig, Merk; Guess• 18-079944 30 1 PR Schoenen (18-079944-42) Zwart, Merk: Louis Vuitton• 18-079944 31 1 PR Schoenen (18-079944-43 Zwart, Merk: Onbekend• 18-079944 32 1 PR Schoenen (18-079944-44) Creme, Merk: Louis Vuitton• 18-079944 33 1 STK Schoenen (linker) Bruin, Merk: Onbekend• 18-079944 34 1 PR Schoenen ( 18-079944-78) Christian Louboutin• 18-079944 35 1 PR Schoenen (18-07944-79) Louis Vuitton• 18-079944 36 1 PR Schoenen (18-079944-80) Christian Louboutin• 18-079944 37 1 PR Schoenen ( 18-079944-81 ) Blauw, Merk: Louis Christian• 18-079944 38 1 PR Schoenen (18-079444-82) Jimmy Choo• 18-079944 39 1 PR Schoenen ( 18-079944-83 Moresschi• 18-079944 40 1 PR Schoenen (18-079944-84 Zwart, Merk: Louis Vuitton• 18-079944 41 1 PR Schoenen (18-079944-85) Zwart, Merk: Gucci• 18-079944 42 1 PR Schoenen (18-079944-86) Bruin, Merk: Louis Vuitton• 18-079944 66 1 STK betaalbon Media Markt (18-079944-19)• 18-079944 67 1 STK Factuur (18-079944-54)• 18-079944 72 1 STK Factuur Louis Vuitton (18-079944-59)• 18-079944 65 1 STK 1D kaart cash paspoort Caixa bank( 18-079944-18)• 18-079944 68 2 STK notities (18-079944-55) • 18-079944 69 4 STK Visitekaartje (18-079944-56) • 18-079944 70 1 STK Gold Card (18-079944-57) (Omschrijving: Western Union) • 18-079944 71 1 STK ID kaart cash paspoort Caixa bank (18-079944-58)• 18-079944 73 1 STK bankboek La Caixa (18-079944-60) • 18-079944 74 1 STK Niet te definieren goederen • 18-079944 75 1 STK griekse cheque (18-079944-73) Op formulier C8 model E (in depot bij Domeinen) staan vermeld de nummers: • Nummer 35 Schoenen 1 Paar schoenen, merk Louis Vuitton • Nummer 58 Tas 1 Tas, merk Louis Vuitton • Nummer 59 Portemonnee 1 portemonnee, merk Louis Vuitton. Oordeel van de rechtbankDe rechtbank heeft de voorwerpen waarvan teruggave wordt verzocht, vergeleken met de beslaglijsten. Dit leidt tot de conclusie dat de volgende voorwerpen voor zover de rechtbank bekend, niet op enige beslaglijst voorkomen en de status van deze voorwerpen thans onbekend is. De verdediging heeft gesteld dat deze voorwerpen ter gelegenheid van huwelijk, geboorte en/of verjaardagen als cadeau zijn ontvangen en (deels) aan de kinderen toebehoren en daarom om teruggave verzocht. Bij gebrek aan een deugdelijk overzicht en/of een nadere onderbouwing door het openbaar ministerie van de titel en wettelijke grondslag voor (voortduring van) het beslag dienen na te noemen voorwerpen derhalve geretourneerd dienen te worden: • Witgouden ring, (taxatierapport Silberman p. 3), • Twee gouden tennisarmbanden, (taxatierapport Silberman p. 4) • Een witgouden tennisarmband, taxatierapport Silberman p. 5) • Een witgouden choker ketting, taxatierapport Silberman p. 5) • Alle Zwitserse Franken • Alle Amerikaanse dollars. Hoewel de (legale) herkomst van de kleding en een Cartier tas door de verdediging niet nader zijn geduid, zullen die bij het ontbreken van enige titel en of wettelijke grondslag voor (voortduring van) het beslag ook geretourneerd dienen te worden. Ten aanzien van de navolgende schoenparen geldt dat deze weliswaar op de door de verdediging overgelegde beslaglijst van november 2019 staan vermeld, maar deze lijst maakt geen deel uit van het (digitale) strafdossier als bekend bij de rechtbank. Bij gebrek aan nadere onderbouwing is de titel en wettelijke grondslag voor de (voortduring van) het beslag derhalve onduidelijk en daarom dienen eveneens na te noemen goederen geretourneerd te worden: • 18-079944 26 1 PR Schoenen (18-079944-38) Zwart, Merk: Louis Vuitton) • 18-079944 27 1 PR Schoenen (18-079944-39) (Bruin, Merk: Gucci) • 18-079944 28 1 PR Schoenen (18-079944-40 (Zwart, Merk: Hermes Paris) • 18-079944 32 1 PR Schoenen (18-079944-44 (Crème, Merk: Louis Vuitton) • 18-079944 34 1 PR Schoenen (18-079944-7 (Christian Louboutin) • 18-079944 36 1 PR Schoenen (18-079944-80) (Christian Louboutin) • 18-079944 37 1 PR Schoenen (18-079944-81)(Blauw, Merk: Louis Christian)• 18-079944 38 1 PR Schoenen (18-07944-82) (Jimmy Choo)• 18-079944 39 1 PR Schoenen (18-079944-83)(Omschrijving: Moresschi)• 18-079944 41 1 PR Schoenen (18-079944-85) Zwart, Merk: Gucci Daarnaast geldt ten aanzien van de navolgende goederen, die kennelijk wel op de door de verdediging overgelegde beslaglijst van november 2019 stonden dat niet uitgesloten is dat deze gedeponeerd dan wel vervreemd zijn in het kader van conservatoir beslag. Dit met het oog op een eventuele ontnemingsvordering. De voorwerpen komen echter niet voor op een (conservatoir) beslaglijst in het digitale strafdossier, zodat ook van na te noemen goederen de status thans onduidelijk is. De verdediging heeft gesteld dat deze voorwerpen ter gelegenheid van huwelijk, geboorte en/of verjaardagen als cadeau zijn ontvangen en (deels) aan de kinderen toebehoren en daarom om teruggave verzocht. Bij gebrek aan een deugdelijk overzicht en/of een nadere onderbouwing door het openbaar ministerie van de titel en wettelijke grondslag voor (voortduring van) het beslag dienen daarom ook de volgende voorwerpen geretourneerd te worden: • de auto [kenteken] , waarde blijkens beslaglijst november 2019 euro 11.500 • een geelgouden ring (vermoedelijk nr 62 beslaglijst november 2019, (, ) • een paar witgouden creolen oorbellen ("‘Gouden oorstekers“) vermoedelijk nr 63, beslaglijst november 2019) een paar witgouden oorclips met stekers (vermoedelijk nr 64 (beslaglijst november 2019) een stalen herenhorloge Cartier Chronoscoph 21 met chronograaf, vermoedelijk nr. 67 (beslaglijst november 2019) een stalen herenhorloge Cartier Pasha vermoedelijk nr 68 (beslaglijst november 2019) • Cartier Pasha, vermoedelijk nr 69, (beslaglijst november 2019). Voortduring van het beslagDe volgende voorwerpen worden niet geretourneerd. Dit in verband met de verdenking van witwassen en het (kenbare) geldende conservatoir beslag met het oog op een eventuele ontnemingsvordering. Het betreft: • Twee spaarbankboekjes tevens vorderingen op Caixabank tnv [naam 1] (491,57) en [naam 2] (492,58) (nummers 2 en 3 beslaglijst maart 2020) • 13 paar schoenen (nummers 18-25 en 29-31 en 33 op de beslaglijst van 20 maart 2020) • Een zonnebril (nummer 63 beslaglijst maart 2020) • Nummer 35 Schoenen 1 Paar schoenen, merk Louis Vuitton • Nummer 59 Portemonnee 1 portemonnee, merk Louis Vuitton Op grond van het vorenstaande dient derhalve met inachtneming van de betrekkelijke wetsartikelen te worden beslist als volgt. 3. BeslissingDe rechtbank: verklaart het klaagschrift partieel gegrond, heft op het daarop gelegde beslag voor zover daarvan sprake is en gelast de teruggave aan klager van: • witgouden ring, • twee gouden tennisarmbanden, een witgouden tennisarmband, een witgouden choker ketting, alle Zwitserse Franken, • alle Amerikaanse dollars, • kleding, • een Cartiertas, • 18-079944 26 1 PR Schoenen (18-079944-38) Zwart, Merk: Louis Vuitton), • 18-079944 27 1 PR Schoenen (18-079944-39)(Bruin, Merk: Gucci), • 18-079944 28 1 PR Schoenen (18-079944-40 (Zwart, Merk: Hermes Paris), • 18-079944 32 1 PR Schoenen (18-079944-44 (Crème, Merk: Louis, Vuitton) • 18-079944 34 1 PR Schoenen (18-079944-7 (Christian Louboutin), • 18-079944 36 1 PR Schoenen (18-079944-80) (Christian Louboutin), • 18-079944 37 1 PR Schoenen (18-079944-81)(Blauw, Merk- Louis Christian), • 18-079944 38 1 PR Schoenen (18-07944-82) (Jimmy Choo), • 18-079944 39 1 PR Schoenen (18-079944-83)(Omschrijving: Moresschi), • 18-079944 41 1 PR Schoenen (18-079944-85) Zwart, Merk: Gucci, • de auto [kenteken] , waarde blijkens beslaglijst november 2019 euro 11.500, • een geelgouden ring (vermoedelijk nr 62 beslaglijst november 2019), • een paar witgouden creolen oorbellen ("Gouden oorstekers“) (vermoedelijk nr 63 beslaglijst november 2019), • een paar witgouden oorclips met stekers (vermoedelijk nr 64 beslaglijst november 2019), • een stalen herenhorloge Cartier Chronoscoph 21 met chronograaf, (vermoedelijk nr. 67 beslaglijst november 2019), • een stalen herenhorloge Cartier Pasha (vermoedelijk nr 68 beslaglijst november 2019), • Cartier Pasha, (vermoedelijk nr 69, beslaglijst november 2019), verklaart het klaagschrift ongegrond voor zover het ziet op de teruggave van: • Twee spaarbankboekjes tevens vorderingen op Caixabank tpv [naam 1] (491,57) en [naam 2] (492,58) (nummers 2 en 3 beslaglijst maart 2020), 13 paar schoenen (nummers 18-25 en 29-31 en 33 op de beslaglijst van 20 maart 2020, • Een zonnebril (nummer 63 beslaglijst maart 2020), • Nummer 35 Schoenen 1 Paar schoenen, merk Louis Vuitton, • Nummer 59 Portemonnee 1 portemonnee, merk Louis Vuitton.”
5.3.
In de toelichting op het middel wordt gesteld dat het beslag op de voorwerpen ten aanzien waarvan de rechtbank het klaagschrift ongegrond heeft verklaard, niet in het belang van de waarheidsvinding is en niet geschikt is om wederrechtelijk voordeel aan te tonen. Daarnaast is verbeurdverklaring en onttrekking aan het verkeer niet aan de orde omdat het buiten redelijke twijfel is dat de voorwerpen klaagster toebehoren en een bonafide herkomst hebben. Tevens is aangevoerd dat het beslag niet kan worden gebaseerd op art. 94a Sv, nu uit de beslaglijst(en) en de kennisgevingen blijkt dat behoudens een drietal uitzonderingen7.beslag is gelegd op grond van art. 94 Sv. Door enkel te overwegen dat de desbetreffende voorwerpen niet worden geretourneerd in verband met de verdenking van witwassen en het geldende conservatoir beslag met het oog op een eventuele ontnemingsvordering, heeft de rechtbank volgens de steller van het middel onvoldoende gereageerd op de ingenomen standpunten. Daaraan wordt nog toegevoegd dat de rechtbank in het midden heeft gelaten welk toetsingskader zij heeft toegepast bij de beoordeling van dit deel van het klaagschrift. Ook daarom is het oordeel ontoereikend en onbegrijpelijk gemotiveerd.
5.4.
Ik stel voorop dat de dossiervorming in ieder geval voor de rechtbank in deze zaak klaarblijkelijk niet op de orde was en dat de rechtbank heeft getracht orde te scheppen in de wirwar van stukken. Dit heeft er ten aanzien van het ongegrond verklaarde gedeelte in geresulteerd dat de rechtbank twee spaarbankboekjes tevens vorderingen op een bank, 13 paar schoenen en een zonnebril die op de zich in het digitale DIVOS dossier bevindende beslaglijst stonden en een paar schoenen en een portemonnee die waren genoemd op een zich tevens in het digitale dossier bevindende ‘kennisgevingsformulier C8 model E’ in een map genaamd ‘conservatoir beslag’ niet heeft teruggegeven. De rechtbank heeft niet vastgesteld wat de grondslag is van dit beslag, noch de toepasselijke maatstaf daarvan weergegeven. De rechtbank heeft wel overwogen dat de voorwerpen niet worden teruggegeven ‘in verband met de verdenking van witwassen en het (kenbare) geldende conservatoir beslag met het oog op een eventuele ontnemingsvordering’. Ik leid hieruit af dat de rechtbank van oordeel was dat sprake was van art. 94a Sv beslag. Mogelijk heeft de rechtbank dit gebaseerd op de door haar genoemde vordering machtiging conservatoir beslag van de officier van justitie en de machtiging conservatoir beslag van de rechter-commissaris, waaruit volgde dat er conservatoir beslag mocht worden gelegd tot een bedrag van € 75.501,73. Ten aanzien van de voorwerpen die op het kennisgevingsformulier in de map ‘conservatoir beslag’ stonden, kan ik mij, in combinatie met deze machtiging, voorstellen dat de rechtbank daarom heeft geoordeeld dat sprake was van art. 94a Sv beslag. Ten aanzien van de andere voorwerpen is mij niet duidelijk geworden waaruit volgt dat precies op déze voorwerpen conservatoir beslag is gelegd. Daar komt bij dat niet is uitgesloten dat op deze voorwerpen tevens art. 94 Sv beslag rustte.
5.5.
Het voert mijns inziens te ver om de toepasselijke maatstaf van art. 94a Sv in de betreffende overwegingen van de rechtbank in te lezen. Bij de beoordeling van een klaagschrift van de beslagene gericht tegen een beslag als bedoeld in art. 94a, eerste of tweede lid, Sv dient de rechter immers te onderzoeken a. of er ten tijde van zijn beslissing sprake was van verdenking van of veroordeling wegens een misdrijf waarvoor een geldboete van de vijfde categorie kan worden opgelegd en b. of zich niet het geval voordoet dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, aan de verdachte een verplichting tot betaling van een geldboete dan wel de verplichting tot betaling van een geldbedrag ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel zal opleggen.8.De rechtbank heeft weliswaar overwogen dat er sprake was van een verdenking van witwassen, maar niet met zoveel woorden geoordeeld dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter aan de verdachte een ontnemingsverplichting zal opleggen. Nu de rechtbank daarnaast ook niet de grondslag van het beslag heeft vastgesteld en er mogelijk nog steeds beslag ligt ex art. 94 Sv, klaagt het middel terecht dat de beschikking onvoldoende gemotiveerd is.
5.6.
Het namens de klaagster voorgestelde middel slaagt.
6. Conclusie
6.1.
Zowel het namens het openbaar ministerie voorgestelde middel als het namens de klaagster voorgesteld middel slagen.
6.2.
Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden beslissing aanleiding behoren te geven.
6.3.
Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot terugwijzing van de zaak naar de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, opdat de zaak op het bestaande klaagschrift opnieuw wordt behandeld en afgedaan.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 25‑01‑2022
Zie bijvoorbeeld HR 28 juni 2011, LJN BQ4663, NJ 2011/321. Uit de gedingstukken rees, zoals mijn ambtgenoot Machielse concludeerde, het beeld op 'dat niemand echt de moeite heeft genomen om uit te zoeken om wat voor beslag het gaat'. De Rechtbank had desondanks geoordeeld dat van beslag in de zin van art. 552a Sv geen sprake was en had de klager daarom niet ontvankelijk verklaard. De Hoge Raad casseerde en overwoog daarbij dat de Rechtbank 'na terugwijzing van de zaak [zal] moeten onderzoeken wat de grondslag is geweest van de 'inneming' van de auto en op basis van die bevindingen dienen te beoordelen welke rechtsgang voor de klager openstond'. Duidelijk zal zijn dat de Rechtbank dit onderzoek niet zal kunnen verrichten op basis van de stukken die in het dossier zaten. Zij zal het openbaar ministerie dus moeten bevelen de zaak uit te zoeken en de desbetreffende stukken boven water te halen.
Zie in dit verband mijn eerdere conclusie ECLI:NL:PHR:2019:334 waarin ik op dezelfde wijze heb geciteerd uit de conclusie van AG Knigge.
Vgl. o.m. HR 23 oktober 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX6930, NJ 2012/619, HR 17 februari 2015, ECLI:NL:HR:2015:341, NJ 2015/118 en HR 24 januari 2017, ECLI:NL:HR:2017:72.
Vgl. in algemene zin HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654, m. nt. Mevis (overzichtsarrest beklagrechtspraak), rov. 2.7: “Om de juiste beoordelingsmaatstaf te kunnen hanteren zal ten tijde van de behandeling in raadkamer duidelijk moeten zijn welke bepaling of bepalingen aan het beslag ten grond ligt of liggen”.
Deze uitzonderingen houden in beslagnummer 35 (schoenen Louis Vuitton), beslagnummer 58 (tas Louis Vuitton) en beslagnummer 59 (portemonnee Louis Vuitton).
Zie HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654, m. nt. Mevis (overzichtsarrest beklagrechtspraak).
Beroepschrift 10‑12‑2020
Dossiernummer: 2020.0193
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
SCHRIFTUUR HOUDENDE EEN MIDDEL VAN CASSATIE
Van: W.S. de Zanger
In de zaak van:
[verzoekster], verzoekster tot cassatie van het te haren laste door de raadkamer van de Rechtbank Noord-Holland op 10 september 2020 onder registratienummer 20-002722 (parketnummer 15.186684.18) gewezen beschikking.
Middel I
1.
Het recht-in het bijzonder artikel 24 en 552a Wetboek van Strafvordering — is geschonden en/of naleving is verzuimd van op straffe van nietigheid in acht te nemen vormvoorschriften, doordat het oordeel van de raadkamer van de rechtbank dat het klaagschrift dat namens verzoekster is ingediend deels niet-gegrond is, mede gelet op het namens verzoekster ingenomen (uitdrukkelijk) onderbouwde standpunt in de beklagprocedure, onbegrijpelijk, althans onvoldoende is gemotiveerd.
2. Toelichting
2.1
Verzoekster heeft op 26 maart 2020 een klaagschrift ingediend tegen de voortduring van het beslag op een hoeveelheid voorwerpen die onder haar in beslag zijn genomen. Zij heeft daarbij verzocht om opheffing van het beslag en teruggave van de inbeslaggenomen voorwerpen. 1. Het klaagschrift is behandeld ter terechtzitting van 20 augustus 2020 en op 10 september 2020 heeft de raadkamer van de rechtbank het klaagschrift partieel gegrond verklaard.
2.2
Deze cassatieschriftuur richt zich enkel op de (gedeeltelijke) ongegrondverklaring van het klaagschrift. Uit de akte instellen rechtsmiddel blijkt immers dat het beroep in cassatie is ingesteld tegen de beschikking met betrekking tot het klaagschrift ‘voor zover het Klaagschrift ongegrond is verklaard (…)’.
2.3
De raadsvrouw van verzoekster in de beklagprocedure, mr. C.H. Zuur, heeft in het door haar ingediende klaagschrift onder andere aangevoerd:
- ‘2.
Tijdens haar verhoren heeft cliënte het witwassen ontkend ten aanzien van een groot aantal in beslag genomen voorwerpen. Van een klein deel van in beslag genomen voorwerpen wist zij het bestaan niet. Zij is per beslag genomen voorwerp bevraagd over de herkomst en zij heeft voor zover mogelijk over de herkomst verklaard. Een groot deel van contante geldbedragen en sieraden betreft cadeaus die cliënte en haar man en kinderen hebben gekregen voor hun Roma huwelijk, de geboorte en de verjaardagen van de kinderen. Ook over de beslagen kleding heeft zij verklaard.
(…)
- 5.
Cliënte is (dus) rechthebbende en belanghebbende, ook als wettelijk vertegenwoordiger van haar minderjarige kinderen, bij teruggave van de in beslag genomen voorwerpen, waaronder de auto met kenteken [AA-11-BB], de beslagen sieraden en kleding, en spaarboekjes van de kinderen.
- 6.
Bij gebrek aan stukken is cliënte overigens niet ten aanzien van alle voorwerpen duidelijk onder welke titel beslag is gelegd.
- 7.
Cliënte heeft verklaard over de beslagen voorwerpen. Zij vraagt opheffing van het beslag en teruggave van de navolgende voorwerpen, dan wel vergoeding van de waarde ervan indien en voor zover voorwerpen zijn vervreemd:
(…)
- 8.
De sieraden en het buitenlandse geld waarvan teruggave wordt verzocht en de spaarbankboekjes bevonden zich in een tasje dat cliënt achter de kledingkast in haar slaapkamer had verstopt tegen inbraak. Al die voorwerpen zijn door anderen aan haar en/of de kinderen gegeven als kadogeld en dus niet van de vader van haar kinderen en niet van criminele herkomst afkomstig. Cliënte en haar kinderen en de vader van haar kinderen zijn Roma, zij is in Roma traditie en op Roma wijze getrouwd. Dat betekent dat de bruiloft en de verjaardagen van bijvoorbeeld de kinderen op Roma wijze worden gevierd: er gaan schalen rond en daarop leggen de gasten geld en sieraden als cadeau.
- 9.
Cliënt stelt zich op het standpunt dat het beslag onrechtmatig is. Er zal geen sprake kunnen zijn van veroordeling voor witwassen, een feit dat wordt bedreigd met een boete van de vijfde categorie. Bij cliënte was geen sprake van (bewijs van) opzet en bovendien zijn de beslagen voorwerpen waarvan teruggave wordt verzocht niet van misdrijf afkomstig. De verdenking van witwassen ziet bovendien concreet op de verhulling van de herkomst van Euro 8750, 3200 USD en 1200 Zwitserse Franken, 25 paar (merk)schoenen en/of 5 (merk)tassen. Er is dus ook om die reden geen wettelijke grondslag voor voortduring van de beslaglegging op de auto, de sieraden en de spaarbankboekjes van de kinderen.’
2.4
Om die redenen verzocht mr. Zuur namens verzoekster het beklag gegrond te verklaren vanwege onrechtmatige (voortduring van de) beslaglegging en de onmiddellijke teruggave aan verzoekster te gelasten, dan wel de waarde ervan uit te keren / terug te geven aan verzoekster.
2.5
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting op 20 september 2020 heeft mr. Zuur het woord gevoerd conform de aan het proces-verbaal van de zitting gehechte pleitaantekeningen. Zij heeft onder andere aangevoerd:
‘Beslag op grond van artikel 94 Sv
Niet in het belang van de waarheidsvinding
- 6.
Klaagster wordt bezwaard door de inbeslagneming van voornoemde goederen en de voortduring daarvan, alsmede door het uitblijven van een last tot teruggave van die goederen, omdat niet (meer) kan worden gesproken van enig strafvorderlijk doel. Het belang van waarheidsvinding is niet (meer) van toepassing nu het beslag, gezien de aard van de beslagen voorwerpen waarvan teruggave wordt verzocht, op geen enkele wijze kan bijdragen aan het aan de dag brengen van de waarheid ter zake van het strafbare feitwaarvan4e- verdenking tegen klager bestaat.
Niet geschikt voor aan te tonen wederrechtelijk voordeel
- 7.
Evenmin kunnen de in beslag genomen goederen waarvan teruggave wordt gevraagd (klaagschrift onder punt 7), dienen om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Cliënte heeft over deze voorwerpen meermalen een concrete en verifieerbare verklaring afgelegd. Dat het OM ervoor heeft gekozen de door cliente bij naam genoemde schenkers niet te horen, komt voor risico en met name voor rekening van het OM. Van de voorwerpen waarvan teruggave is verzocht, is cliënte eigenaar of treedt zij op als wettelijk vertegenwoordiger van de minderjarige kinderen. De vader van die kinderen wordt verdacht van strafbare feiten in mei 2018. Al deze goederen waarvan teruggave wordt verzocht, zijn verkregen of aan cliënte geschonken (ver) voor die datum en buiten redelijke twijfel blijkt dat de goederen een bona fide herkomst hebben en klaagster eigenaar van die voorwerpen is. In ieder geval is aannemelijk dat die goederen een legale herkomst hebben.
Geen mogelijkheid tot verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer
- 8.
Verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van de voorwerpen waarvan teruggave wordt verzocht, is ook niet aan de orde. Het staat gelet op het voorgaande buiten redelijke twijfel dat de goederen aan klager toebehoren en dat zij een bonafide herkomst hebben die in geen enkel verband staan of kunnen worden gebracht tot de verdenkingen jegens klaagster. De in beslag genomen voorwerpen zijn ten slotte niet vatbaar voor onttrekking aan het verkeer.
Van een omstandigheid als bedoeld in artikel 36c St ontbreekt ten slotte ieder begin van aannemelijkheid.
(…)
- 10.
Mitsdien verzet teruggave van de onder punt 7 klaagschrift genoemde voorwerpen zich niet tegen de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming en de voortduring daarvan toelaat, zodat het voortduren van het beslag en de kennelijk weigering over te gaan tot een last tot teruggave, als onbegrijpelijk en onjuist moet worden beschouwd.
Beslag op grond van artikel 94a Sv?
Volgens het OM ligt er op de goederen tevens conservatoir beslag in verband met het ontnemen van wederrechtelijk verkregen voordeel.
Ook dat is onjuist. Het blijkt niet uit de beslaglijst(en), en alle kennisgevingen beslag in het beslagdossier in het einddossier zijn beslag ex artikel 94 Sv.
En in de laatste plaats wordt de stelling van het OM simpelweg weersproken door de vordering machtiging conservatoir beslag 11 juli 2019 (art 103 Sv) in de zaak tegen klaagster, verwegende dat het maximumbedrag tot welk verhaal het beslag in verband met de gerezen verdenking — en dat is dus hetgeen ten laste is gelegd — wordt verlangd, 75.501,53 bedraagt, wordt machtiging verzocht en op 11 juli 2019 verkregen tot het in conservatoir beslag nemen van voorwerpen tot verhaal van het bedrag van 75.501,53. Uit het proces-verbaal conservatoir beslag onder zichzelf ex art 94a Sv met betrekking tot verdachte [verzoekster], blijkt dat vervolgens het gemachtigde verhaalsbeslag ex 94a Sv is gelegd in de hoofdzaak tegen klaagster op 28januari 2020, onder domeinen en slechts op:
- —
Beslagnummer 35 schoenen Louis Vuiton
- —
Beslagnummer 52 tas Louis Vuiton
- —
Beslagnummer 59 Portemonnee Louis Vuiton
Met andere woorden er is geen conservatoir beslag gelegd op ‘alle goederen’.
De verdediging is het eens met het OM dat klaagster wordt verdacht van een feit waarvoor een geldboete van vijfde categorie kan worden opgelegd. En mogelijk kan conservatoir beslag op voorwerpen dienen tot zekerheidstelling van een eventuele geldboete en/of ontnemingsbedrag. Maar het OM en de RC hebben het maximum van ontnemingsbedrag aan klaagster gesteld op pakweg 75.000 euro.
Samenvattend:
- a)
Er ligt alleen beslag ex 94a Sv op beslagnummer 35, 58 en 59 resp schoenen, een tas en een portemonnee van Louis Vuiton.
- b)
Voortzetting van het beslag ex 94 Sv op de andere voorwerpen dient geen enkel strafvorderlijk belang
- c)
Alsnog haastig conservatoir beslag leggen op andere voorwerpen is tardief en buitengemeen slordig en niet fair na een stilte van bijna twee jaar en zo'n ondoorgrondelijk beslagdossier
- d)
Maar zelfs indien en voor zover het OM haastig alsnog voor een maximumbedrag van grofweg Euro 75.000 wil leggen, dan zal het OM toch echt vandaag duidelijk moeten maken op welke goederen van klaagster dat conservatoir beslag dan ziet en waarom dat dan moet zien op de selectie van voorwerpen waarvan klaagster teruggave verlangt.
(…)’
2.6
De raadkamer van de Rechtbank Noord-Holland heeft het klaagschrift bij beschikking van 10 september 2020 partieel gegrond verklaard. Zij heeft daarbij het beslag opgeheven voor zover daarvan sprake was en de teruggave aan verzoekster gelast van een lijst voorwerpen, op p. 8 van de beschikking aangeduid met 22 (gedachte)bolletjes. 2. Deze voorwerpen zijn door de raadkamer in drie categorieën onderverdeeld en de motivering voor de gegrondverklaring verschilt per categorie. Ten aanzien van de eerste categorie heeft de raadkamer geoordeeld:
‘De rechtbank heeft de voorwerpen waarvan teruggave wordt verzocht, vergeleken met de beslaglijsten. Dit heeft tot de conclusie dat de volgende voorwerpen voor zover de rechtbank bekend, niet op enige beslaglijst voorkomen en de status van deze voorwerpen thans onbekend is. De verdediging heeft gesteld dat deze voorwerpen ter gelegenheid van huwelijk, geboorte en/of verjaardagen als cadeau zijn ontvangen en (deels) aan de kinderen toebehoren en daarom om teruggave verzocht. Bij gebrek aan een deugdelijk overzicht en/of een nadere onderbouwing door het openbaar ministerie van de titel en wettelijke grondslag voor (voortduring van) het beslag dienen na te noemen voorwerpen derhalve geretourneerd dienen te worden: (…)’3.
2.7
Ten aanzien van de tweede categorie oordeelde de raadkamer:
‘dat deze weliswaar op de door de verdediging overgelegde beslaglijst van november 2019 staan vermeld, maar deze lijst maakt geen deel uit van het (digitale) strafdossier als bekend bij de rechtbank. Bij gebrek aan nadere onderbouwing is de titel en wettelijke grondslag voor de (voortduring van) het beslag derhalve onduidelijk en daarom dienen eveneens na te noemen goederen geretourneerd te worden: (…)’4.
2.8
Ten aanzien van de derde categorie voorwerpen oordeelde de raadkamer dat ‘niet uitgesloten is dat deze gedeponeerd dan wel vervreemd zijn in het kader van conservatoir beslag. Dit met het oog op een eventuele ontnemingsvordering. De voorwerpen komen echter niet voor op een (conservatoir) beslaglijst in het digitale strafdossier, zodat ook van na te noemen goederen de status thans onduidelijk is. De verdediging heeft gesteld dat deze voorwerpen ter gelegenheid van huwelijk, geboorte en/of verjaardagen als cadeau zijn ontvangen en (deels) aan de kinderen toebehoren en daarom om teruggave verzocht.’ Om die reden komt de raadkamer ten aanzien van deze voorwerpen tot eenzelfde conclusie als ten aanzien van de eerste categorie voorwerpen:
‘Bij gebrek aan een deugdelijk overzicht en/of een nadere onderbouwing door het openbaar ministerie van de titel en wettelijke grondslag voor (voortduring van) het beslag dienen daarom ook de volgende voorwerpen geretourneerd te worden: (…)’ 5.
2.9
Het klaagschrift is tevens deels ongegrond verklaard, voor zover dat zich richtte op het beslag op twee spaarbankboekjes, dertien (13) paar schoenen, een zonnebril, een paar schoenen en een portemonnee. De raadkamer heeft daarover geoordeeld:
‘De volgende voorwerpen worden niet geretourneerd. Dit in verband met de verdenking van witwassen en het (kenbare) geldende conservatoir beslag met het oog op een eventuele ontnemingsvordering. Het betreft:
- •
Twee spaarbankboekjes tevens vorderingen op Caixabank tnv [kind 1] (491,57) en [kind 2]an Duric (492,58) (nummers 2 en 3 beslaglijst maart 2020)
- •
13 paar schoenen (nummers 18–25 en 29–31 en 33 op de beslaglijst van 20 maart 2020)
- •
Een zonnebril (nummer 63 beslaglijst maart 2020)
- •
Nummer 35 Schoenen
- •
Nummer 59 Portemonnee
1 Paar schoenen, merk Louis Vuitton 1 portemonnee, merk Louis Vuitton’6.
Toepasselijk recht/ Juridisch kader
2.10
Uit rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat ten tijde van de behandeling in raadkamer duidelijk zal moeten zijn welke bepaling of bepalingen aan het beslag ten grondslag ligt of liggen, om de juiste beoordelingsmaatstaf te kunnen hanteren. 7. Voor de beoordeling van een klaagschrift dat zich richt op beslag op grond van artikel 94 Sv geldt immers een andere maatstaf dan indien het klaagschrift zich richt op beslag op grond van artikel 94a Sv. De rechter die oordeelt over het klaagschrift moet in diens oordeel rekenschap geven van het toetsingskader dat hij toepast: de grondslag voor het beslag moet gemotiveerd worden vastgesteld door de rechter. 8.
Beoordeling
2.11
Namens verweerster is, zo blijkt uit het voorgaande, een uitgebreid en (uitdrukkelijk) onderbouwd standpunt ingenomen ten aanzien van (het Voortduren van) het beslag op de voorwerpen ten aanzien waarvan de rechtbank het klaagschrift ongegrond heeft verklaard. Er is aangevoerd dat het beslag niet in het belang van de waarheidsvinding is en niet geschikt is om wederrechtelijk voordeel aan te tonen. Daarnaast is betoogd dat verbeurdverklaring en onttrekking aan het verkeer van de voorwerpen niet aan de orde is, omdat het buiten redelijke twijfel is dat de voorwerpen klager toebehoren en een bonafide herkomst hebben. Tevens is aangevoerd dat het beslag niet kan worden gebaseerd op artikel 94a Sv, nu uit de beslaglijst(en) en de kennisgevingen beslag in het beslagdossier blijkt dat het beslag is gelegd op grond van artikel 94 Sv, behalve voor wat betreft:
- —
Beslagnummer 35 schoenen Louis Vuitton
- —
Beslagnummer 58 tas Louis Vuitton
- —
Beslagnummer 59 Portemonnee Louis Vuitton.9.
2.12
Gelet op deze (uitdrukkelijk) onderbouwde standpunten die namens verzoekster zijn voorgedragen ter terechtzitting, is de motivering van de gedeeltelijke ongegrondverklaring van het klaagschrift ontoereikend en onbegrijpelijk gemotiveerd.
2.13
Door enkel te overwegen dat de desbetreffende voorwerpen niet worden geretourneerd ‘in verband met de verdenking van witwassen en het (kenbare) geldende conservatoir beslag met het oog op een eventuele ontnemingsvordering’, heeft de raadkamer van de rechtbank namelijk onvoldoende gereageerd op het namens verzoekster ingenomen, (uitdrukkelijk) onderbouwde standpunt. Uit die overweging van de raadkamer blijkt immers niet, althans onvoldoende begrijpelijk waarom dat standpunt niet wordt gevolgd ten aanzien van de desbetreffende voorwerpen. Om die reden is het oordeel van de rechtbank in zoverre ontoereikend en onbegrijpelijk gemotiveerd.
2.14
Dat is temeer zo, nu wordt verwezen naar ‘het (kenbare) geldende conservatoir beslag’, terwijl verzoekster uitdrukkelijk heeft betoogd en onderbouwd dat ten aanzien van de spaarbankboekjes, de 13 paren schoenen en de zonnebril geen conservatoir beslag op grond van artikel 94a Sv is gelegd.
2.15
De raadkamer heeft bovendien in het midden gelaten welk toetsingskader zij heeft toegepast bij de beoordeling van dit deel van het klaagschrift: het toetsingskader dat voortvloeit uit artikel 94 Sv, of uit artikel 94a Sv. Dat dient tot cassatie van de bestreden beschikking te leiden. 10. Ook daarom is het oordeel over dit deel van het klaagschrift ontoereikend en onbegrijpelijk gemotiveerd.
Deze schriftuur wordt ondertekend en ingediend door mr. W.S. de Zanger, advocaat te Amsterdam, die verklaart daartoe door verzoekster bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd.
Amsterdam, 10 december 2020
W.S. de Zanger
Voetnoten
Voetnoten Beroepschrift 10‑12‑2020
Klaagschrift 26 maart 2020, p. 2.
Beschikking 10 september 2020, p. 8.
Beschikking 10 september 2020, p. 6.
Beschikking 10 september 2020, p. 6.
Beschikking 10 september 2020, p. 7.
Beschikking 10 september 2020, p. 7, 8.
HR 28 september 2010, NJ 2010/654, r.o. 2.7, HR 3 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV6978, r.o. 2.3.
Hr 6 maart 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ6174, HR 12 juni 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA2565, NJ 2007/348, HR 5 september 2006, ECLI:NL:HR:2006:AU5723 en HR 5 september 2006, ECLI:NL:HR:2006:AU6712, NJ 2006/612.
Pleitnotitie mr. C.H. Zuur, gevoegd bij het proces-verbaal van de terechtzitting op 10 september 2020.
Zie de rechtspraak waar naar wordt verwezen in randnummer 8 van deze cassatieschriftuur.
Beroepschrift 24‑11‑2020
CASSATIESCHRIFTUUR
Registratienummer: RK 20-002722
Aan de Hoge Raad der Nederlanden
Het beroep in cassatie van rekwirant is gericht tegen de beschikking van de meervoudige raadkamer van de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem, van 10 september 2020, waarbij de Rechtbank — voor zover in cassatie van belang — het klaagschrift van:
[klaagster],
geboren op [geboortedatum] 1987 te [geboorteplaats]
tegen het onder klaagster gelegde beslag op de in de uitspraak genoemde goederen partieel gegrond heeft verklaard.
Rekwirant kan zich in zoverre met deze beschikking en de motivering daarvan niet verenigen en stelt daarom het volgende middel van cassatie voor:
Middel van cassatie
Schending van het recht en/of verzuim van vormen waarvan de niet-inachtneming nietigheid meebrengt als bedoeld in art. 79, eerste lid, Wet RO, meer in het bijzonder schending van art. 23, 24, 94, 94a en 552a Sv, doordat de rechtbank, zoals hierna nader zal worden toegelicht, bij de beoordeling van het klaagschrift een onjuiste maatstaf heeft toegepast, althans dat de rechtbank de beslissing tot gegrondverklaring van het klaagschrift ontoereikend heeft gemotiveerd en/of dat die beslissing onbegrijpelijk is, nu de rechtbank niet heeft aangegeven waarom aan het verzoek tot aanhouding van de officier van justitie geen gevolg kan worden gegeven en/of heeft overwogen dat bij gebrek aan nadere onderbouwing de titel en wettelijke grondslag voor de (voortduring van) het beslag onduidelijk zijn.
Toelichting
1.
Op 18 september 2018 heeft een doorzoeking plaatsgevonden op het verblijfadres van klaagster in het kader van een strafrechtelijk onderzoek tegen de partner van klaagster. Bij ontdekking van de witwasvoorwerpen is zij als verdachte van witwassen aangemerkt en de doorzoeking uitgebreid. Tijdens de doorzoeking is een aantal goederen inbeslaggenomen. Op 27 maart 2020 is namens klaagster een klaagschrift ingediend met het verzoek tot opheffing van het beslag op en last tot teruggave van de daarin genoemde goederen. De rechtbank heeft van een aantal voorwerpen geoordeeld dat het beslag ongegrond wordt verklaard. Deze beslissing wordt niet aangevochten. Ten aanzien van de voorwerpen waarvan de rechtbank het klaagschrift gegrond heeft verklaard, houden de overwegingen in de beschikking —voor zover hier van belang— het volgende in:
‘Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft de voorwerpen waarvan teruggave wordt verzocht, vergeleken met de beslaglijsten. Dit leidt tot de conclusie dat de volgende voorwerpen voor zover de rechtbank bekend, niet op enige beslaglijst voorkomen en de status van deze voorwerpen thans onbekend is. De verdediging heeft gesteld dat deze voorwerpen ter gelegenheid van huwelijk, geboorte en/of verjaardagen als cadeau zijn ontvangen en (deels) aan de kinderen toebehoren en daarom om teruggave verzocht. Bij gebrek aan een deugdelijk overzicht en/of een nadere onderbouwing door het openbaar ministerie van de titel en wettelijke grondslag voor (voortduring van) het beslag dienen na te noemen voorwerpen derhalve geretourneerd dienen te worden:
- •
Witgouden ring, (taxatierapport Silberman p. 3),
- •
Twee gouden tennisarmbanden, (taxatierapport Silberman p. 4)
- •
Een witgouden tennisarmband, taxatierapport Silberman p. 5)
- •
Een witgouden choker ketting, taxatierapport Silberman p. 5)
- •
Alle Zwitserse Franken
- •
Alle Amerikaanse dollars.
Hoewel de (legale) herkomst van de kleding en een Cartier tas door de verdediging niet nader zijn geduid, zullen die bij het ontbreken van enige titel en of wettelijke grondslag voor (voortduring van) het beslag ook geretourneerd dienen te worden.
Ten aanzien van de navolgende schoenparen geldt dat deze weliswaar op de door de verdediging overgelegde beslaglijst van november 2019 staan vermeld, maar deze lijst maakt geen deel uit van het (digitale) strafdossier als bekend bij de rechtbank. Bij gebrek aan nadere onderbouwing is de titel en wettelijke grondslag voor de (voortduring van) het beslag derhalve onduidelijk en daarom dienen eveneens na te noemen goederen geretourneerd te worden:
- •
18-079944 26 1 PR Schoenen (18-079944-38)Zwart, Merk: Louis Vuitton)
- •
18-079944 27 1 PR Schoenen (18-079944-39)(Bruin, Merk: Gucci)
- •
18-079944 28 1 PR Schoenen (18-079944-40 (Zwart, Merk: Hermes Paris)
- •
18-079944 32 1 PR Schoenen (18-079944-44 (Crème, Merk: Louis Vuitton)
- •
18-079944 34 1 PR Schoenen (18-079944-7 (Christian Louboutin)
- •
18-079944 36 1 PR Schoenen (18-079944-80) (Christian Louboutin)
- •
18-079944 37 1 PR Schoenen (18-079944-81)(Blauw, Merk: Louis Christian)
- •
18-079944 38 1 PR Schoenen (18-07944-82) (Jimmy Choo)
- •
18-079944 39 1 PR Schoenen (18-079944-83)(Omschrijving: Moresschi)
- •
18-079944 41 1 PR Schoenen (18-079944-85) Zwart, Merk: Gucci
Daarnaast geldt ten aanzien van de navolgende goederen, die kennelijk wel op de door de verdediging overgelegde beslaglijst van november 2019 stonden dat niet uitgesloten is dat deze gedeponeerd dan wel vervreemd zijn in het kader van conservatoir beslag. Dit met het oog op een eventuele ontnemingsvordering. De voorwerpen komen echter niet voor op een (conservatoir) beslaglijst in het digitale strafdossier, zodat ook van na te noemen goederen de status thans onduidelijk is. De verdediging heeft gesteld dat deze voorwerpen ter gelegenheid van huwelijk, geboorte en/of verjaardagen als cadeau zijn ontvangen en (deels) aan de kinderen toebehoren en daarom om teruggave verzocht. Bij gebrek aan een deugdelijk overzicht en/of een nadere onderbouwing door het openbaar ministerie van de titel en wettelijke grondslag voor (voortduring van) het beslag dienen daarom ook de volgende voorwerpen geretourneerd te worden:
- •
de auto [AA-11-BB], waarde blijkens beslaglijst november 2019 euro 11.500
- •
een geelgouden ring (vermoedelijk nr 62 beslaglijst november 2019, (,)
- •
een paar witgouden creolen oorbellen (‘Gouden oorstekers’) vermoedelijk nr 63, beslaglijst november 2019)
- •
een paar witgouden oorclips met stekers (vermoedelijk nr 64 (beslaglijst november 2019)
- •
een stalen herenhorloge Cartier Chronoscoph 21 met chronograaf, vermoedelijk nr. 67(beslaglijst november 2019)
- •
een stalen herenhorloge Cartier Pasha vermoedelijk nr 68 (beslaglijst november 2019).
- •
Cartier Pasha, vermoedelijk nr 69, (beslaglijst november 2019).
(…)
Op grond van het vorenstaande dient derhalve met inachtneming van de betrekkelijke wetsartikelen te worden beslist als volgt.
3. Beslissing
De rechtbank:
verklaart het klaagschrift partieel gegrond, heft op het daarop gelegde beslag voor zover daarvan sprake is en gelast de teruggave aan klager van:
- •
witgouden ring,
- •
twee gouden tennisarmbanden, een witgouden tennisarmband, een witgouden choker ketting, alle Zwitserse Franken,
- •
alle Amerikaanse dollars,
- •
kleding
- •
een Cartiertas,
- •
18-079944 26 1 PR Schoenen (18-079944-38)Zwart, Merk: Louis Vuitton),
- •
18-079944 27 1 PR Schoenen (18-079944-39)(Bruin, Merk: Gucci),
- •
18-079944 28 1 PR Schoenen (18-079944-40 (Zwart, Merk: Hermes Paris),
- •
18-079944 32 1 PR Schoenen (18-079944-44 (Crème, Merk: Louis Vuitton)
- •
18-079944 34 1 PR Schoenen (18-079944-7 (Christian Louboutin),
- •
18-079944 36 1 PR Schoenen (18-079944-80) (Christian Louboutin),
- •
18-079944 37 1 PR Schoenen (18-079944-81)(Blauw, Merk: Louis Christian)
- •
18-079944 38 1 PR Schoenen (18-07944-82)(Jimmy Choo),
- •
18-079944 39 1 PR Schoenen (18-079944-83)(Omschrijving: Moresschi),
- •
18-079944 41 1 PR Schoenen (18-079944-85) Zwart, Merk: Gucci,
- •
de auto [AA-11-BB], waarde blijkens beslaglijst november 2019 euro 11.500,
- •
een geelgouden ring (vermoedelijk nr 62 beslaglijst november 2019),
- •
een paar witgouden creolen oorbellen (‘Gouden oorstekers ’) (vermoedelijk nr 63 beslaglijst november 2019),
- •
een paar witgouden oorclips met stekers (vermoedelijk nr 64 beslagljst november 2019),
- •
een stalen herenhorloge Cartier Chronoscoph 21 met chronograaf, (vermoedelijk nr. 67 beslaglijst november 2019),
- •
een stalen herenhorloge Cartier Pasha (vermoedelijk nr 68 beslaglijst november 2019),
- •
Cartier Pasha, (vermoedelijk nr 69, beslaglijst november 2019),’
2.
De overwegingen van de rechtbank houden in dat zij een onderscheid maakt tussen vier groepen voorwerpen.
De rechtbank overweegt ten eerste dat er een aantal voorwerpen is waarvan de teruggave wordt verzocht, dat niet voorkomt op enige beslaglijst en dat de status van die voorwerpen thans onbekend is. Bij een gebrek aan een deugdelijk overzicht en/of een nadere onderbouwing door het openbaar ministerie van de titel en wettelijke grondslag voor (voortduring van) het beslag dienen deze voorwerpen te worden geretourneerd.
Ten tweede heeft de rechtbank ten aanzien van de kleding en een Cartier tas overwogen dat bij het ontbreken van enige titel en/of wettelijke grondslag voor (voortduring) van het beslag deze voorwerpen geretourneerd dienen te worden.
Er is ten derde een aantal met name genoemde schoenenparen ten aanzien waarvan de rechtbank overweegt dat die weliswaar voorkomen op een door de verdediging overgelegde beslaglijst van november 2019, maar dat deze lijst geen deel uitmaakt van het (digitale) strafdossier als bekend bij de rechtbank. Bij gebrek aan nadere onderbouwing zijn de titel en wettelijke grondslag voor de (voortduring van) het beslag derhalve onduidelijk en daarom dienen zij geretourneerd te worden.
Ten vierde overweegt de rechtbank ten aanzien van de auto met kenteken [AA-11-BB] en een aantal sieraden dat deze goederen wel genoemd staan op de door de verdediging overgelegde beslaglijst van november 2019 en dat niet uitgesloten is dat deze gedeponeerd zijn dan wel vervreemd in het kader van conservatoir beslag. Deze voorwerpen komen echter niet voor op een (conservatoir) beslaglijst in het (digitale) strafdossier, zodat ook van die goederen de status onduidelijk is. Bij gebrek aan een deugdelijk overzicht en/of een nadere onderbouwing door het openbaar ministerie van de titel en wettelijke grondslag voor (voortduring van) het beslag dienen daarom ook deze voorwerpen geretourneerd te worden, aldus de rechtbank.
Kort gezegd komen de overwegingen van de rechtbank aldus erop neer dat een deugdelijk overzicht van inbeslaggenomen voorwerpen ontbreekt, dat niet duidelijk is wat de titel en de wettelijke grondslag voor het beslag zijn en dat het openbaar ministerie deze niet nader heeft onderbouwd. Naar de mening van rekwirant is dat oordeel onvoldoende gemotiveerd.
3.
Aan de beslissing van de beklagrechter op een op de voet van art. 552a Sv ingediend beklag dient een behandeling in raadkamer vooraf, te gaan. De beklagrechter is verantwoordelijk voor de deugdelijkheid van het onderzoek in raadkamer. Het kan voorkomen dat de beklagrechter van oordeel is dat hij onvoldoende in staat is om zich een oordeel te vormen over de ontvankelijkheid van het beklag en/of over de rechtmatigheid van het (voortduren van het} beslag. Art. 23, lid 1, Sv bepaalt dat hij bevoegd is de nodige bevelen te geven opdat het onderzoek dat aan zijn beslissing moet voorafgaan, overeenkomstig de bepalingen van dit wetboek zal plaats vinden. Zo nodig kan hij het openbaar ministerie bevelen de op de zaak betrekking hebbende stukken te overleggen. Indien het gaat om stukken waarover het openbaar ministerie op dat moment ook niet beschikt, kan hij aan het openbaar ministerie een onderzoeksopdracht verstrekken.1. Het kan dan bijvoorbeeld gaan om stukken die betrekking hebben op de rechtmatigheid van het beslag zelf, waarmee wordt gedoeld op de formaliteiten waaraan een inbeslagneming moet voldoen.2.
4.
Dit is van belang omdat de beklagrechter een eigen verantwoordelijkheid heeft te (doen) onderzoeken welke strafvorderlijke bepaling aan het beslag ten grondslag ligt. In de overzichtsbeschikking HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654 overwoog de Hoge Raad dienaangaande:
‘2.7.
Om de juiste beoordelingsmaatstaf te kunnen hanteren zal ten tijde van de behandeling in raadkamer duidelijk moeten zijn welke bepaling of bepalingen aan het beslag ten grondslag ligt of liggen.’3.
5.
Het openbaar ministerie is gehouden de bevelen van de beklagrechter uit te voeren. Indien de beklagrechter de nodige bevelen aan het openbaar ministerie heeft gegeven om stukken te verstrekken en hij van oordeel is dat het openbaar ministerie in gebreke blijft de verlangde stukken te overleggen, kan hij daarin aanleiding vinden het beklag gegrond te verklaren. Dat was aan de orde in HR 24 november 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZD1433. De rechtbank had de zaak tweemaal aangehouden om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen om via stukken opheldering te geven over vraagpunten van de rechtbank. Op de derde raadkamer vroeg de officier van justitie om aanhouding om deze stukken toe te voegen. De rechtbank weigerde en verklaarde het beklag gegrond. De Hoge Raad overwoog dat de rechtbank kennelijk had geoordeeld dat het niet langer strookte met beginselen van een goede procesorde als een beslissing op het beklag nog langer zou uitblijven en dat het bij het onderzoek in raadkamer alsnog overleggen van een rapport waarvan de verdediging geen kennis had kunnen nemen niet in overeenstemming viel te brengen met die beginselen.
6.
De Hoge Raad heeft zich in een aantal beschikkingen uitgelaten over de vraag of het beklag gegrond moest worden verklaard omdat een beoordeling van het beklag op grond van de voorhanden stukken niet goed mogelijk is.
In HR 23 oktober 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX6930 oordeelde de Hoge Raad dat de beslissing van de rechtbank dat het beklag gegrond moest worden verklaard, omdat de officier van justitie, die een in de Litouwse taal opgesteld stuk heeft overgelegd, niet genoegzaam heeft aangetoond dat aan de vereisten voor verlenging van het beslag is voldaan, onbegrijpelijk was. De rechtbank had, mede in het licht van hetgeen door de officier van justitie was aangevoerd, er niet blijk van gegeven bij haar oordeel te hebben betrokken dat en waarom nadere informatie aan het openbaar ministerie niet kon worden verzocht.
In HR 17 februari 2015, ECLI:NL:HR:2015:341 had de officier van justitie in raadkamer verzocht om aanhouding om het dossier aan te vullen met de noodzakelijke stukken. De rechtbank verklaarde het beklag gegrond omdat het belang van strafvordering gelet op het handelen en nalaten van de officier van justitie blijkbaar niet aan teruggave van de auto in de weg stond. De Hoge Raad oordeelde dat dat oordeel niet zonder meer begrijpelijk was, nu de rechtbank niet ervan blijk had gegeven bij haar oordeel te hebben betrokken dat en waarom de door de officier van justitie gevraagde gelegenheid niet kon worden geboden.
Ook als de onderliggende beslagstukken zich niet in het raadkamerdossier bevinden als gevolg van een omissie van de officier van justitie, kan dat niet zonder meer leiden tot gegrondverklaring van het beklag. Die kwestie was aan de orde in HR 24 januari 2017, ECLI:NL:HR:2017:72. De Hoge Raad achtte het oordeel van de rechtbank dat om die reden het beklag gegrond moest worden verklaard niet zonder meer begrijpelijk, nu de rechtbank had nagelaten te motiveren waarom aan het verzoek van de officier van justitie de behandeling van de zaak aan te houden teneinde het dossier te completeren geen gevolg kon worden gegeven.
Uit deze rechtspraak Volgt dat de beklagrechter, als hij het beklag gegrond wil verklaren op grond van een —kort gezegd— ontoereikend dossier, gehouden is nader te motiveren waarom het dossier niet alsnog aangevuld kan worden, met name niet als daar van de zijde van het openbaar ministerie om wordt verzocht.
7.
In de onderhavige zaak heeft de officier van justitie een verzoek gedaan om aanhouding van de behandeling van de zaak om in de gelegenheid te worden gesteld meer helderheid te verschaffen omtrent hetgeen in beslag is genomen en de titel van die beslagen.
Het proces-verbaal van de terechtzitting houdt op dit punt in:
‘De voorzitter merkt op dat in het DIVOS dossier uitsluitend genoemde beslaglijst van 10 maart 2020 te zien is en merkt op [dat; rekwirant] daar niet alle voorwerpen op staan die volgens de raadsvrouw onder beslag zouden zijn. Verder volgt uit het mailbericht van 18 augustus 2020 dat er kennelijk een machtiging conservatoir beslag is afgegeven, maar niet duidelijk is op welke voorwerpen dit betrekking heeft. De tenlastelegging maakt melding van een verdenking van het witwassen van euro's, dollars en Zwitserse franken en merkschoenen en -tassen. De voorzitter vraagt of het mogelijk is om duidelijkheid te verschaffen over de omvang, de titel en de status van het beslag.
De officier van justitie voert als volgt het woord:
Het is lastig hier een antwoord op te geven. Ik wist niet dat er nog meer aan de orde zou komen, dan alleen de spullen die op de beslaglijst staan.
De raadsvrouw merkt op dat zij al heel vaak gevraagd heeft om een overzicht van het beslag en dat zij daartoe gevoerde correspondentie eventueel kan overleggen.
De officier van justitie verzoekt om een korte onderbreking zodat zij de gelegenheid heeft om de zaaksofficier van justitie te raadplegen.
De voorzitter onderbreekt desgevraagd het onderzoek in raadkamer. Na de onderbreking hervat de voorzitter het onderzoek in raadkamer.
De officier van justitie geeft aan dat zij op dit moment geen antwoord heeft op de vragen van de raadsvrouw en de rechtbank. Om die reden verzoekt zij om aanhouding van behandeling van de zaak. Dit teneinde de zaaksofficier van justitie alsnog in de gelegenheid te stellen, meer helderheid te verschaffen omtrent hetgeen in beslag is genomen en de titel van die beslagen.
De raadsvrouw reageert op het aanhoudingsverzoek als volgt:
Ik heb moeite met dit verzoek, omdat het openbaar ministerie de hand niet in eigen boezem steekt. Ik heb duizend keer gezegd, hoe kan ik een raadkamerzitting als deze doen, als het dossier een zooitje is. Derhalve persisteer ik bij mijn primaire verzoek tot teruggave. Subsidiair sluit ik aan bij het aanhoudingsverzoek, teneinde alsnog de mogelijkheid te bieden aan de officier van justitie om duidelijkheid te verschaffen.
De voorzitter onderbreekt het onderzoek in raadkamer voor beraad. Na de onderbreking hervat de voorzitter het onderzoek in raadkamer.
De rechtbank wijst het aanhoudingsverzoek als tardief af, gelet op het tijdsverloop sinds de inbeslagneming en de sindsdien gevoerde correspondentie tussen de verdediging en het openbaar ministerie over het beslag en ook gezien de datum waarop het rekest is ingediend. Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende gelegenheid geweest voor het openbaar ministerie om helderheid te verschaffen.’
8.
In het licht van bovengenoemde jurisprudentie is het oordeel van de rechtbank dat het aanhoudingsverzoek van de officier van justitie moet worden afgewezen, onbegrijpelijk en/of onvoldoende gemotiveerd. Uit de overwegingen van de rechtbank volgt niet waarom aan het verzoek geen gevolg kan worden gegeven. De rechtbank wijst in haar afwijzing naar het tijdsverloop en de gevoerde correspondentie tussen de verdediging en het openbaar ministerie. Daaruit kan niet zonder meer volgen waarom een aanhouding om duidelijkheid te verschaffen omtrent hetgeen in beslag is genomen en de titel van die beslagen niet meer aan de orde is.
9.
De afwijzing van het verzoek tot aanhouding van de officier van justitie om duidelijkheid te verschaffen over het beslag werkt door in de beslissing van de rechtbank het beklag partieel gegrond te verklaren ten aanzien van de in uitspraak genoemde voorwerpen. De beklagrechter moet allereerst vaststellen welke voorwerpen in beslag zijn genomen. Daarnaast zal, zoals de Hoge Raad heeft bepaald, ten tijde van de behandeling in raadkamer duidelijk moeten zijn welke bepaling of bepalingen aan het beslag ten grondslag ligt of liggen. Die duidelijkheid heeft de beklagrechter nodig om de juiste beoordelingsmaatstaf te kunnen hanteren, vgl. HR 24 november 2020, ECLI:NL:HR:2020:1869 rov. 2.4.
10.
In de onderhavige zaak heeft de rechtbank geoordeeld dat bij gebrek aan nadere onderbouwing de titel en wettelijke grondslag voor de (voortduring van) het beslag onduidelijk zijn. Aldus volgt uit deze overwegingen dat de rechtbank niet heeft vastgesteld op welke wettelijke grond(en) — genoemd in artikel 94 en/of artikel 94a Sv — het onder de klager gelegde beslag berust en evenmin welke maatstaf zij heeft toegepast bij de beoordeling van het beklag. Daarnaast zijn deze overwegingen onbegrijpelijk nu het enkele feit dat een beoordeling van het beklag niet goed mogelijk is op grond van de voorhanden stukken geen reden oplevert het beklag gegrond te verklaren. De beklagrechter kan immers zoals hierboven onder 3 uiteengezet, op grond van art. 23, lid 1, Sv de nodige bevelen geven, waaronder de opdracht aan het openbaar ministerie de nodige stukken te verstrekken. Pas als het openbaar ministerie in weerwil van die bevelen in gebreke blijft de verlangde duidelijkheid te verschaffen, kunnen beginselen van een goede procesorde met zich meebrengen dat een beslissing op het beklag niet langer kan uitblijven.4.
11.
Voor wat betreft de beslissing van de rechtbank om het beklag gegrond te verklaren ten aanzien van een aantal voorwerpen waarvan de teruggave wordt verzocht en dat niet voorkomt op enige beslaglijst, geldt nog het volgende. Ten aanzien van deze voorwerpen heeft de rechtbank overwogen dat zij, voor zover de rechtbank bekend, niet op enige beslaglijst voorkomen en dat de status van die voorwerpen thans onbekend. Dat leidt ertoe dat ook het dictum onbegrijpelijk is ten aanzien van deze voorwerpen. In het dictum heeft de rechtbank het klaagschrift ten aanzien van deze voorwerpen gegrond verklaard en de teruggave gelast. Uit deze overwegingen kan niet volgen dat de rechtbank heeft vastgesteld dat deze voorwerpen in beslag zijn genomen. Zonder nadere motivering valt niet in te zien hoe aan de last tot teruggave van voorwerpen gevolg kan worden gegeven als niet vastgesteld is dat die voorwerpen in beslag zijn genomen.
12.
In het licht van het voorgaande is rekwirant van mening dat de rechtbank, voor zover zij het klaagschrift van klager tegen de inbeslagneming van de genoemde voorwerpen gegrond heeft verklaard, een onjuiste maatstaf heeft gehanteerd dan wel haar oordeel ontoereikend heeft gemotiveerd.
Indien het cassatiemiddel of een onderdeel daarvan doel treft, zal de beschikking van de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem, van 10 september 2020 niet in stand kunnen blijven. Rekwirant verzoekt de Hoge Raad der Nederlanden dan ook deze beschikking te vernietigen en vervolgens te bevelen hetgeen overeenkomstig de bepalingen der wet behoort of had behoren te geschieden.
's‑Gravenhage, 24 november 2020
mr. W.J.V. Spek
plaatsvervangend officier van justitie bij het arrondissementsparket Noord-Holland
Voetnoten
Voetnoten Beroepschrift 24‑11‑2020
Zie de conclusie van A-G Knigge onder 4.7. voor HR 23 oktober 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX6930.
Vgl. HR 12 februari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BV3004, rov. 5.2 en HR 24 januari 2017, ECLI:NL:HR:2017:72, rov. 2:3.
Vgl. HR 24 januari 2017, ECLI:NL:HR:2017:72, rov. 2.4: ‘De Rechtbank heeft terecht overwogen dat zij de grondslag van het beslag dient te beoordelen.’
HR 24 november 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZD1433.