Einde inhoudsopgave
Voorschrift Vreemdelingen 2000
Artikel 3.43b
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
01-12-2023, Stcrt. 2023, 33937 (uitgifte: 13-12-2023, regelingnummer: 5031699)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
01-12-2023, Stcrt. 2023, 33937 (uitgifte: 13-12-2023, regelingnummer: 5031699)
- Vakgebied(en)
Vreemdelingenrecht / Grensbewaking
Vreemdelingenrecht / Verblijf
Vreemdelingenrecht (V)
1.
Ter zake van de afdoening van een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 33 van de Wet, is de vreemdeling een bedrag van € 228 verschuldigd.
2.
In afwijking van het eerste lid is de vreemdeling van Turkse nationaliteit ter zake van de afdoening van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 33 van de Wet, een bedrag van € 76 verschuldigd.
3.
De leges, bedoeld in het eerste lid, worden door de vreemdeling door middel van een in opdracht van de IND toegezonden acceptgirokaart voldaan.
4.
Ter zake van de afgifte ter uitvoering van artikel 4.22, tweede lid, van het Besluit, van een vervangend document waaruit het rechtmatig verblijf, bedoeld in artikel 8, onder c en d, van de Wet blijkt, is de vreemdeling een bedrag van € 76 verschuldigd.