Einde inhoudsopgave
De overeenkomst in het insolventierecht (R&P nr. InsR3) 2012/4.7.4.1
4.7.4.1 Algemeen
mr. T.T. van Zanten, datum 14-09-2012
- Datum
14-09-2012
- Auteur
mr. T.T. van Zanten
- JCDI
JCDI:ADS385581:1
- Vakgebied(en)
Insolventierecht / Faillissement
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
Voetnoten
Voetnoten
Zie de MvT, Kortman & Faber 1995, p. 95 en 97. Zie voor enige nuances § 3.3.5.2.2.
Zie respectievelijk art. 6:265, 6:270 en 6:271 BW.
Zie art. 6:74 BW. Voor ontbinding is dit uitdrukkelijk vastgelegd in art. 6:277 BW.
Zie respectievelijk art. 6:267 BW en art. 6:87 BW.
Zie Wessels Insolventierecht II 2012, par. 2352, onder a.
Anders: Hof Den Bosch 17 juli 2001, JOR 2001, 266. In deze zaak had de curator verklaard een door de schuldenaar gesloten bewaarnemingsovereenkomst niet gestand te doen, waarna de bewaarnemers het contract hadden ontbonden en vorderden dat de curator de door hen in bewaring genomen chemische stoffen — die een negatieve waarde vertegenwoordigden — in ontvangst zou nemen. Het hof wees deze vordering toe en baseerde zich daarbij ten onrechte op art. 6:271 BW. De verplichting tot inontvangstname van de stoffen — die door de bewaarnemers weer bij een derde waren ondergebracht — had wél kunnen worden gegrond op de norm van de maatschappelijke zorgvuldigheid; zie op dit punt Smelt 2006, p. 150.
Een uitzondering geldt voor vorderingen die voortvloeien uit de ontbinding van een overeenkomst met betrekking tot termijnzaken of een overeenkomst van (scheeps)huurkoop. Deze vorderingen kunnen worden geverifieerd op de voet van art. 38 respectievelijk art. 38a lid 3 Fw.
Indien de curator — uitdrukkelijk of stilzwijgend — verklaart een overeenkomst niet gestand te doen, staat daarmee in de regel de toerekenbare tekortkoming aan de zijde van de boedel (bij voorbaat) vast.1 Het is dan aan de wederpartij om te kiezen welke van de bevoegdheden die zij op grond van het gemene recht aan die tekortkoming ontleent, zij wenst in te zetten. Zo kan zij ervoor kiezen de overeenkomst in stand te laten en haar vordering tot nakoming te handhaven, die vordering om te zetten in een vordering tot vervangende schadevergoeding,2 of de overeenkomst algeheel of gedeeltelijk te ontbinden, als gevolg waarvan afhankelijk van de mate waarin reeds is gepresteerd — over en weer ongedaanmakings- of waardevergoedingsverbintenissen kunnen ontstaan.3 In alle gevallen kan de wederpartij tevens aanvullende schadevergoeding vorderen, zo daartoe gronden zijn.4 Is een koopovereenkomst aan de orde, dan is ook denkbaar dat de wederpartij-verkoper zich beroept op een recht van reclame of een eigendomsvoorbehoud.5
De buitengerechtelijke verklaring die in het kader van een ontbinding of omzetting in een vordering tot vervangende schadevergoeding dient te worden uitgebracht,6 moet op de voet van art. 99 lid 2 Fw aan de curator worden gericht. Indien de wederpartij belang heeft bij een ontbinding in rechte of in het enkele uitzonderlijke geval dat ontbinding alleen door de rechter kan plaatsvinden, zal de wederpartij haar ontbindingsvordering op de voet van art. 25 Fw tegen de curator moeten instellen.7 Hetzelfde geldt voor de (terug)vordering op grond van het recht van reclame en de vordering tot afgifte op grond van het eigendomsvoorbehoud.8
Haar contractuele aanspraken kan de wederpartij gedurende het faillissement in beginsel slechts geldend maken door deze ter verificatie in te dienen,9 waarvoor de artikelen 26 en 37a Fw de basis vormen.10