Einde inhoudsopgave
Vreemdelingenbesluit 2000
Artikel 3.117 [Procedure bij vrijheidsontneming]
Geldend
Geldend vanaf 25-06-2021
- Bronpublicatie:
28-05-2021, Stb. 2021, 250 (uitgifte: 01-06-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
25-06-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
28-05-2021, Stb. 2021, 250 (uitgifte: 01-06-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Vreemdelingenrecht / Verblijf
Vreemdelingenrecht (V)
1.
De termijnen, genoemd in de artikelen 3.113, eerste, derde en vierde lid, en 3.114, zijn niet van toepassing op de aanvraag tot het verlenen van de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd van de vreemdeling aan wie rechtens zijn vrijheid is ontnomen op grond van artikel 59b van de Wet terwijl de vrijheidsontneming voortduurt, tenzij de aanvraag wordt behandeld in een Aanmeldcentrum.
2.
De vreemdeling wordt door Onze Minister zo spoedig mogelijk aan een nader gehoor onderworpen, waarbij wordt voldaan aan het in artikel 3.113, derde tot en met vijfde lid, bepaalde.
3.
Het verslag van het nader gehoor vermeldt de termijn waarbinnen de vreemdeling in de gelegenheid wordt gesteld te voldoen aan het in artikel 3.113, vierde lid, bepaalde.
4.
Indien Onze Minister voornemens is de aanvraag af te wijzen, wordt het schriftelijk voornemen daartoe zo spoedig mogelijk uitgereikt of toegezonden.
5.
De vreemdeling brengt zijn zienswijze binnen twee weken schriftelijk naar voren.
6.
De termijn, bedoeld in het vijfde lid, vangt aan met ingang van de dag na die waarop het voornemen is uitgereikt of toegezonden.
7.
De schriftelijke zienswijze is tijdig bij Onze Minister ingediend, indien deze voor het einde van de termijn is ontvangen.
8.
Artikel 3.116, vijfde lid, is van toepassing.
9.
Indien de vreemdeling rechtens zijn vrijheid is ontnomen op grond van artikel 59a, is artikel 3.109c van overeenkomstige toepassing.
10.
Indien de vreemdeling rechtens zijn vrijheid is ontnomen, is artikel 3.109ca van overeenkomstige toepassing.