HR 7 juni 2005, ECLI:NL:HR:2005:AT3659, NJ 2005/448, rov. 3.3.
HR, 04-06-2019, nr. 18/02487
ECLI:NL:HR:2019:845
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
04-06-2019
- Zaaknummer
18/02487
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2019:845, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 04‑06‑2019; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2019:593
ECLI:NL:PHR:2019:593, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 09‑04‑2019
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2019:845
- Vindplaatsen
Uitspraak 04‑06‑2019
Inhoudsindicatie
Medeplegen bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht door samen met haar toenmalige vriend dreigende taal (o.m. "ik ga jou helemaal kapot maken" en "je bent gewoon aan de beurt") te uiten richting gezinsvoogd omdat zij haar dochter niet mee naar huis kreeg, terwijl verdachte toentertijd werkzaam was bij politie, art. 285.1 Sr. Zijn bedreigingen van dien aard en onder zodanige omstandigheden geschied dat bij aangeefster in redelijkheid vrees kon ontstaan dat zij het leven zou kunnen verliezen? HR: art. 81.1 RO.
Partij(en)
4 juni 2019
Strafkamer
nr. S 18/02487
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 22 december 2017, nummer 21/002173-16, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1970.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft J.E. Kötter, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het vierde middel
2.1.
Het middel klaagt dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden.
2.2.
Het middel is gegrond. Gelet op de aan de verdachte opgelegde geheel voorwaardelijke taakstraf van twintig uren, subsidiair tien dagen hechtenis, met een proeftijd van twee jaren en de mate waarin de redelijke termijn is overschreden, is er geen aanleiding om aan het oordeel dat de redelijke termijn is overschreden enig rechtsgevolg te verbinden en zal de Hoge Raad met dat oordeel volstaan.
3. Beoordeling van de overige middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 juni 2019.
Conclusie 09‑04‑2019
Inhoudsindicatie
Medeplegen bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht door samen met haar toenmalige vriend dreigende taal ("ik ga jou helemaal kapot maken" en "je bent gewoon aan de beurt") te uiten richting gezinsvoogd teneinde te voorkomen dat gezinsvoogd gesprek zou hebben met haar dochter, terwijl verdachte toentertijd werkzaam was bij politie, art. 285.1 Sr. Zijn bedreigingen van dien aard en onder zodanige omstandigheden geschied dat bij aangeefster in redelijkheid vrees kon ontstaan dat zij het leven zou kunnen verliezen?
Nr. 18/02487 Zitting: 9 april 2019 | Mr. A.E. Harteveld Conclusie inzake: [verdachte] |
De verdachte is bij arrest van 22 december 2017 door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, wegens “medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht”, veroordeeld tot een taakstraf van twintig uren, subsidiair tien dagen hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte en mr. J.E. Kötter, advocaat te Amsterdam, heeft vier middelen van cassatie voorgesteld.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
“zij op 2 december 2014 in de gemeente Almelo, tezamen en in vereniging met [medeverdachte] , [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte en of haar mededader opzettelijk voornoemde [slachtoffer] opzettelijk dreigend de woorden toegevoegd: “Ik ga jou helemaal kapot maken”, “Nou ben je bang, hé, nou ben je bang, hé”, “Min vuil kankerwijf’, “godverdomme”, “je bent gewoon aan de beurt” en (schreeuwend) “aan de beurt”.”
3.1. De bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
“Door het hof gebezigde bewijsmiddelen:
1. Het proces-verbaal van aangifte/klacht bedreiging en belediging, nummer TWN B2- 03-14 (pagina's 4 tot en met 8), in de wettelijke vorm opgemaakt op 4 december 2014 door [verbalisant 1] , verbalisant, inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van [slachtoffer] :
Ik treed als gezinsvoogd, namens Bureau Jeugdzorg te Almelo, op naar [betrokkene 1] . In augustus jl. is [betrokkene 1] onder toezicht gesteld. De ouders van [betrokkene 1] zijn [verdachte] en [betrokkene 2] .
Vader vertelde me vorige week dat [betrokkene 1] erg verdrietig is. Ik heb gezegd dat hij maar een keertje samen met [betrokkene 1] moest komen om een gesprekje met haar te hebben.
Voor deze week had ik een afspraak met vader en dóchter gemaakt. Zo van; vorige keer was het gesprek met moeder, nu dan met de Vader. De afspraak stond voor dinsdagochtend en ik heb dit per mail aan moeder bericht. Dinsdagochtend was ik om 8 uur op mijn werk en zag 11 voicemailberichten.
In 8 van deze gevallen had [verdachte] me gebeld, met een interval van een half uur. Ze zei dat ik haar terug noest bellen. Ook stond vader op de voicemail en zei dat [verdachte] des duivels was en niet wilde dat het gesprek plaats zou vinden. Ik heb er verder niet over nagedacht en dacht:
"Ik pak dit wel op na het gesprek. Dan bel ik moeder en sluit e.e.a. kort." Hij zei dat hij al bij ons voor de deur stond. Hij zei dat moeder erg boos was over het gesprek. Vader zei ook dat [verdachte] achter hen aan was gereden. Hij had haar auto herkend en volgens hem was zij ook in de buurt.
Ik zei dat hij binnen kon komen. Toen ik in de hal kwam, zag ik ze zitten en ik zag moeder ook arriveren. Ze zei: “ [betrokkene 1] , het gesprek gaat niet door. Je gaat met me mee!” Ik zei dat dit niet de bedoeling was en ik zei dat ik het uit wilde leggen. [betrokkene 1] schrok erg van de situatie een begon ook te huilen. Ik zei dat [betrokkene 1] zou blijven. Moeder zei dat dit niet zou gebeuren en liep vervolgens weg.
Moeder stond voor het pand, aan de zijkant. Ik sprak haar aan. Ze gaf aan niet met me in gesprek te willen. Ze zei dat het wel duidelijk was en had het over het achterbakse gedoe van mij. Zij zei dat ze inmiddels mensen had gebeld en dat ik het kort daarna wel zou zien.
Ik dacht: "Ze is wel erg boos en dit kon nog wel eens mis gaan."
Ik ben vervolgens naar [betrokkene 1] gegaan om een gesprekje te doen. Toen ik het gesprek aan het afsluiten was, zag ik moeder langs de speelkamer lopen. Ik opende de deur en [verdachte] kwam naar me toe en ik zag haar vriend [medeverdachte] ook al met de laptop in zijn hand. Hij kwam dreigend op me af en zei dat ze alles op hadden genomen en dat ze wel zouden bewijzen dat ik geen eerlijk spelletje speelde. Moeder deed ook haar duit in het zakje maar ik weet niet meer precies wat allemaal.
[medeverdachte] bleef doorgaan en kwam ook voor me staan. Hij wees met zijn vinger en zei: "Kom niet aan mijn kinderen want dan ben je er geweest!" Met mijn collega's [betrokkene 3] en [betrokkene 4] heb ik besproken dat één van hen bij het gesprek met moeder zou komen zitten.
We gingen naar de speelkamer. [medeverdachte] is best groot. Hij had de laptop op schoot en begon weer te dreigen en van alles te roepen. Hij zei: "Wie aan mijn kinderen komt die maak ik kapot. We gaan naar de media en we zullen een boekje open doen over de dingen die je hebt gedaan." Moeder zei: "Je hebt geen toestemming voor het gesprek gevraagd, ik heb het gezag."
[medeverdachte] zat naast me en hij zei: "Je zult het wel zien, wacht maar af. Ik wil de directeur spreken en jouw leidinggevende." Ik merkte dat het niet op schoot allemaal. Ik zei dat ik hun gedrag niet tolereerde. Dat ik wel in gesprek wilde maar niet op die manier. Er mocht niet gescholden en gedreigd worden. [medeverdachte] kon dit niet en ik heb mijn stelling herhaald en gezegd dat ik het gesprek wilde stoppen. Hij zei dat dit makkelijk was en dat ik niet wilde luisteren. [betrokkene 4] en ik zijn toen opgestaan en ik heb gezegd dat ik wilde dat moeder en vriend het pand zouden verlaten.
Het was alleen maar schelden en tieren. Hij hield zijn laptop vast en zei niet weg te gaan. Hij wees ook weer. Ik zou er wel achter komen wat er zou gebeuren. Ze bleven zitten en ik wilde geen oogcontact met de man. Ik heb nogmaals gezegd dat ik wilde dat ze zouden vertrekken. Ik heb gezegd dat ik bij niet vertrekken de politie zou bellen. Ze stonden op en ik hoorde dat [verdachte] zei: 'Vies vuil kankerwijf dat je er bent!" Ze zei: "Je bent echt aan de beurt. Doorgestoken kaart, wat een achterbaks spelletje. Wacht maar!" Hij trok zijn jas aan en het was: "Je bent echt aan de beurt je bent er geweest." Al lopend naar de uitgang bleef men doorgaan met tieren. Net voor het vertrek zei moeder nog: "Je bent echt aan de beurt. We maken je kapot." Ik merk nu ook dat ik er nog erg emotioneel onder ben. Het heeft er fors ingehakt. (Opm. verbalisant: Aangeefster is zichtbaar geëmotioneerd) Dat: ik ga je kapot maken en erg op de persoon spelen heeft me erg geraakt. Ik heb dit vorig jaar ook al op gelijke manier meegemaakt.
Ja, de heftigheid. Dat manipulerende. Ik ga je kapot maken. Die dreiging!
Bij moeder dat venijnige en bij [medeverdachte] de dreiging dat hij me lichamelijk iets aan zou doen. Ik dacht nog: "Moeder werkt bij de politie. Kan ze dan aan mijn huisadres komen?" Ik voelde de lijfelijke bedreiging. Zo van; ‘ze gaan me wat aandoen’.
Dat was ook de opkomende angst. Later voelde ik ook echt de dreiging op mijn persoon. Ik was bang dat ze me wat aan zouden doen en voel dit nu nog steeds. Als ik er nu weer over praat dan merk ik nu ook dat het me meer heeft geraakt dan ik misschien dacht. Het kwam zo hard binnen. Tijdens het gesprek was ik wel rustig, maar nadien kwam de realisatie.
Zowel van moeder als van de vriend. De woorden, de blik, het venijn, de boosheid.
Vraag: Waar bestond voor jou precies de bedreiging uit?
De woorden: Ik maak je kapot.
Vraag: Zijn er nog andere woorden gezegd?
Je bent aan de beurt. Je zult er nog wel achter komen wat dit betekent. We gaan de media opzoeken en een boekje open doen. Ze hebben de dingen meerdere keren gezegd. Het non verbale kwam ook erg intimiderend en bedreigend over. Dit zat overigens erg aan de kant van [medeverdachte] .
Vraag: Voelde je je bedreigd?
Ik voelde me oprecht bedreigd.
Vraag: Hoe is dit nu?
Ik merk dat ik er emotioneel nog steeds last van heb. Deze boosheid en deze vorm heb ik nog nooit meegemaakt. Dat ze zo voor je komen te staan etc.
2. Het proces-verbaal betreffende heimelijk gemaakte stemopnamen door verdachte van bezoek aan Jeugdzorg op 2 december 2014 (pagina’s 43 tot en met 45), in de wettelijke vorm opgemaakt op 15 mei 2015 door J. Bloemink, hoofdinspecteur van politie, inhoudende - zakelijk weergegeven - als relaas van voornoemde verbalisant:
Op 13 januari 2015 stelden [verdachte] en [medeverdachte] ten behoeve van het onderzoek een audio-bestand beschikbaar. Tijdens het bezoek van [verdachte] en [medeverdachte] op 2 december 2014 aan Bureau Jeugdzorg te Almelo werden er door hen audio-opnamen gemaakt door middel van een memo-recorder die in de jaszak van [verdachte] aanwezig was. Door mij werd dit audiobestand met verschillende apparatuur beluisterd. Er is tengevolge van ruis en bewegingsstoringen soms slecht te verstaan wat er wordt gezegd. Waar de tekst goed te verstaan en ter zake dienende is, werd deze tussen aanhalingstekens opgenomen in dit proces- verbaal. Daarbij werd steeds aangegeven of een man of vrouw het woord voerde. Er is bij het uitwerken vanuit gegaan dat de vrouwenstem, die dicht bij de opnameapparatuur te horen is, die van [verdachte] [V:] is. Haar naam werd om die reden op die momenten in dit overzicht opgenomen. Van de man die deelnam aan het gesprek werd aangenomen dat het [medeverdachte] [P:], die in gezelschap van [verdachte] was, betrof. Om die reden is zijn haam in onderstaand overzicht opgenomen. Door [verdachte] en [medeverdachte] wordt gesproken in een Twents dialect. De tekst is soms fonetisch opgenomen.
Vanaf tijd in opnamebestand ____ Waarnemingen
03.50 Er is lange tijd een schurend geluid te horen dat kan duiden op een wandeling van de drager van de apparatuur [ [verdachte] ]. Het geluid verandert als er een gebouw wordt betreden. Daarna zijn de volgende flarden, tussen onverstaanbare tekst, te horen. [verdachte] [V] sprak met NN.NN: 'goede morgen'V: 'ja, dit gesprek gaat niet door'NN: 'Het gesprek gaat wel door'V: 'Gaat niet door'- geroezemoes -?: 'ik wil jou even spreken''nee'NN: 'in was gistermiddag vrij'V: 'zal wel'NN: 'Ik wil jou spreken maar ik wil niet dat ??? daar last van krijgt'V: 'niemand gaat hier last van krijgen'
04:00 NN: ' [betrokkene 1] is met haar vader hier gekomen en ik wil dat zij even bij ons blijft. Ik wil nog wel een gesprek met jou, geen probleem en zal dat uitleggen, maar ik zie aan [betrokkene 1] dat zij heel erg schrok.'
04.44 V: 'eikel'
05.00 'Ik praot niet met oe. Ik zit nou bij Jeugdzorg, Ik kreeg [betrokkene 1] niet met. [betrokkene 1] mag er geen last van kriegen. Ze staot met zien drieën in de hal. Ik krieg [betrokkene 1] niet met. Kom mar.''
05.17 V: 'laptop ligt achterin de auto’, 'ik haal de laptop op', 'ik stoa aan de zietkant' 'ok' 'jo' [voert kennelijk telefoongesprek]
07.00 Geluid verandert en kan wijzen op gerommel in de auto.
07.58 [verdachte] voert weer telefoongesprek in dialect. Legt uit waar ze staat en waar ze elkaar gaan ontmoeten. Flarden die te verstaan zijn:V: 'zal d'r vast henlopen', 'kan ik ze in de gaten houden', dat ze nie een kamertje ingoan'
11.05 [verdachte] spreekt vrouw op afstand toe, die aanbiedt iets uit te leggen, geeft aan dat nu niet meer hoeft. Flarden die tussendoor te verstaan zijn:V: 'ja is goed', nee ik kom er zo an', hebben zo een leuke verrassing voor jou', moei even geduld , hebben', 'hoeft niet' [doelt op het aanbod van medewerkster Jeugdzorg iets uit te leggen], 'nou niet meer'.sluit af met: 'ga maar lekker naar binnen heen.'.V: 'muts'.
12.25 [verdachte] vertelt in gesprek aan derde wat haar is overkomen, toon is rustig. Er wordt over een man gesproken, die kennelijk binnen is, in termen van 'hij is doodsbenauwd'.
Betreft vermoedelijk een telefoongesprek. Flarden die te verstaan zijn: V: 'mens kwam naar buiten heen, vertrouw ik niet, heffe net wat an de balie deur e geven, zag ik net, kwam e noar buten, wil je wat uitleggen, hij had een vrije dag, kiek hij is doodsbenauwd, hij zal wel iemand e waarschuwd hebben, bej al onderweg?, ja, ok.
17.35 Voegt zich een man bij [verdachte] . Hebben gesprek wat slecht te verstaan is. Verplaatsen zich, gezien de geluiden, waarschijnlijk buiten te voet. Ze horen kennelijk bij elkaar. Er wordt verder van uitgegaan dat deze man [medeverdachte] betreft.
20.00 Buitengeluiden stoppen en op de achtergrond zijn stemmen te horen, waarschijnlijk is gebouw betreden.
20.23 Worden door vrouw aangesproken en [verdachte] meldt dat ze de moeder is van.... [onverstaanbaar].
21.50 Ontstaat woordenwisseling tussen [verdachte] , [medeverdachte] en vrouw. Gesprek is slecht te verstaan. Tekst die tussendoor te verstaan is luidt:
[verdachte] : 'jij mag de politie bellen',
NN: 'Ik heb [verdachte] aangeboden een gesprek te hebben'
22.03 V: 'Nee daar is het te laat voor, nee daar is het te laat voor'
22.05 NN: 'mag je daar buiten wachten tot ik klaar ben'
22.11 P: nee, nee, nee, nee
22.14 P: 'niet op een vieze, vuile manier spelen'
22.17 V: 'eerlijk spelen'
22.21 NN: '.... Anders vraag ik pand te verlaten'
22.28 P: 'bel maar' V: 'bel maar'
22.30 P:'... bel maar, politie mai ok bellen...'
22.40 P: '... allemaal bandopnames...'
22.49 P: 'toe maar politie mai d'r bej halen...'
23.23 V: [zachtjes]'schijterds'
23.34 V: [zachtjes]'schijterds of nie?'
25.22 P: 'helemaal niet'
25.22 P: 'helemaal niet'
25.28 P: 'alles staat op band'
25.30 P: ‘ga hiermee naar de media...'
25.32 P: '....ik jou helemaal kapotmaken....'
25.42 P: 'tuurlijk dit is allemaal doorgestoken kaart'
25.44 NN: 'mag ik even wat zeggen?.... mag ik even wat zeggen?'
25.46 NN: '.... Ga ik het gesprek niet langer aan'
25.47 P: 'dit zal je wel horen, gaat gelijk naar de media…'
25.49 NN: 'vorige week hebben wij contact gehad...'
25.51 V: 'ja maar niet over dit gesprek'
25.53 V: 'dan moei van moeder toestemming hebben'
25.54 V:'heb jij nie'
25.55' NN: 'Hoef geen toestemming voor te hebben...'
25.58 V: 'dat zuw dan nog wel zien'
25.59 NN: 'wacht even'
26.00 V: 'we hebben allebei het gezag' 'ja'
26.04 NN: 'luister eens even, als het zo op deze manier gesprek doen, stop ik het direct'
26.09 NN: 'omdat ik dat heel dreigend '
26.10 P: 'dat is leuk van je...', 'hier heb ik op gewacht'
26.11 NN: - onverstaanbaar -
26.13 P: 'kijk, kijk’
26.16 P: ‘nou bej bang hè, nou bej bang hè? 'nou moei ook even die gesprekken die hebt gevoerd...'
26.22 P: '...haal de leidinggevende, haal hier de directeur...'
26.31 P: '.... Min vuil kanker wijf..'
26.31 NN: 'ga'
P: 'ga niet, wil de directeur wel spelen'
26.37 P: 'wil de directeur hier spreken'
26.38 [achtergrond]: politie bellen
26.41 V: 'godverdomme'.
26.46 V: 'we halen de media erbij op'
26.53 V: 'gaat wel om mijn kind ja'
27.00 V: 'En kutvragen stellen... Hoppa daar bej goed in'
27.07 V: ‘bent gewoon aan de beurt...'
27.30 V: '... ai't wilt spelen moei eerlijk spelen, niet zo vals'
27.33 V: 't is allemaal èèn pot nat'
27.39 V: 'aan de beurt'
27.41 V: [schreeuwend] 'aan de beurt'[verdachte] en [medeverdachte] lopen kennelijk samen weg. Flarden die dan te verstaan zijn:
27.47 V: 'wat een kutmens'
28.02 V: 'wat min of niet?'
28.08 V: 'wat een min volk’
28.20 V : 'godverdomme, wat een kutvolk'
29.00 V: 'wat bang..., wat bang'
29.01 P: 'Dat ze bang waren?'
29.03 V: 'ja zie waren donders bang veur oe'
3. Het proces-verbaal van verhoor, nummer B2-03-14 (pagina’s 20 tot en met 22), in de wettelijke vorm opgemaakt op 13 januari 2014 door [verbalisant 2] , inspecteur van politie, inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van verdachte:
Waarom ging u op dinsdag 2 december 2014 naar het bureau Jeugdzorg, Havenzijde Noord 39 te Almelo?
Ik had een e-mailbericht gekregen op 1 december 2014 van [slachtoffer] , Daar stond in dat zij een gesprek met [betrokkene 1] en de vader zou hebben: Ik was daar boos over, omdat dit niet de afspraak was. Ik had namelijk begrepen dat de volgende afspraak met [betrokkene 1] bij mij zou plaatsvinden. Ik ging naar het bureau jeugdzorg omdat ik niet wilde dat het gesprek door zou gaan.
Wat is er op dinsdag 2 december 2014 bij het bureau jeugdzorg, Havenzijde Noord 39 te Almelo, gebeurd?
Ik was daar rond 08.30 uur. Ik ben eerst alleen naar binnen gegaan. Het was mijn bedoeling om [betrokkene 1] daar eerst op te halen en daarna alleen terug te komen, omdat ik vond dat [betrokkene 1] dat niet mee hoefde te krijgen. Ik kwam de hal binnen en zag [betrokkene 1] en haar vader. Op het moment dat ik [betrokkene 1] vroeg om mee te gaan kwam [slachtoffer] er bij. [slachtoffer] zei dat ik [betrokkene 1] niet meekreeg. Ik zei dat het gesprek niet plaats zou vinden.
Toen ik wegliep zei ik dat ik nog een leuke verrassing voor haar had. Ik belde [medeverdachte] en ben naar buiten gegaan. [medeverdachte] kwam met de laptop. Wij zijn samen naar binnen gegaan.
Volgens de verklaringen zijn woorden gezegd als: "Vies vuil kankerwijf dat je er bent." en "Je bent echt aan de beurt. Doorgestoken kaart, wat een achterbaks spelletje. Wacht maar!" Wat is uw reactie hierop?
Ik heb wel gehoord dat [medeverdachte] dat gezegd heeft, dat kun je op de bandopnamen wel horen.
Kort voor het vertrek uit het pand is volgens de verklaringen zoiets gezegd als: "Je bent echt aan de beurt. We maken je kapot." Waarom zei u dat?
Ik heb wel gezegd: "Je bent aan de beurt."
4. Het proces-verbaal van verhoor, nummer B2-03-14 (pagina’s 39 tot en met 40), in de wettelijke vorm ópgemaakt op 13 januari 2014 door [verbalisant 2] , inspecteur van politie, inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van [medeverdachte] :
Wat is uw relatie met [verdachte] ?
[verdachte] is mijn vriendin.
Waarom ging u op dinsdag 2 december 2014 naar het bureau Jeugdzorg, Havenzijde Noord 39 te Almelo?
Ik ging daar naar toe, omdat [verdachte] naar het bureau jeugdzorg ging om [betrokkene 1] om te halen, maar zij kreeg [betrokkene 1] niet mee. [verdachte] was helemaal overstuur.
Wat is er op dinsdag 2 december 2014 bij het bureau jeugdzorg, Havenzijde Noord 39 te Almelo, gebeurd?
Je kunt het best de bandopname beluisteren, dan weetje precies waar het om
draait.
Zijn er bij het bureau jeugdzorg negatieve uitlatingen gedaan?
Ja. Ik heb haar, [slachtoffer] , uitgescholden voor: "vies vuil kankerwijf. Ik heb ook gezegd dat ik ze kapot zal maken, omdat ze niet volgens de regels en dé Waarheid handelen.
Kort voor het vertrek uit het pand zijn volgens de verklaringen woorden door u gezegd als: "Je bent echt aan de beurt. Je bent er geweest." Waarom zei u dat?
Er is misschien wel gezegd dat er iemand aan de beurt zou komen.
5. Het proces-verbaal van de terechtzitting van hét gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 11 december 2017, inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van verdachte:
Toen we weggingen heb ik dat gezegd over ‘aan de beurt zijn’.
U vraagt mij of ik dat geschreeuwd heb.
Ja, uit emotie.
U vraagt mij of het gesprek tussen aangeefster en ons dreigend kan zijn overgekomen.
Ja, omdat mijn ex erbij was. Hij is groot. Het klopt dat ik hem erbij heb gehaald.”
3.2. Ten aanzien van het bewezenverklaarde heeft het hof nog het volgende overwogen:
“Overweging met betrekking tot het bewijs
Volgens aangeefster, gezinsvoogd van Bureau Jeugdzorg, zou er op 2 december 2014 een gesprek plaatsvinden tussen haar en de dochter van verdachte en heeft verdachte de dag daarvoor bij aangeefster al elf voicemailberichten ingesproken dat aangeefster verdachte terug moest bellen. Uit een voicemailbericht van de vader/de ex-partner van verdachte begreep aangeefster dat verdachte des duivels was en niet wilde dat het gesprek plaats zou vinden. Toen aangeefster in de hal van haar werk kwam, zag zij vader en dochter zitten en zag zij ook verdachte arriveren. Verdachte zei tegen haar dochter dat het gesprek niet door zou gaan en dat ze met verdachte mee ging. Toen aangeefster tegen haar zei dat dat niet de bedoeling was, zei verdachte dat het niet ging gebeuren en liep ze weg. Even later zei verdachte aangeefster dat ze inmiddels mensen had gebeld en dat aangeefster het kort daarna wel zou zien. Aangeefster is vervolgens met de dochter in gesprek gegaan en bij het afsluiten van het gesprek kwam verdachte binnen lopen met haar toenmalige vriend, [medeverdachte] , die met een laptop in zijn hand mededeelde dat ze alles op hadden genomen en dat ze wel zouden bewijzen dat aangeefster geen eerlijk spel speelde. Aangeefster is toen een gesprek aangegaan met verdachte en [medeverdachte] en daarbij is aangeefster bedreigd. Ook toen aangeefster aangaf het gesprek te willen stoppen zijn er nog bedreigingen geuit. Volgens aangeefster kwam het non-verbale ook erg intimiderend 'en bedreigend over. Zij verklaart ook dat [medeverdachte] best wel groot is.
Uit de door de verdachte en [medeverdachte] aan de politie overhandigde audio- opnamen tijdens het bezoek aan Bureau Jeugdzorg op 2 december 2014 blijkt dat verdachte op enig moment belt met de mededeling dat ze nou bij Jeugdzorg zit en dat ze haar dochter niet meekrijgt, waarop ze zegt ‘Kom maar’. Vervolgens voegt zich een man bij verdachte, waarvan er bij de uitwerking van de opnamen wordt uitgegaan dat het [medeverdachte] betreft. Overigens is dat ook niet weersproken. In een daarop volgend gesprek met aangeefster en een vrouwelijke collega wordt door [medeverdachte] onder andere gezegd ‘ik jou helemaal kapot maken’, waarop één van de vrouwen zegt dat als het gesprek op deze manier wordt gevoerd, zij het direct stopt, omdat ze dat heel dreigend vindt. Vervolgens zegt verdachte ‘dat is leuk van je..’, ‘hier heb ik op gewacht’ en zegt [medeverdachte] ‘nou ben je bang hè, nou ben je bang hè’, ‘Min vuil kankerwijf’ en zegt verdachte onder andere ‘godverdomme’, ‘En kutvragen stellen.. Hoppa...daar ben je goed in’ en ’bent gewoon aan de beurt’. Verdachte schreeuwt op enig moment (nogmaals) ‘aan de beurt’.
Verdachte heeft verklaard dat zij de bedoeling had om haar kind op te halen bij Bureau Jeugdzorg, maar dat zij haar niet meekreeg. Zij heeft toen gezegd dat het gesprek niet plaats zou vinden en toen zij wegliep zei ze tegen aangeefster dat ze nog een leuke verrassing voor haar had. Vervolgens heeft zij medeverdachte [medeverdachte] gebeld en toen hij kwam met zijn laptop zijn ze naar binnen gegaan. Volgens verdachte zijn er door haar geen negatieve uitlatingen gedaan tijdens het gesprek, maar heeft [medeverdachte] wtel woorden gezegd als ‘Vies vuil kankerwijf datje er bent’ en ‘Je bent echt aan de beurt’.
De woorden ‘Je bent aan de beurt’ stelt verdachte kort voor het vertrek uit het pand ook te hebben gebezigd, maar dat was niet in de richting van aangeefster en zij bedoelde daarmee dat ze een advocaat in zou schakelen, maar beslist niet dat zij aangeefster persoonlijk wat aan zou doen.
Medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat hij op 2 december 2014 naar Bureau Jeugdzorg ging omdat zijn vriendin, [verdachte] , haar dochter niet meekréeg en helemaal overstuur was. [medeverdachte] verwijst naar de bandopnamen die zijn gemaakt en verklaart nog dat hij aangeefster heeft uitgescholden voor ‘Vies vuil kankerwijf’ en dat er misschien ook wel is gezegd dat er iemand aan de beurt zou komen.
De verdediging heeft aangevoerd dat de door de verdachten gebezigde woorden niet kunnen worden gekwalificeerd als bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en dat bovendien de vermeende woorden niet onder zodanige omstandigheden zijn geschied dat bij aangeefster de redelijke vrees kon ontstaan. Tevens is aangevoerd dat het opzet bij verdachte ontbreekt, omdat de opmerking ‘je bent aan de beurt’ ziet op het betrekken van de media bij de zaak en het inschakelen van een advocaat. Tenslotte heeft de verdediging nog gesteld dat er geen sprake is van medeplegen, nu de vereiste nauwe en bewuste samenwerking ontbreekt.
Het hof is van oordeel dat de door verdachte gevoerde verweren strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde worden weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
In het bijzonder overweegt het hof hieromtrent dat niet alle ten laste gelegde en door verdachte en medeverdachte gebruikte bewoordingen op zichzelf een bedreiging inhouden, maar dat deze in onderlinge samenhang en verband bezien voldoende zijn om bij aangeefster ook objectief gezien de redelijke vrees op te wekken dat zij het leven zou kunnen verliezen en dat minst genomen het voorwaardelijk opzet van verdachte en [medeverdachte] daarop was gericht. Daarbij komt mede betekenis toe aan de door aangeefster geschetste context van de op dat moment heersende onenigheid tussen aangeefster enerzijds en verdachte en [medeverdachte] anderzijds - welke context overigens ook niet wordt betwist - waarbinnen de uitlatingen zijn gedaan, waarbij ook nog van belang is dat [medeverdachte] een man is met een fors postuur. Zo verdachte en medeverdachte al een andere bedoeling hadden met de uitlatingen (‘kapot maken’ en) ‘aan de beurt zijn’, zoals door de verdediging is betoogd, hebben zij door hun uitlatingen in de al geschetste omstandigheden bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat aangeefster door die uitlatingen voor haar leven moest vrezen. De uitlatingen van de verdachte en [medeverdachte] kunnen dan ook worden aangemerkt als het medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tégen het leven gericht in de zin van artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Wat betreft het medeplegen overweegt het hof dat het verdachte is geweest die [medeverdachte] heeft gebeld met de vraag om te komen, omdat zij haar dochter niet meekreeg, waarbij zij ook aangeefster al vertelde dat ze een leuke verrassing voor haar had. [medeverdachte] is naar Bureau Jeugdzorg gekomen. In het daaropvolgende gesprek tussen aangeefster en de beide verdachten worden in eerste instantie door [medeverdachte] dreigende woorden geuit, waarvan medeverdachte [verdachte] vervolgens niet alleen op geen enkele wijze afstand heeft genomen, maar waaraan zij ook nog eens ondersteuning heeft gegeven door haar eigen bijdragen in en na het gesprek met aangeefster. Verdachte heeft daarmee naar het oordeel van het hof aan de bewezenverklaarde bedreiging een zodanige intellectuele en materiële bijdrage van voldoende gewicht geleverd dat van bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachte en haar medeverdachte kan worden gesproken.”
4. Het eerste middel klaagt over het oordeel van het hof dat de uitlatingen een bedreiging met een misdrijf tegen het leven opleveren.
4.1. Het hof heeft bewezenverklaard dat de verdachte samen met haar medeverdachte de aangeefster heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht. Deze bedreiging bestond daaruit dat de aangeefster mondeling de volgende uitlatingen zijn toegevoegd: “Ik ga jou helemaal kapot maken”, “Nou ben je bang, hé, nou ben je bang, hé”, “Min vuil kankerwijf’, “godverdomme”, “je bent gewoon aan de beurt” en “aan de beurt”. Volgens de steller van het middel zijn deze bewoordingen op zichzelf niet te kwalificeren als bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en brengt de omstandigheden waaronder de bewoordingen niet geuit ook niet mee dat bij de aangeefster desondanks de redelijke vrees kon ontstaan dat zij het leven zou verliezen.
4.2. Voor een veroordeling ter zake van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, is onder meer vereist dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde de redelijke vrees kon ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen.1.Voor een veroordeling is niet vereist dat komt vast te staan dat bij de bedreigde daadwerkelijk de vrees voor aantasting van de persoonlijke vrijheid is opgewekt. Voldoende is dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat zij in het algemeen geschikt is de vrees voor een inbreuk op de persoonlijke vrijheid teweeg te brengen.2.Bovendien dienen volgens Machielse in Noyon, Langemeijer & Remmelink de omstandigheden waaronder de bedreiging is geuit te worden beschouwd als een aanvulling op de door de verdachte geuite woorden, die de woorden verder versterken, en niet als factoren die aan de als zodanig bedreigende bewoordingen het bedreigende karakter kunnen ontnemen.3.Met die laatste toevoeging bedoelt de auteur als ik het goed zie dat de gestelde (enkele) onmogelijkheid voor de verdachte om de bedreiging al dan niet onmiddellijk ten uitvoer te brengen aan de bedreiging niet afdoet.
4.3. Ten aanzien van de volgende uitlatingen en/of gedragingen, bezien in hun context, oordeelde de Hoge Raad dat het oordeel van het hof dat deze een bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht ex. art. 285 Sr opleverden, toereikend was gemotiveerd.
- “Een mens komt elkaar twee keer tegen in een leven en de tweede keer ben jij de mijne” en “Als wij samen op een eiland zijn, maak ik je kapot” terwijl hierbij een wurggebaar wordt gemaakt.4.
- “Ik maak jullie helemaal kapot” en “Ik weet waar je woont en ik ken wel een paar mannetjes die op je af stuur” en “Laat ik heel duidelijk stellen, als ik erachter kom dat jullie mij zwart maken, achter mijn rug om, dan maak ik jullie helemaal kapot! Ook financieel!”.5.
- “De kinderen moeten terug, anders maak ik je kapot”, gepaard gaand met schreeuwen en het kapotslaan van de autoruit.6.
- “Ik sla je op je gezicht, ik maak je kapot”, gepaard gaand met een duw.7.
4.4. De scheidslijn tussen uitingen en gedragingen die voldoende zijn voor een bedreiging ex art. 285 Sr en uitingen en gedragingen die dat niet zijn, is op zichzelf dun. In de afweging of een bewezenverklaarde bedreiging al dan niet toereikend is gemotiveerd komt het dan ook echt aan op alle omstandigheden van het concrete geval.
4.5. Blijkens de bestreden uitspraak heeft het hof geoordeeld dat niet alle ten laste gelegde en door verdachte en medeverdachte gebruikte bewoordingen op zichzelf een bedreiging inhouden, maar dat deze in onderlinge samenhang en verband bezien voldoende zijn om bij aangeefster ook objectief gezien de redelijke vrees op te wekken dat zij het leven zou kunnen verliezen en dat minst genomen het voorwaardelijk opzet van verdachte en [medeverdachte] daarop was gericht. Voorts neemt het hof daarbij in aanmerking de context waarbinnen de uitlatingen zijn gedaan. Deze context was een uitermate gespannen situatie op het kantoor van Bureau Jeugdzorg. De verdachte was overstuur omdat zij haar dochter niet mee naar huis kreeg, zij heeft vervolgens de medeverdachte erbij gehaald die wordt omschreven als een man met een fors postuur. Samen met de medeverdachte heeft de verdachte zich toen in bedreigende bewoordingen uitgelaten tegen de aangeefster, een medewerkster van Bureau Jeugdzorg.
4.6. Tegen de achtergrond van de hiervoor onder 4.3 genoemde uitspraken van de Hoge Raad, komt mij het oordeel van het hof dat de bewezenverklaarde uitlatingen in dit geval een bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht opleveren, niet onbegrijpelijk voor. Dit oordeel is door het hof ook toereikend gemotiveerd.
4.7. Het middel faalt.
5. Het tweede middel klaagt dat het in hoger beroep gevoerde verweer dat geen sprake is geweest van opzet, door het hof ontoereikend gemotiveerd is verworpen.
5.1. Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting is door de raadsman het woord gevoerd overeenkomstig de aan het hof overgelegde pleitnota. Deze pleitnota houdt onder meer in8.:
“d) Geen sprake van het vereiste opzet
Voor een veroordeling ter zake van bedreiging is vereist dat de bedreigde daadwerkelijk op de hoogte is geraakt van de bedreiging en de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde de redelijke vrees kon ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen EN dat het opzet van de verdachte op deze beide aspecten was gericht.
Naast dat de verdediging zich op het standpunt stelt dat de vermeende uitlatingen van de zijde van cliënte niet kunnen worden gekwalificeerd als een bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht, stelt zij zich op het standpunt dat in casu niet is voldaan aan het vereiste opzet.
In het kader van het opzet acht ik een uitspraak van Uw Hof van belang.
Hof Arnhem 1 februari 2005, ECLI:NL:GHARN:2005:AS5050
(…)
Cliënte heeft tijdens haar verhoor en tijdens de zitting in eerste desgevraagd veelvuldig benadrukt dat het nimmer haar bedoeling was om een dreigende sfeer te creëren door [medeverdachte] op te halen. Met andere woorden: het opzet ontbreekt ook hier. Verder volgen ook geen feiten of omstandigheden waaruit het opzet wel volgt.
Reden dat ik Uw Hof verzoek cliënte vrij te spreken.”
5.2. Het hof heeft geoordeeld de door de verdachte gevoerde verweren strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde worden weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen. Het hof voegt daaraan nog toe dat voor zover verdachte en medeverdachte al een andere bedoeling hadden met de uitlatingen (‘kapot maken’ en) ‘aan de beurt zijn’, zoals door de verdediging is betoogd, hebben zij door hun uitlatingen in de al geschetste omstandigheden bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat aangeefster door die uitlatingen voor haar leven moest vrezen.
5.3. Dat het hof dit op grond van de bewijsmiddelen heeft aangenomen, komt mij niet onbegrijpelijk voor. Uit deze bewijsmiddelen volgt onder meer dat de verdachte de [medeverdachte] tijdens de op dat moment heersende onenigheid heeft opgebeld en heeft gevraagd ter plaatse te komen. Toen [medeverdachte] was gearriveerd zijn door hem en de verdachte de bedreigende woorden geuit. Daarbij zijn onder meer – deels onderling – bewoordingen gebruikt zoals: “nou bej bang hè”, “wat bang”, “Dat ze bang waren?” en “ja zie waren donders bang veur oe”. Dat het hof hieruit en uit de overige bewijsmiddelen heeft afgeleid dat de verdachte ten minste voorwaardelijk opzet had op het aanjagen van vrees is mijns inziens niet onbegrijpelijk. Het summiere verweer dat ten aanzien hiervan is hoger beroep is gevoerd, dwingt het hof niet tot een nadere motivering.
5.4. Het middel faalt.
6. Het derde middel klaagt dat de bijdrage van de verdachte van onvoldoende gewicht is zodat het medeplegen niet uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid.
6.1. Voor de kwalificatie medeplegen is noodzakelijk dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen. Medeplegen vereist niet alleen opzet op die samenwerking, maar ook op het grondfeit.9.Genoemde kwalificatie is slechts dan gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde intellectuele en/of materiële bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht is. Bij de vraag of sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking kan de rechter onder meer rekening houden met de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte. Met name in geval van gedragingen die naar hun aard in verband plegen te worden gebracht met medeplichtigheid en in geval de bijdrage is geleverd voor en/of tijdens en/of na het strafbare feit en de rol van de verdachte bij de uitvoering van het delict gering of nihil is geweest, is een precieze bewijsvoering vereist, waaruit van bijzondere omstandigheden blijkt die maken dat desondanks van medeplegen kan worden gesproken.10.
6.2. Ten aanzien van het medeplegen heeft het hof het volgende overwogen. Het is de verdachte geweest die de [medeverdachte] heeft gebeld met de vraag om te komen, waarbij de verdachte de aangeefster vertelde dat zij een leuke verrassing voor haar had. De [medeverdachte] is vervolgens naar Bureau Jeugdzorg gekomen. In het daaropvolgende gesprek tussen de beide verdachten en de aangeefster zijn in eerste instantie door de [medeverdachte] dreigende woorden geuit. De verdachte heeft op geen enkele wijze afstand genomen van deze uitingen, maar deze ondersteund door haar eigen bijdrage in en na het gesprek met de aangeefster.
6.3. Hieraan kon het hof niet onbegrijpelijk de conclusie verbinden dat de verdachte daarmee aan de bewezenverklaarde bedreiging een zodanige intellectuele en materiële bijdrage van voldoende gewicht heeft geleverd dat van een bewuste en nauwe samenwerking kan worden gesproken, waarvan de verdachte zich bovendien niet heeft gedistantieerd. De bewezenverklaring is toereikend gemotiveerd.
6.4. Het middel faalt.
7. Het vierde middel klaagt dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM in cassatie is overschreden.
7.1. De verdachte heeft op 22 december 2017 beroep in cassatie ingesteld. De stukken zijn op 17 oktober 2018 ter griffie van de Hoge Raad binnengekomen, zodat de inzendtermijn van acht maanden, met bijna twee maanden, is overschreden. Nu het hof een geheel voorwaardelijke taakstraf van twintig uren, subsidiair tien dagen hechtenis, heeft opgelegd, kan echter met de constatering van de schending worden volstaan.11.
8. De middelen falen en kunnen worden afgedaan met de aan art. 81 lid 1 RO ontleende motivering.
9. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
10. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 09‑04‑2019
HR 3 februari 2004, ECLI:NL:HR:2004:AN9309, rov. 3.4.2.
HR 13 november 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX9573.
HR 2 oktober 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX5323.
HR 25 mei 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO6432 (niet gepubl.).
HR 1 oktober 2013, ECLI:NL:HR:2013:823.
Met weglating van voetnoten.
J. de Hullu, Materieel Strafrecht, Deventer 2015, p. 453 en p. 463 e.v.
HR 2 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3474, NJ 2015, 390 m.nt. Mevis, r.o. 3.2.1 e.v. en HR 19 januari 2016, ECLI:NL:HR:2016:382, r.o. 2.3 en 2.4.
HR 17 juni 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD2578, NJ 2008/358 m.nt. Mevis, rov. 3.6.2. onder C.