Stelplicht & Bewijslast, commentaar op art. 6:199 BW:Verplichtingen zaakwaarnemer
Archief
Stelplicht & Bewijslast, commentaar op art. 6:199 BW
Verplichtingen zaakwaarnemer
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Documentgegevens:
mr. E.J. Bellaart, actueel t/m 02-12-2017
Actueel t/m
02-12-2017
Tijdvak
01-01-1992 tot: -
Auteur
mr. E.J. Bellaart
Vindplaats
Stelplicht & Bewijslast, commentaar op art. 6:199 BW
Indien ingevolge het bepaalde in art. 6:198 BW sprake is van zaakwaarneming, volgt uit art. 6:199 lid 1 BW dat de zaakwaarnemer jegens de belanghebbende verplicht is de nodige zorg te betrachten. Ook moet hij de zaakwaarneming voortzetten voor zover dit redelijkerwijze van hem kan worden verlangd. De zaakwaarnemer zal de belangen van de belanghebbende moeten behartigen met de zorg die van een nauwgezet zaakwaarnemer mag worden verwacht, waarbij rekening moet worden gehouden met de omstandigheden van het geval.1
In de praktijk zal bedoelde zorgplicht vooral een rol spelen in het geval dat de belanghebbende van mening is dat de zaakwaarnemer deze zorgplicht niet heeft nageleefd en op die grond schadevergoedingsplichtig is. De zaakwaarneming zal immers doorgaans eindigen op het moment dat de zaakwaarnemer en de belanghebbende met elkaar in contact komen, omdat de belanghebbende vanaf dat moment weer zelf zijn zaken kan behartigen.2 Schending van de zorgplicht levert een tekortkoming in de zin van art. 6:74 BW op.3 Overeenkomstig de hoofdregel van art. 150 Rv rusten op de belanghebbende de stelplicht en de bewijslast omtrent de inhoud van de verbintenis. Hieronder is begrepen of van de zaakwaarnemer redelijkerwijs kon worden verlangd de begonnen zaakwaarneming voort te zetten. In concreto zal hij feiten en omstandigheden moeten stellen en zo nodig bewijzen waaruit volgt welke handelingen/gedragingen van de zaakwaarnemer ter behartiging van zijn, belanghebbendes, belang daartoe geëigend waren. Voorts zal de belanghebbende dienen te stellen en te bewijzen dat sprake is van een tekortkoming in de nakoming van die verbintenis.4
Rekening en verantwoording (lid 2)
De zaakwaarnemer dient, zodra dit redelijkerwijs mogelijk is, rekening en verantwoording af te leggen. De belanghebbende kan nakoming vorderen van de zaakwaarnemer van deze verplichting tot het afleggen van rekening en verantwoording. Indien de zaakwaarnemer zich daarop verweert met de (bevrijdende) stelling dat hij reeds rekening en verantwoording heeft afgelegd en aldus reeds is nagekomen, rusten de stelplicht en de bewijslast te dienaangaande in beginsel op hem. Het is uiteraard ook mogelijk dat de belanghebbende van mening is dat de zaakwaarnemer is tekort gekomen in de nakoming van deze verplichting en dat de zaakwaarnemer dientengevolge schadeplichtig is. In dat geval rusten de stelplicht en de bewijslast van de tekortkoming in beginsel op de belanghebbende.
Het onderscheid tussen enerzijds het afleggen van een (zeer) gebrekkige rekening en verantwoording en anderzijds het in het geheel niet-afleggen van rekening en verantwoording zal niet altijd even scherp te maken zijn. Bij de vraag op wie de stelplicht en de bewijslast ter zake rusten, zal desalniettemin een keuze moeten worden gemaakt. In de praktijk zal dit probleem zich wellicht aldus laten oplossen, dat de stelplichten over en weer communicerende vaten zijn. Met andere woorden: indien feitelijk sprake is van een (zeer) gebrekkige rekening en verantwoording van de zaakwaarnemer (die de nodige vragen oproept), zal ter zake minder worden verlangd van de stelplicht van de belanghebbende. Hierbij dient overigens steeds voor ogen te worden gehouden dat de beantwoording van de vraag of een afgelegde rekening en verantwoording voldoende is niet slechts een voor bewijs vatbare feitelijke kwestie betreft, maar verweven is met een juridische beoordeling die zich niet leent voor bewijslevering.5
Samenloop lid 1 en 2
Het niet (volledig) naleven van de plicht tot het afleggen van rekening en verantwoording van lid 2 kan ook een rol spelen bij de beantwoording van de vraag of sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de zorgplicht als bedoeld in lid 1 van dit artikel. Er kan namelijk geen strikt onderscheid worden gemaakt tussen het afleggen van rekening en verantwoording als zodanig en het verbinden van consequenties aan de wijze waarop de zaakwaarneming is uitgevoerd.6 De verplichting tot het afleggen van rekening en verantwoording kan aanleiding geven tot het aannemen van een verzwaarde stelplicht aan de zijde van de zaakwaarnemer ten aanzien van het gevoerde beheer.7 In beginsel is het aan het beleid van de rechter die over de feiten oordeelt, overgelaten welke sanctie hij in de gegeven omstandigheden passend acht indien een partij op wie een verzwaarde stelplicht rust, daaraan niet voldoet. In de regel zal voor de hand liggen dat de rechter de bewijslast niet omkeert, maar de stellingen van de partij op wie de bewijslast rust hetzij, als onvoldoende betwist, als vaststaand aanneemt, hetzij deze stelling voorshands bewezen acht behoudens tegenbewijs door de partij op wie de verzwaarde stelplicht rust.8
Stelplicht & Bewijslast, commentaar op art. 6:199 BW
Verplichtingen zaakwaarnemer
mr. E.J. Bellaart, actueel t/m 02-12-2017
02-12-2017
01-01-1992 tot: -
mr. E.J. Bellaart
Stelplicht & Bewijslast, commentaar op art. 6:199 BW
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Burgerlijk procesrecht / Bewijs
Verbintenissenrecht / Algemeen
Verbintenissenrecht / Schadevergoeding
Burgerlijk Wetboek Boek 6 artikel 199
Zorgplicht (lid 1)
Indien ingevolge het bepaalde in art. 6:198 BW sprake is van zaakwaarneming, volgt uit art. 6:199 lid 1 BW dat de zaakwaarnemer jegens de belanghebbende verplicht is de nodige zorg te betrachten. Ook moet hij de zaakwaarneming voortzetten voor zover dit redelijkerwijze van hem kan worden verlangd. De zaakwaarnemer zal de belangen van de belanghebbende moeten behartigen met de zorg die van een nauwgezet zaakwaarnemer mag worden verwacht, waarbij rekening moet worden gehouden met de omstandigheden van het geval.1
In de praktijk zal bedoelde zorgplicht vooral een rol spelen in het geval dat de belanghebbende van mening is dat de zaakwaarnemer deze zorgplicht niet heeft nageleefd en op die grond schadevergoedingsplichtig is. De zaakwaarneming zal immers doorgaans eindigen op het moment dat de zaakwaarnemer en de belanghebbende met elkaar in contact komen, omdat de belanghebbende vanaf dat moment weer zelf zijn zaken kan behartigen.2 Schending van de zorgplicht levert een tekortkoming in de zin van art. 6:74 BW op.3 Overeenkomstig de hoofdregel van art. 150 Rv rusten op de belanghebbende de stelplicht en de bewijslast omtrent de inhoud van de verbintenis. Hieronder is begrepen of van de zaakwaarnemer redelijkerwijs kon worden verlangd de begonnen zaakwaarneming voort te zetten. In concreto zal hij feiten en omstandigheden moeten stellen en zo nodig bewijzen waaruit volgt welke handelingen/gedragingen van de zaakwaarnemer ter behartiging van zijn, belanghebbendes, belang daartoe geëigend waren. Voorts zal de belanghebbende dienen te stellen en te bewijzen dat sprake is van een tekortkoming in de nakoming van die verbintenis.4
Rekening en verantwoording (lid 2)
De zaakwaarnemer dient, zodra dit redelijkerwijs mogelijk is, rekening en verantwoording af te leggen. De belanghebbende kan nakoming vorderen van de zaakwaarnemer van deze verplichting tot het afleggen van rekening en verantwoording. Indien de zaakwaarnemer zich daarop verweert met de (bevrijdende) stelling dat hij reeds rekening en verantwoording heeft afgelegd en aldus reeds is nagekomen, rusten de stelplicht en de bewijslast te dienaangaande in beginsel op hem. Het is uiteraard ook mogelijk dat de belanghebbende van mening is dat de zaakwaarnemer is tekort gekomen in de nakoming van deze verplichting en dat de zaakwaarnemer dientengevolge schadeplichtig is. In dat geval rusten de stelplicht en de bewijslast van de tekortkoming in beginsel op de belanghebbende.
Het onderscheid tussen enerzijds het afleggen van een (zeer) gebrekkige rekening en verantwoording en anderzijds het in het geheel niet-afleggen van rekening en verantwoording zal niet altijd even scherp te maken zijn. Bij de vraag op wie de stelplicht en de bewijslast ter zake rusten, zal desalniettemin een keuze moeten worden gemaakt. In de praktijk zal dit probleem zich wellicht aldus laten oplossen, dat de stelplichten over en weer communicerende vaten zijn. Met andere woorden: indien feitelijk sprake is van een (zeer) gebrekkige rekening en verantwoording van de zaakwaarnemer (die de nodige vragen oproept), zal ter zake minder worden verlangd van de stelplicht van de belanghebbende. Hierbij dient overigens steeds voor ogen te worden gehouden dat de beantwoording van de vraag of een afgelegde rekening en verantwoording voldoende is niet slechts een voor bewijs vatbare feitelijke kwestie betreft, maar verweven is met een juridische beoordeling die zich niet leent voor bewijslevering.5
Samenloop lid 1 en 2
Het niet (volledig) naleven van de plicht tot het afleggen van rekening en verantwoording van lid 2 kan ook een rol spelen bij de beantwoording van de vraag of sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de zorgplicht als bedoeld in lid 1 van dit artikel. Er kan namelijk geen strikt onderscheid worden gemaakt tussen het afleggen van rekening en verantwoording als zodanig en het verbinden van consequenties aan de wijze waarop de zaakwaarneming is uitgevoerd.6 De verplichting tot het afleggen van rekening en verantwoording kan aanleiding geven tot het aannemen van een verzwaarde stelplicht aan de zijde van de zaakwaarnemer ten aanzien van het gevoerde beheer.7 In beginsel is het aan het beleid van de rechter die over de feiten oordeelt, overgelaten welke sanctie hij in de gegeven omstandigheden passend acht indien een partij op wie een verzwaarde stelplicht rust, daaraan niet voldoet. In de regel zal voor de hand liggen dat de rechter de bewijslast niet omkeert, maar de stellingen van de partij op wie de bewijslast rust hetzij, als onvoldoende betwist, als vaststaand aanneemt, hetzij deze stelling voorshands bewezen acht behoudens tegenbewijs door de partij op wie de verzwaarde stelplicht rust.8
Voetnoten
1.
Asser/Hartkamp & Sieburgh 6-IV, 2015/408.
2.
R. Koolhoven, GS Verbintenissenrecht, art. 6:199 BW, aant. 3.1.
3.
E.J.H. Schrage, Verbintenissen andere bron dan onrechtmatige daad of overeenkomst (Monografieën BW nr. B53), Kluwer: Deventer 2017, p. 23.
4.
Hof Arnhem-Leeuwarden 25 maart 2014, ECLI:NL:GHARL:2014:2372, rov. 2.10; Rb. Rotterdam 6 februari 2013, ECLI:NL:RBROT:2013:BZ2589, NJF 2013/140, rov. 4.12.
5.
Vgl. Van den Brink, bewerkt door Valk, Stelplicht & Bewijslast, commentaar op art. 6:74 BW.
6.
Vgl. de conclusie van A-G Rank-Berenschot (onder 2.6-2.13) voor HR 23 maart 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV2364.
7.
Vgl. Asser/Tjong Tjin Tai 7-IV, 2014/113 en 205. Vgl. voorts de concl. van A-G Wesseling-van Gent (onder 2.7 en 2.8) voor HR 19 december 2003, ECLI:NL:HR:2003:AN7444 en Rb. Den Haag 20 oktober 2010, ECLI:NL:RBSGR:2010:BO0157 (rov. 4.4).
8.
HR 15 december 2006, ECLI:NL:HR:2006:AZ1083, NJ 2007/203, m.nt. M.R. Mok (rov. 3.4).