Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) nr. 575/2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012
Artikel 495 quinquies Overgangsregelingen voor onvoorwaardelijk opzegbare kredietlijnen
Geldend
Geldend vanaf 09-07-2024
- Redactionele toelichting
Wordt toegepast vanaf 01-01-2025.
- Bronpublicatie:
31-05-2024, PbEU L 2024, 2024/1623 (uitgifte: 19-06-2024, regelingnummer: 2024/1623)
- Inwerkingtreding
09-07-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
31-05-2024, PbEU L 2024, 2024/1623 (uitgifte: 19-06-2024, regelingnummer: 2024/1623)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
1.
In afwijking van artikel 111, lid 2, berekenen de instellingen de blootstellingswaarde van een post buiten de balanstelling in de vorm van een onvoorwaardelijk opzegbare kredietlijn door het percentage uit dat artikel te vermenigvuldigen met de volgende factoren:
- a)
0 % gedurende de periode van 1 januari 2025 tot en met 31 december 2029;
- b)
25 % gedurende de periode van 1 januari 2030 tot en met 31 december 2030;
- c)
50 % gedurende de periode van 1 januari 2031 tot en met 31 december 2031;
- d)
75 % gedurende de periode van 1 januari 2032 tot en met 31 december 2032.
2.
De EBA stelt een verslag op met een beoordeling van de vraag of de in lid 1, punt a), bedoelde afwijking na 31 december 2032 moet worden verlengd en, indien nodig, met een nadere bepaling van de voorwaarden waaronder die afwijking behouden dient te blijven.
De EBA dient dat verslag uiterlijk op 31 december 2028 in bij het Europees Parlement, de Raad en de Commissie.
Op basis van dat verslag en terdege rekening houdend met de daarmee samenhangende internationaal overeengekomen standaarden die het BCBS heeft ontwikkeld en het effect van die standaarden op de financiële stabiliteit, dient de Commissie, in voorkomend geval, uiterlijk op 31 december 2031 een wetgevingsvoorstel in bij het Europees Parlement en de Raad.