Einde inhoudsopgave
RvdW 2006, 897
Scheepsbeslag; vervangende zekerheid. Verdrag van Londen inzake beperking van aansprakelijkheid voor maritieme vorderingen. Erkenning beslissing Zweedse rechter tot vorming beperkingsfonds; toepasselijkheid EEX-Verordening. Art. 13 lid 1 Verdrag van Londen; strekking.
HR 29-09-2006, ECLI:NL:PHR:2006:AX3080
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
29 september 2006
- Magistraten
Mrs. D.H. Beukenhorst, O. de Savornin Lohman, A.M.J. van Buchem-Spapens, W.A.M. van Schendel, W.D.H. Asser
- Zaaknummer
C05/147HR
- Conclusie
A-G Strikwerda
- LJN
AX3080
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht (V)
Burgerlijk procesrecht / Europees burgerlijk procesrecht
Internationaal privaatrecht / Internationaal erkennings- en executierecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2006:AX3080, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 29‑09‑2006
ECLI:NL:PHR:2006:AX3080, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 29‑09‑2006
Beroepschrift, Hoge Raad, 09‑05‑2005
- Wetingang
Essentie
Scheepsbeslag; vervangende zekerheid. Verdrag van Londen inzake beperking van aansprakelijkheid voor maritieme vorderingen. Erkenning beslissing Zweedse rechter tot vorming beperkingsfonds; toepasselijkheid EEX-Verordening. Art. 13 lid 1 Verdrag van Londen; strekking.
De beslissing van de Zweedse rechter tot vorming van een beperkingsfonds op de voet van het Verdrag inzake beperking van aansprakelijkheid van maritieme vorderingen van 19 november 1976, Trb. 1980, 23, is, ook al is zij ‘ex parte’ gegeven, een beslissing als bedoeld in art. 32 EEX-Verordening en dient derhalve overeenkomstig art. 33 lid 1 van deze verordening in Nederland ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.