Einde inhoudsopgave
RvdW 2024/906
Verduistering van geldbedrag (in totaal € 82.094,27), meermalen gepleegd, art. 321 Sr. 1. Post-Keskin, overleden getuige. Heeft hof verklaringen van inmiddels overleden getuige (aangever) voor bewijs kunnen gebruiken, terwijl verdediging t.a.v. die getuige niet ondervragingsrecht heeft kunnen uitoefenen? 2. Vordering benadeelde partij. Kon hof de verdachte veroordelen in proceskosten van b.p.? Ad 1. HR: Om redenen vermeld in CAG leidt middel niet tot cassatie. CAG: Door verdachte betwist onderdeel van verklaring van aangever dat verdachte met notariële volmacht niet het recht verkreeg zich vermogen van aangever toe te eigenen op wijze zoals tlgd., vindt niet alleen steun in tekst van die volmacht en in gedragingen van aangever waaruit kan worden afgeleid dat volmacht niet met die bedoeling is opgesteld, maar ook in gedragingen van verdachte zelf die erop wijzen dat ook zij volmacht kennelijk niet als zodanig heeft opgevat. Gelet hierop is oordeel hof dat bewezenverklaring niet in beslissende mate steunt op verklaring(en) van aangever niet onbegrijpelijk en toereikend gemotiveerd. Met zijn overwegingen dat ‘voor bewijs gebezigde verklaring van aangever op essentiële punten steun [vindt] in verklaringen van andere getuige, die van verdachte en in overige b.m., zodat het verklaring van aangever geloofwaardig acht’ resp. dat ‘niet aannemelijk is geworden dat verdachte o.b.v. relatie die zij met aangever had onbeperkt gelden mocht onttrekken aan vermogen van aangever louter om zichzelf daarmee te bevoordelen’, waarbij hof mede heeft betrokken dat ‘verdachte zelf ambivalent over haar relatie met aangever heeft verklaard’, heeft hof voorts blijk gegeven betrouwbaarheid van verklaring van aangever te hebben onderzocht in samenhang met overig bewijsmateriaal en in licht van betwisting van die verklaring door verdachte. Dat hof bij zijn oordeel dat ontbreken van ondervragingsmogelijkheid voldoende wordt gecompenseerd daarnaast acht heeft geslagen op i.h.k.v. civiele procedure plaatsgevonden comparitie van partijen, maakt oordeel niet onbegrijpelijk. Gelet hierop en in aanmerking genomen dat hof verder nog heeft geoordeeld dat overlijden van aangever een goede reden vormt voor het niet kunnen uitoefenen van ondervragingsrecht, is kennelijk oordeel hof dat procedure in haar geheel voldoet aan het door art. 6 EVRM gewaarborgde recht op eerlijk proces, niet onbegrijpelijk en toereikend gemotiveerd. Ad 2: Oordeel hof dat verdachte als ‘in het ongelijk gestelde partij’ kan worden aangemerkt en dat b.p. daarom aanspraak heeft op vergoeding van zijn proceskosten is, gelet op afwijzing van vordering b.p., zonder nadere motivering niet begrijpelijk. HR zal zaak zelf afdoen. Wat betreft kosten van procedure in eerste aanleg, ziet HR in omstandigheid dat vordering b.p. in lopende civiele procedure nog niet onherroepelijk was toegewezen op moment dat b.p. vordering indiende, maar dat deze vordering in civiele procedure uiteindelijk wel (grotendeels) toewijsbaar is gebleken en onherroepelijk is toegewezen, aanleiding kosten van die procedure in e.a. te compenseren, in die zin dat iedere partij eigen kosten draagt. Voor procedure in hoger beroep geldt dat oordeel over vordering b.p. in civiele procedure al wel onherroepelijk was op het moment dat b.p. vordering handhaafde. Dat brengt mee dat hof vordering van b.p. niet-ontvankelijk had moeten verklaren v.zv. civiele rechter al over die vordering had geoordeeld. Dit en omstandigheid dat hof heeft afgewezen wat b.p. nog in aanvulling op al door civiele rechter beoordeelde vordering heeft gevorderd, brengt mee dat HR b.p. zal veroordelen in proceskosten van verdachte in h.b. Volgt partiële vernietiging t.a.v. veroordeling verdachte in proceskosten b.p. HR doet zaak zelf af.
HR 24-09-2024, ECLI:NL:HR:2024:1288
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
24 september 2024
- Magistraten
Mrs. V. van den Brink, T. Kooijmans, C.N. Dalebout
- Zaaknummer
22/03663
- Conclusie
plv. A-G mr. M.E. van Wees
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2024:1288, Uitspraak, Hoge Raad, 24‑09‑2024
ECLI:NL:PHR:2024:622, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 11‑06‑2024
Essentie
Verduistering van geldbedrag (in totaal € 82.094,27), meermalen gepleegd, art. 321 Sr. 1. Post-Keskin, overleden getuige. Heeft hof verklaringen van inmiddels overleden getuige (aangever) voor bewijs kunnen gebruiken, terwijl verdediging t.a.v. die getuige niet ondervragingsrecht heeft kunnen uitoefenen? 2. Vordering benadeelde partij. Kon hof de verdachte veroordelen in proceskosten van b.p.? Ad 1. HR: Om redenen vermeld in CAG leidt middel niet tot cassatie. CAG: Door verdachte betwist onderdeel van verklaring van aangever dat verdachte met notariële volmacht niet het recht verkreeg zich vermogen van aangever toe te eigenen op wijze zoals tlgd., vindt niet alleen ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.