Einde inhoudsopgave
Vreemdelingenbesluit 2000
Artikel 3.114 [Voornemen afwijzing]
Geldend
Geldend vanaf 25-06-2021
- Bronpublicatie:
28-05-2021, Stb. 2021, 250 (uitgifte: 01-06-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
25-06-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
28-05-2021, Stb. 2021, 250 (uitgifte: 01-06-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Vreemdelingenrecht / Verblijf
Vreemdelingenrecht (V)
1.
Indien Onze Minister voornemens is de aanvraag tot het verlenen van de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd af te wijzen binnen zes dagen, wordt het schriftelijk voornemen daartoe aan de vreemdeling toegezonden op de derde dag of aan de vreemdeling uitgereikt op de vierde dag.
2.
De vreemdeling brengt zijn zienswijze op het in het eerste lid bedoelde voornemen schriftelijk naar voren uiterlijk op de vierde dag.
3.
De schriftelijke zienswijze is tijdig bij Onze Minister ingediend, indien deze voor het einde van de termijn is ontvangen.
4.
Het tijdstip van uitreiken van het voornemen en de ontvangst van de schriftelijke zienswijze worden door Onze Minister vastgelegd.
5.
Onze Minister houdt rekening met een na afloop van de termijn ontvangen schriftelijke zienswijze, indien de beschikking nog niet bekend is gemaakt. Met een na afloop van de termijn ontvangen aanvulling op een eerder ingediende schriftelijke zienswijze wordt rekening gehouden, indien de beschikking nog niet bekend is gemaakt en de afdoening van de zaak daardoor niet ontoelaatbaar wordt vertraagd. Het ontbreken van de schriftelijke zienswijze, na het verstrijken van de termijn waarbinnen de vreemdeling zijn zienswijze schriftelijk naar voren kan brengen, staat aan het geven van de beschikking niet in de weg.
6.
Onze Minister maakt de beschikking uiterlijk op de zesde dag bekend door uitreiking of toezending ervan.