Einde inhoudsopgave
Voorschrift Vreemdelingen 2000
Artikel 3.48
Geldend
Geldend vanaf 01-04-2022. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 01-01-2022
- Redactionele toelichting
De wijzigingsopdracht betreffende lid 2 komt niet overeen met de te wijzigen tekst.
- Bronpublicatie:
29-03-2022, Stcrt. 2022, 8974 (uitgifte: 31-03-2022, regelingnummer: 3917470)
- Inwerkingtreding
01-04-2022, terugwerkend tot: 01-01-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
29-03-2022, Stcrt. 2022, 8974 (uitgifte: 31-03-2022, regelingnummer: 3917470)
- Vakgebied(en)
Vreemdelingenrecht / Grensbewaking
Vreemdelingenrecht / Verblijf
Vreemdelingenrecht (V)
1.
Bij een beroep op artikel 3.107a, tweede lid, onder e, van het Besluit overlegt de aanvrager de beschikking, waarbij ontheffing van de inburgeringsplicht op grond van artikel 5, eerste of tweede lid, van de Wet inburgering 2021 of artikel 6, eerste of tweede lid, van de Wet inburgering, zoals die wet luidde onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip waarop de Wet inburgering 2021 in werking treedt is verleend.
2.
Bij een beroep op artikel 3.107a, derde lid, van het Besluit overlegt de aanvrager de deskundigenverklaring als bedoeld in artikel 2.7, eerste lid, van het Besluit inburgering 2021 of het advies als bedoeld in artikel 2.8, eerste lid, van het Besluit inburgering, zoals dat besluit luidde onmiddellijk voorafgaand aan de inwerkingtreding van het Besluit inburgering 2021, dat niet ouder is dan zes maanden.
3.
Het derde en vierde lid van artikel 3.16 zijn van overeenkomstige toepassing.