Einde inhoudsopgave
Wet griffierechten burgerlijke zaken
Artikel 3a [Heffing griffierecht in cassatie]
Geldend
Geldend vanaf 01-05-2023
- Bronpublicatie:
25-01-2023, Stb. 2023, 41 (uitgifte: 10-02-2023, kamerstukken: 36212)
- Inwerkingtreding
01-05-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-03-2023, Stb. 2023, 97 (uitgifte: 27-03-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
In cassatie wordt:
- a.
in vorderingszaken van elke eiser en elke verschenen verweerder een griffierecht geheven, voor zover bij of krachtens deze wet of een andere wet niet anders is bepaald;
- b.
in zaken waarbij een verzoek wordt ingediend, voor de indiening van een verzoek of een verweerschrift een griffierecht geheven, voor zover bij of krachtens deze wet of een andere wet niet anders is bepaald.
2.
De eiser in cassatie is het griffierecht verschuldigd vanaf de dag waarop de procesinleiding is ingediend en zorgt dat het griffierecht binnen vier weken nadien is bijgeschreven op de rekening van de Hoge Raad dan wel ter griffie is gestort. De verweerder is het griffierecht verschuldigd vanaf zijn verschijning in het geding en zorgt dat het griffierecht binnen vier weken nadien is bijgeschreven op de rekening van de Hoge Raad dan wel ter griffie is gestort.
3.
De verzoeker en de belanghebbende zijn het griffierecht verschuldigd vanaf de indiening van de procesinleiding respectievelijk het verweerschrift en zorgen dat het griffierecht binnen vier weken nadien is bijgeschreven op de rekening van de Hoge Raad dan wel ter griffie is gestort.