Einde inhoudsopgave
Protocol van Montreal betreffende stoffen die de ozonlaag afbreken
Artikel 2E 1,1,1-trichloorethaan (methylchloroform)
Geldend
Geldend vanaf 22-09-1993
- Bronpublicatie:
25-11-1992, Trb. 1993, 164 (uitgifte: 16-11-1993, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
22-09-1993
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
28-06-1993, Trb. 1993, 90 (uitgifte: 28-06-1993, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Algemeen
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Elke Partij verzekert dat gedurende het tijdvak van twaalf maanden dat begint op 1 januari 1995 en in elk tijdvak van twaalf maanden daarna haar berekend gebruik van de in Groep III van Bijlage B genoemde aan uitworpbeheersing onderworpen stof per jaar niet meer bedraagt dan zeventig procent van haar berekend gebruik over 1989. Elke Partij die deze stof produceert, verzekert dat gedurende dezelfde tijdvakken haar berekende produktie van deze stof per jaar niet meer bedraagt dan zeventig procent van haar berekende produktie over 1989. Om te voorzien in de fundamentele binnenlandse behoeften van de onder de werking van het eerste lid van artikel 5 vallende Partijen mag haar berekende produktie deze limiet evenwel overschrijden met ten hoogste tien procent van haar berekende produktie over 1989.
2.
Elke Partij verzekert dat gedurende het tijdvak van twaalf maanden dat begint op 1 januari 1994 en in elk tijdvak van twaalf maanden daarna haar berekend gebruik van de in Groep III van Bijlage B genoemde aan uitworpbeheersing onderworpen stof per jaar niet meer bedraagt dan vijftig procent van haar berekend gebruik over 1989. Elke Partij die deze stof produceert, verzekert dat gedurende dezelfde tijdvakken haar berekende produktie van deze stof per jaar niet meer bedraagt dan vijftig procent van haar berekende produktie over 1989. Om te voorzien in de fundamentele binnenlandse behoeften van onder de werking van het eerste lid van artikel 5 vallende Partijen mag haar berekende produktie deze limiet evenwel overschrijden met ten hoogste tien procent van haar berekende produktie over 1989.
3.
Elke Partij verzekert dat gedurende het tijdvak van twaalf maanden dat begint op 1 januari 1996 en in elk tijdvak van twaalf maanden daarna haar berekend gebruik van de in Groep III van Bijlage B genoemde aan uitworpbeheersing onderworpen stof nihil is. Elke Partij die deze stof produceert, verzekert dat gedurende dezelfde tijdvakken haar berekende produktie van deze stoffen nihil is. Om te voorzien in de fundamentele binnenlandse behoeften van onder de werking van het eerste lid van artikel 5 vallende Partijen mag haar berekende produktie deze limiet evenwel overschrijden met ten hoogste vijftien procent van haar berekende produktie over 1989. Dit lid is van toepassing, tenzij de Partijen besluiten het produktie- of gebruiksniveau toe te staan dat nodig is om te voorzien in behoeften voor vormen van gebruik waarvan zij overeenkomen dat deze essentieel zijn.