Vgl. HR 26 oktober 2012 (LJN: BY1383).
HR, 18-01-2013, nr. 12/04425
ECLI:NL:HR:2013:BY6024
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
18-01-2013
- Zaaknummer
12/04425
- Conclusie
Mr. F.F. Langemeijer
- LJN
BY6024
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2013:BY6024, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 18‑01‑2013; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:BY6024
In cassatie op: ECLI:NL:GHARN:2012:BX2137, Niet ontvankelijk
ECLI:NL:PHR:2013:BY6024, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 23‑11‑2012
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2013:BY6024
Arrest gerechtshof: ECLI:NL:GHARN:2012:BX2137
- Vindplaatsen
Uitspraak 18‑01‑2013
18 januari 2013
Eerste Kamer
12/04425
EE/EP
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De vrouw],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. K. Mohassel Zadeh,
t e g e n
[De man],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de vrouw en de man.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikking in de zaken 291976/FA RK 10-4991 en 310486/FA RK 11-4690 van de rechtbank Utrecht van 3 augustus 2011;
b. de beschikking in de zaak 200.096.573 van het gerechtshof te Arnhem van 14 juni 2012.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de vrouw beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
Het door de vrouw verschuldigde griffierecht is op 8 november 2012 door de Hoge Raad ontvangen. Aan de advocaat van de vrouw is verzocht zich schriftelijk uit te laten over de vraag waarom het griffierecht niet binnen de wettelijke betalingstermijn is bijgeschreven op de rekening van de Hoge Raad en de rechtsgevolgen daarvan.
De advocaat van de vrouw heeft per brief van 7 november 2012 een reactie ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van het cassatieberoep.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.1 Het verzoekschrift in deze zaak is ingediend op 13 september 2012. Ingevolge art. 3 lid 4 Wet griffierechten burgerlijke zaken diende de vrouw ervoor te zorgen dat het door haar verschuldigde griffierecht binnen vier weken na indiening van haar verzoekschrift zou zijn bijgeschreven op de rekening van de Hoge Raad dan wel ter griffie van de Hoge Raad zou zijn gestort. De betalingstermijn verstreek derhalve op 11 oktober 2012. De vrouw heeft het griffierecht echter pas op 8 november 2012 voldaan.
3.2 Daartoe door de Hoge Raad in de gelegenheid gesteld, heeft de advocaat van de vrouw aangevoerd dat zij de nota voor het griffierecht pas op 29 oktober 2012 heeft ontvangen, hetgeen mogelijk hierdoor wordt verklaard dat de wijziging van haar kantooradres niet goed door de Afdeling Financiën van de Hoge Raad is verwerkt.
De vrouw heeft de Hoge Raad verzocht de gevolgen van het niet tijdig betalen van het griffierecht niet voor haar rekening te laten komen, waarmee zij kennelijk verzoekt om toepassing door de Hoge Raad van de hardheidsclausule als bedoeld in art. 282a lid 4 Rv.
3.3 Als uitgangspunt moet worden genomen dat in cassatie partijen in alle gevallen worden vertegenwoordigd door een advocaat en dat deze op grond van zijn deskundigheid en kennis ten aanzien van de procedure in cassatie zonder meer geacht moet worden op de hoogte te zijn van de hier aan de orde zijnde termijn en van de verstrekkende gevolgen die de wet verbindt aan overschrijding daarvan. Dit brengt mee dat de advocaat niet kan afwachten totdat hem een nota wordt toegestuurd, maar zo nodig actie moet ondernemen teneinde te zorgen voor tijdige betaling van het griffierecht. Dat de advocaat van de vrouw mogelijk niet binnen de wettelijke betalingstermijn een nota heeft ontvangen, brengt daarom niet zonder meer mee dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is (HR 16 maart 2012, LJN BU7361, NJ 2012/275; HR 16 november 2012, LJN BX7466). Verder zijn geen feiten of omstandigheden aangevoerd die ertoe leiden dat de te late betaling verschoonbaar is.
Ook overigens heeft de vrouw geen feiten of omstandigheden aangevoerd die een beroep op de hardheidsclausule kunnen rechtvaardigen.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de vrouw niet-ontvankelijk in haar beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren C.A. Streefkerk, als voorzitter, G. Snijders en M.V. Polak, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 18 januari 2013.
Conclusie 23‑11‑2012
Mr. F.F. Langemeijer
Partij(en)
12/04425
Mr. F.F. Langemeijer
- 23.
november 2012 (griffierecht)
Conclusie inzake:
[De vrouw]
tegen
[De man]
1.
Bij verzoekschrift van 13 september 2012 heeft verzoekster beroep in cassatie ingesteld tegen een beschikking van het gerechtshof te Arnhem van 14 juni 2012.
2.
Op 4 oktober 2012 is aan de advocaat van verzoekster een nota ter zake van het verschuldigde griffierecht verzonden, met de mededeling dat het griffierecht is vastgesteld op € 302,- en dat dit bedrag uiterlijk 11 oktober 2012 op de bankrekening van het gerecht dient te zijn bijgeschreven. Op 26 oktober 2012 is aan de advocaat van verzoekster een aanmaning ter zake van het verschuldigde griffierecht verzonden.
3.
Bij brief van 16 oktober 2012 is namens de griffier van de Hoge Raad aan de advocaat van verzoekster meegedeeld dat geconstateerd is dat het griffierecht niet tijdig is voldaan. De advocaat is ter zitting van de Hoge Raad in de gelegenheid gesteld zich hierover uit te laten.
4.
Bij akte van 7 november 2012 heeft de advocaat van verzoekster zich uitgelaten over de te late betaling van het griffierecht. Zij erkent dat het griffierecht niet tijdig is voldaan, maar stelt dat dit komt doordat pas op 29 oktober 2012 een nota voor het griffierecht door haar is ontvangen. De advocate stelt dat een verhuizing van haar kantoor aan BAR Beheer is doorgegeven en dat zij de correspondentie van de Hoge Raad ook steeds op haar nieuwe kantooradres ontvangt. De adreswijziging lijkt evenwel niet goed door de Afdeling Financiën te zijn verwerkt: de nota en aanmaning van de Afdeling Financiën zijn nog aan haar oude kantooradres geadresseerd en ondanks gebruikmaking van de verhuisservice van Post.nl niet tijdig ontvangen. In een als productie 2 bij de akte overgelegde e-mail aan BAR Beheer maakt de advocaat er melding van dat zij steeds aanmaningen ontvangt betreffende griffierechten ter zake waarvan niet eerder nota's zijn ontvangen. De advocaat stelt het verschuldigde griffierecht met spoed te voldoen en verzoekt de gevolgen van de niet tijdige betaling van het griffierecht niet voor rekening van verzoekster te laten komen.
5.
Ingevolge artikel 3 lid 4 Wet griffierechten burgerlijke zaken diende verzoekster te zorgen dat het door haar verschuldigde griffierecht binnen vier weken na de indiening van het verzoekschrift is bijgeschreven op de rekening van de Hoge Raad dan wel ter griffie is gestort. De termijn liep af op 11 oktober 2012, op welke datum het griffierecht niet was voldaan. Het bepaalde in artikel 282a lid 2 in verbinding met artikel 427b Rv brengt mee dat verzoekster niet ontvankelijk behoort te worden verklaard in haar cassatieberoep1..
6.
Uit de adressering van de nota en de aanmaning volgt dat beide stukken zijn verzonden naar een ander adres dan het thans in de Landelijke Advocaten Tabel vermelde kantooradres van de advocaat. Niet uitgesloten kan worden dat de nota griffierecht dientengevolge niet vóór het verstrijken van de wettelijke betalingstermijn door haar is ontvangen. Echter, de advocaat bij de Hoge Raad, door wie partijen in cassatie steeds worden vertegenwoordigd, moet op grond van zijn deskundigheid en kennis ten aanzien van de procedure in cassatie zonder meer geacht worden op de hoogte te zijn van de hier aan de orde zijnde betalingstermijn en van de ver strekkende gevolgen die de wet verbindt aan een overschrijding daarvan. De omstandigheid dat de advocaat van verzoekster niet vóór het verstrijken van de betalingstermijn een nota griffierecht en evenmin een herinnering of een aanmaning tot betaling van het griffierecht heeft ontvangen, brengt daarom niet zonder meer mee dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. De advocaat van verzoekster had, als zij geen rekening-courant-verhouding met de griffie heeft, actie kunnen en moeten ondernemen om in het bezit te komen van de voor de betaling van het griffierecht per bank benodigde gegevens of, zo nodig, dit bedrag ter griffie kunnen storten2..
7.
In de akte van 7 november 2012 worden anderszins geen feiten en omstandigheden aangevoerd die nopen tot het buiten toepassing laten van artikel 282a lid 2 in verbinding met artikel 427b op de in art. 282a lid 4 Rv genoemde grond.
Conclusie
De conclusie strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van het cassatieberoep.
De Procureur-Generaal bij de
Hoge Raad der Nederlanden,
a. - g.
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 23‑11‑2012
Vgl. HR 10 februari 2012 (LJN: BU5603), NJ 2012/228.