Einde inhoudsopgave
Verordening (EEG) nr. 2137/85 tot instelling van Europese economische samenwerkingsverbanden (EESV)
Artikel 4
Geldend
Geldend vanaf 03-08-1985
- Bronpublicatie:
25-07-1985, PbEG 1985, L 199 (uitgifte: 31-07-1985, regelingnummer: 2137/85)
- Inwerkingtreding
03-08-1985
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
25-07-1985, PbEG 1985, L 199 (uitgifte: 31-07-1985, regelingnummer: 2137/85)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Van een samenwerkingsverband kunnen slechts lid zijn:
- a)
vennootschappen in de zin van artikel 58, tweede alinea, van het Verdrag en andere publiekrechtelijke of privaatrechtelijke juridische lichamen, die zijn opgericht overeenkomstig de wetgeving van een Lid-Staat en hun statutaire of wettelijke zetel en hun hoofdkantoor in de Gemeenschap hebben; wanneer een vennootschap of ander juridisch lichaam overeenkomstig de wetgeving van een Lid-Staat niet verplicht is een statutaire of wettelijke zetel te hebben, is het voldoende wanneer die vennootschap of dat andere juridische lichaam zijn hoofdkantoor heeft in de Gemeenschap;
- b)
natuurlijke personen die een industriële, commerciële, ambachtelijke of agrarische werkzaamheid of een vrij beroep uitoefenen of andere diensten verrichten in de Gemeenschap.
2.
Een samenwerkingsverband dient ten minste te bestaan uit:
- a)
twee vennootschappen of andere juridische lichamen in de zin van lid 1 die hun hoofdkantoor in verschillende Lid-Staten hebben; of
- b)
twee natuurlijke personen in de zin van lid 1, die hun voornaamste werkzaamheid in verschillende Lid-Staten uitoefenen; of
- c)
een vennootschap of ander juridisch lichaam en een natuurlijke persoon in de zin van lid 1, van wie de eerste zijn hoofdkantoor in een Lid-Staat heeft en de tweede zijn voornaamste werkzaamheid in een andere Lid-Staat uitoefent.
3.
Een Lid-Staat kan bepalen dat de overeenkomstig artikel 6 in zijn registers ingeschreven samenwerkingsverbanden niet meer dan 20 leden mogen hebben. Daartoe kan deze Lid-Staat bepalen dat elk lid van een overeenkomstig zijn wetgeving opgericht juridisch lichaam dat geen ingeschreven vennootschap is, in overeenstemming met zijn wetgeving, als een afzonderlijk lid van een samenwerkingsverband wordt behandeld.
4.
Een Lid-Staat mag om redenen van algemeen belang de deelneming van bepaalde categorieën van natuurlijke personen, vennootschappen of andere juridische lichamen aan een samenwerkingsverband uitsluiten of beperken.