Einde inhoudsopgave
RvdW 2014/177
Onjuiste beoordeling klaagschrift tegen beslag cfm. art. 94a lid 2 Sv.
HR 07-01-2014, ECLI:NL:HR:2014:38
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
7 januari 2014
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, H.A.G. Splinter-van Kan, W.F. Groos
- Zaaknummer
12/03551
- Conclusie
A-G mr. A.E. Harteveld
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Strafprocesrecht / Voorfase
Staatsrecht / Rechtspraak
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2014:38, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 07‑01‑2014
ECLI:NL:PHR:2013:1683, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 17‑09‑2013
Beroepschrift, Hoge Raad, 06‑09‑2012
- Wetingang
Art. 94a lid 2, 552a Sv
Essentie
Bij de beoordeling van een klaagschrift tegen beslag cfm. art. 94a lid 2 Sv moet de rechter onderzoeken of a) sprake is van verdenking van of veroordeling wegens een misdrijf waarvoor een geldboete van de 5e categorie kan worden opgelegd, en b) zich niet het geval voordoet dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, aan klager(s) als verdachte een ontnemingsmaatregel zal opleggen (vgl. HR NJ 2010/654). Daarnaast kan de rechter onderzoeken of voortzetting van het beslag in overeenstemming is met de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit, maar de overweging van de ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.