Einde inhoudsopgave
RvdW 2013/555
Kort geding. Is de per 1 april 2012 gewijzigde bepaling over voorwaardelijke invrijheidstelling (art. 15 lid 3 onder c Sr) van toepassing op de tenuitvoerlegging van voordien opgelegde gevangenisstraf?
HR 12-04-2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ7016
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
12 april 2013
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, H.A.G. Splinter-van Kan, M.A. Loth, Y. Buruma, J. Wortel
- Zaaknummer
12/05848
- Conclusie
A-G mr. F.F. Langemeijer
- LJN
BZ7016
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Materieel strafrecht / Sancties
Strafprocesrecht / Tenuitvoerlegging
Strafprocesrecht / Voorfase
Internationaal belastingrecht / Algemeen
Burgerlijk procesrecht / Cassatie
Staatsrecht / Rechtspraak
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2013:BZ7016, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 12‑04‑2013
ECLI:NL:PHR:2013:BZ7016, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 01‑03‑2013
Beroepschrift, Hoge Raad, 03‑12‑2012
- Wetingang
Essentie
Kort geding. Is de per 1 april 2012 gewijzigde bepaling over voorwaardelijke invrijheidstelling (art. 15 lid 3 onder c Sr) van toepassing op de tenuitvoerlegging van voordien opgelegde gevangenisstraf?
Niet van een onjuiste rechtsopvatting getuigt ’s hofs oordeel dat, nu uit de parlementaire geschiedenis van de wetswijziging niet kan worden afgeleid dat de wetgever een specifieke overgangsregeling heeft beoogd die door een kennelijke omissie niet in de wet is opgenomen, de wijziging van art. 15 lid 3 Sr — waarbij geen sprake is van een wijziging van de wet ten aanzien van de strafbaarstelling ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.