Einde inhoudsopgave
RvdW 2012/66
Voor toewijzing vordering tenuitvoerlegging is niet noodzakelijk dat sprake is van een soortgelijk feit als waarop de voorwaardelijke veroordeling betrekking heeft.
HR 20-12-2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ6758
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
20 december 2011
- Magistraten
Mrs. F.H. Koster, W.M.E. Thomassen, W.F. Groos
- Zaaknummer
10/02333
- Conclusie
A-G Machielse
- LJN
BQ6758
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Sancties
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2011:BQ6758, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 20‑12‑2011
ECLI:NL:PHR:2011:BQ6758, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 24‑05‑2011
- Wetingang
Sr art. 14c lid 1 sub a
Essentie
Het middel berust op de opvatting dat een vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde straf wegens overtreding van de in art. 14c, eerste lid onder a, Sr genoemde algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit, slechts kan worden toegewezen in die gevallen waarin de veroordeelde zich heeft schuldig gemaakt aan een soortgelijk feit als waarop de voorwaardelijke veroordeling betrekking heeft. Deze opvatting vindt geen steun in de tekst van de wet en evenmin in de wetsgeschiedenis.
Partij(en)
Arrestop het beroep in cassatie ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.