Einde inhoudsopgave
Wet griffierechten burgerlijke zaken
Artikel 17 [Griffierecht in faillissement]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
22-12-2023, Stcrt. 2023, 35874 (uitgifte: 29-12-2023, regelingnummer: 5110503)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
22-12-2023, Stcrt. 2023, 35874 (uitgifte: 29-12-2023, regelingnummer: 5110503)
- Vakgebied(en)
Insolventierecht / Faillissement
Burgerlijk procesrecht / Bijzondere onderwerpen
Staatsrecht / Rechtspraak
1.
In elk faillissement betaalt de curator uit de baten van de boedel bij het deponeren van de eerste uitdelingslijst of zodra de uitspraak tot homologatie van een akkoord in kracht van gewijsde is gegaan, een griffierecht van € 768.
2.
Onder het griffierecht, bedoeld in het eerste lid, is niet begrepen het griffierecht dat ingevolge artikel 3, eerste lid, wordt geheven voor verificatiegeschillen. Partijen zijn dit griffierecht verschuldigd vanaf hun verschijning op de bepaalde zitting en zorgen dat het griffierecht binnen vier weken nadien is bijgeschreven op de rekening van het gerecht waar de zaak dient dan wel ter griffie is gestort.
3.
Van de niet-geverifieerde schuldeiser die ingevolge artikel 349aa van de Faillissementswet verzet doet tegen de uitdelingslijst, wordt overeenkomstig artikel 3, tweede lid, griffierecht geheven, met dien verstande dat indien tevens door wel geverifieerde schuldeisers verzet wordt gedaan tegen de uitdelingslijst, geen griffierecht wordt geheven.
4.
Het eerste tot en met het derde lid zijn van overeenkomstige toepassing bij toepassing van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen.