Einde inhoudsopgave
Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2066 inzake de monitoring en rapportage van de emissies van broeikasgassen overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 601/2012 van de Commissie
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2019
- Bronpublicatie:
19-12-2018, PbEU 2018, L 334 (uitgifte: 31-12-2018, regelingnummer: 2018/2066)
- Inwerkingtreding
01-01-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
19-12-2018, PbEU 2018, L 334 (uitgifte: 31-12-2018, regelingnummer: 2018/2066)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Lucht
(Voor de EER relevante tekst)
Verordening van de Commissie van 19 december 2018 inzake de monitoring en rapportage van de emissies van broeikasgassen overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 601/2012 van de Commissie
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een systeem voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Unie en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad (1), en met name artikel 14, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
- (1)
De onderhavige verordening moet dringend in werking treden om rekening te houden met de eerste editie van de internationale normen en aanbevolen praktijken inzake milieubescherming — regeling voor koolstofcompensatie en -reductie voor de internationale luchtvaart (Carbon Offsetting and Reduction Scheme for International Aviation, CORSIA) (bijlage 16, deel IV, bij het Verdrag van Chicago), die op de tiende bijeenkomst van de 214e zitting op 27 juni 2018 is aangenomen door de ICAO-raad en die volgens plan zal worden toegepast vanaf 2019.
- (2)
De volledige, consistente, transparante en nauwkeurige monitoring en rapportage van broeikasgasemissies, overeenkomstig de in deze verordening vervatte geharmoniseerde voorschriften, zijn van fundamenteel belang voor het effectief functioneren van het systeem voor de handel in broeikasgasemissierechten (EU-ETS) uit hoofde van Richtlijn 2003/87/EG.
- (3)
Tijdens de derde handelsperiode van het EU-ETS (2013–2020) hebben industriële exploitanten, vliegtuigexploitanten, verificateurs en bevoegde autoriteiten ervaring opgedaan met de monitoring en rapportage uit hoofde van Verordening (EU) nr. 601/2012 van de Commissie (2). Die ervaring heeft uitgewezen dat de monitoring- en rapportageregels moeten worden verbeterd, verduidelijkt en vereenvoudigd teneinde verdere harmonisering te bevorderen en het systeem efficiënter te maken. Verordening (EU) nr. 601/2012 is verschillende malen ingrijpend gewijzigd. Aangezien nieuwe wijzigingen noodzakelijk zijn, moet deze richtlijn ter wille van de duidelijkheid worden vervangen.
- (4)
De definitie van biomassa in deze verordening moet overeenkomen met de definitie van de termen ‘biomassa’, ‘vloeibare biomassa’ en ‘biobrandstof’ in artikel 2 van Richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad (3), met name aangezien een voorkeursbehandeling met betrekking tot verplichtingen inzake de inlevering van emissierechten in het kader van het EU-ETS een ‘steunregeling’ inhoudt in de zin van artikel 2, onder k), en daarmee financiële steun in de zin van artikel 17, lid 1, onder c), van die richtlijn.
- (5)
Ten behoeve van de samenhang moeten definities die zijn vastgelegd in Beschikking 2009/450/EG van de Commissie (4) en Richtlijn 2009/31/EG van het Europees Parlement en de Raad (5) va, toepassing zijn op deze verordening.
- (6)
Voor een optimale werking van het systeem voor monitoring en rapportage moeten lidstaten die meer dan één bevoegde autoriteit aanstellen, ervoor zorgen dat de werkzaamheden van deze autoriteiten worden gecoördineerd overeenkomstig de in deze verordening neergelegde beginselen.
- (7)
Het monitoringplan, dat voorziet in gedetailleerde, volledige en transparante documentatie met betrekking tot de methode voor een specifieke installatie of vliegtuigexploitant, moet een centraal element vormen van het bij deze verordening ingestelde systeem. Regelmatige actualisering van het plan moet worden voorgeschreven, zowel in reactie op de bevindingen van de verificateur als op eigen initiatief van de exploitant of vliegtuigexploitant. De hoofdverantwoordelijkheid voor de implementatie van de monitoringmethode, waarvan onderdelen worden gespecificeerd door middel van procedures die in deze verordening worden voorgeschreven, moet in handen blijven van de exploitant of de vliegtuigexploitant.
- (8)
Aangezien het monitoringplan het centrale element van de monitoring- en rapportageregels is, moeten aanzienlijke wijzigingen ervan worden goedgekeurd door de bevoegde autoriteit. Om de administratieve lasten van bevoegde autoriteiten en exploitanten te verminderen, mogen bepaalde soorten wijzigingen van het plan echter niet worden beschouwd als significant, waardoor ze niet formeel hoeven te worden goedgekeurd.
- (9)
Er moet worden voorzien in basismonitoringmethoden om de belasting van exploitanten en vliegtuigexploitanten terug te dringen en een effectieve monitoring en rapportage van broeikasgasemissies overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG mogelijk te maken. Deze methoden moeten elementaire reken- en meetmethoden omvatten. De rekenmethoden moeten bestaan uit een standaardmethode en een massabalansmethode. Het moet mogelijk zijn om binnen dezelfde installatie te werken met een combinatie van meetmethoden, een standaardrekenmethode en een massabalansmethode, op voorwaarde dat de exploitant kan garanderen dat zich geen omissies of dubbeltellingen voordoen.
- (10)
Om de belasting voor exploitanten en vliegtuigexploitanten terug te dringen, moet de eis ten aanzien van de beoordeling van de onzekerheid worden vereenvoudigd, zonder gevolgen voor de nauwkeurigheid. Waar sprake is van het gebruik van meetinstrumenten onder type-conforme voorwaarden, vooral als het gaat om meetinstrumenten die onder nationaal wettelijk metrologisch toezicht staan, moeten de eisen ten aanzien van de onzekerheidsbeoordeling aanzienlijk worden teruggeschroefd.
- (11)
Er moeten berekeningsfactoren worden gedefinieerd, hetzij standaardfactoren, hetzij factoren vastgesteld op basis van analyse. In de analysevereisten moet worden vastgehouden aan de voorkeur voor het gebruik van laboratoria die zijn geaccrediteerd overeenkomstig de geharmoniseerde norm Algemene eisen voor de bekwaamheid van beproevings- en kalibratielaboratoria (EN ISO/IEC 17025) voor de relevante analytische methoden, en moeten in geval van niet-geaccrediteerde laboratoria eisen worden vastgesteld voor het aantonen van robuuste gelijkwaardigheid, onder meer overeenkomstig de geharmoniseerde norm Kwaliteitsmanagementsystemen — Eisen (EN ISO/IEC 9001) of andere relevante gecertificeerde systemen voor kwaliteitsmanagement.
- (12)
Voor de bepaling van onredelijke kosten moet een transparante en consistente methode worden vastgesteld.
- (13)
De rekenmethoden en de meetmethoden moeten meer op gelijke voet met elkaar worden gebracht. Dit vereist een betere afstemming van de niveauvoorschriften. Bij de bepaling van de biomassafracties van CO2 door middel van continue emissiemeetsystemen (CEMS) moet rekening worden gehouden met de recente technologische ontwikkelingen. Daarom moeten flexibelere regels worden vastgesteld voor het bepalen van de biomassafractie, met name door voor dit doeleinde andere methoden dan op berekeningen gebaseerde methoden toe te staan.
- (14)
Aangezien de emissiefactor van emissies afkomstig uit biomassa gewoonlijk op nul wordt gesteld in het kader van het EU-ETS, moeten vereenvoudigde monitoringregels worden vastgesteld voor louter uit biomassa bestaande bronstromen. Wanneer brandstoffen of materialen een mengeling zijn van biomassa- en fossiele bestanddelen, moeten de monitoringvereisten worden verduidelijkt. Er moet een beter onderscheid worden gemaakt tussen de voorlopige emissiefactor, die betrekking heeft op het totale koolstofgehalte, en de emissiefactor, die enkel betrekking heeft op de fossiele CO2-fractie. Hiertoe moeten afzonderlijke niveaudefinities worden gegeven voor de voorlopige emissiefactor en voor de biomassa- en de fossiele fractie. Zoals ook voor andere berekeningsfactoren het geval is, moet in de eisen rekening worden gehouden met de omvang van de installatie en met de broeikasgasemissies die samenhangen met de brandstof of het materiaal. Met het oog hierop moeten minimumvereisten worden vastgesteld.
- (15)
Het opleggen van buitenproportionele monitoringsinspanningen aan installaties met lagere, minder beduidende jaarlijkse emissies moet worden vermeden, doch met behoud van een aanvaardbare mate van nauwkeurigheid. Wat dat betreft moeten speciale voorwaarden worden vastgesteld voor installaties en voor vliegtuigexploitanten die worden aangemerkt als kleine emittenten.
- (16)
Overeenkomstig artikel 27 van Richtlijn 2003/87/EG kunnen lidstaten kleine installaties, onder voorbehoud van gelijkwaardige maatregelen, buiten het EU-ETS houden, voor zover aan de voorwaarden van dat artikel is voldaan. Overeenkomstig artikel 27 bis van Richtlijn 2003/87/EG kunnen lidstaten installaties die minder dan 2 500 ton uitstoten, buiten het EU-ETS houden, voor zover aan de voorwaarden van dat artikel is voldaan. De onderhavige verordening mag niet rechtstreeks worden toegepast op installaties die overeenkomstig artikel 27 of 27 bis van Richtlijn 2003/87/EG zijn uitgesloten, tenzij de lidstaat anderszins besluit.
- (17)
Om eventuele mazen in het net ten aanzien van de overbrenging van inherent of puur CO2 te dichten, mag een dergelijke overbrenging uitsluitend worden toegestaan onder zeer specifieke voorwaarden. In zijn arrest van 19 januari 2017 in zaak C-460/15 (6) oordeelde het Hof van Justitie van de Europese Unie dat artikel 49, lid 1, tweede volzin, van Verordening (EU) nr. 601/2012, en punt 10, B, van bijlage IV bij die verordening, ongeldig zijn voor zover zij systematisch het met het oog op de productie van PCC overgebrachte kooldioxide (CO2) opnemen in de emissies van de installatie voor het branden van kalk, ongeacht of dit kooldioxide al dan niet wordt uitgestoten in de atmosfeer. Rekening houdend met het arrest van het Hof in zaak C-460/15 moet het met het oog op de productie van PCC overgebrachte kooldioxide CO2 dat daarin chemisch wordt gebonden, worden erkend als niet uitgestoten in de atmosfeer. Deze voorwaarden mogen echter de mogelijkheid van toekomstige innovaties niet uitsluiten. Verordening (EU) nr. 601/2012 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.
- (18)
Aangezien het mogelijk is dat naast CO2 ook N2O wordt overgebracht tussen installaties, moeten voor de overdracht van N2O monitoringregels worden vastgesteld die vergelijkbaar zijn met die welke gelden voor de overdracht van CO2. Bovendien is het passend om de definitie van inherent CO2 uit te breiden van CO2 in brandstoffen naar CO2 in alle bronstromen die moeten worden gemonitord.
- (19)
Er moeten specifieke aan luchtvaart gerelateerde bepalingen inzake monitoringplannen en de monitoring van broeikasgasemissies worden vastgelegd.
- (20)
De schatting van ontbrekende gegevens moet consistent worden gemaakt door de eis dat in het monitoringplan conservatieve schattingsprocedures in acht worden genomen of, waar dat niet mogelijk is, door de goedkeuring van een passende procedure door de bevoegde autoriteit en de opneming ervan in het monitoringplan.
- (21)
Exploitanten moeten worden verplicht om hun monitoringmethode regelmatig te toetsen op verbetermogelijkheden en aanbevelingen in acht te nemen die binnen het verificatieproces door verificateurs zijn gedaan. Wanneer exploitanten geen methode gebruiken die is gebaseerd op niveaus of niet voldoen aan de methoden van het hoogste niveau, moeten zij regelmatig rapporteren over de stappen die zij nemen om aan een monitoringmethode te voldoen op basis van het niveausysteem en om het hoogst vereiste niveau te halen. Om de administratieve lasten in verband met de rapportage over verbeteringen te verminderen, moeten de tussenpozen en de redenen voor dergelijke rapportages worden bijgesteld op basis van de praktijkervaringen die de lidstaten hebben opgedaan bij de administratie.
- (22)
Krachtens artikel 3 sexies, lid 1, en artikel 28 bis, lid 2, van Richtlijn 2003/87/EG zijn vliegtuigexploitanten gerechtigd tot het aanvragen van een kosteloze toewijzing van emissierechten met betrekking tot de activiteiten genoemd in bijlage I bij die richtlijn, op basis van geverifieerde tonkilometergegevens.
- (23)
Het gebruik van informatietechnologie, inclusief vereisten ten aanzien van de formats voor gegevensuitwisseling en het gebruik van geautomatiseerde systemen, moet worden gestimuleerd en het moet de lidstaten derhalve worden toegestaan om het gebruik van dergelijke systemen voor te schrijven aan de economische exploitanten. Het moet de lidstaten tevens worden toegestaan om hun eigen elektronische modellen en bestandsformatspecificaties op te stellen, die echter moeten voldoen aan door de Commissie gepubliceerde minimumnormen.
- (24)
Er moeten regels worden vastgesteld voor stoffen die andere CO2-emissies veroorzakende koolstofspecies bevatten dan carbonaathoudende materialen, om meer duidelijkheid te verschaffen over de monitoring- en rapportageregels voor procesemissies. Het gebruik van ureum in rookgasreiniging moet uitdrukkelijk worden genoemd en er moet een bijbehorende standaardemissiefactor worden opgenomen.
- (25)
De lidstaten moeten voldoende tijd krijgen om de nodige maatregelen te treffen en een passend nationaal institutioneel kader op te zetten, teneinde de effectieve uitvoering van deze verordening te waarborgen. Derhalve moet deze verordening van kracht worden — ook na een nieuwe herziening, vóór het begin van de toepasselijkheid, teneinde rekening te houden met verdere ontwikkelingen en om zo mogelijk verwijzingen naar bronnen buiten de Uniewetgeving te schrappen — met ingang van de begindatum van de vierde handelsperiode, met uitzondering van de wijzigingen van Verordening (EU) nr. 601/2012, die zo spoedig mogelijk van kracht moeten worden.
- (26)
Verordening (EU) nr. 601/2012 wordt in principe per 1 januari 2021 ingetrokken. De effecten ervan moeten echter behouden blijven wat betreft de monitoring, rapportage en verificatie van de emissie- en activiteitsgegevens gedurende de derde EU-ETS-handelsperiode.
- (27)
Deze verordening zorgt voor verbeteringen in de monitoring en rapportage, rekening houdend met de eerste editie van de internationale normen en aanbevolen praktijken inzake milieubescherming — regeling voor koolstofcompensatie en -reductie voor de internationale luchtvaart (Carbon Offsetting and Reduction Scheme for International Aviation, CORSIA) (bijlage 16, deel IV, bij het Verdrag van Chicago), die op de tiende bijeenkomst van de 214e zitting op 27 juni 2018 is aangenomen door de ICAO-raad. De verordening inzake de verificatie van broeikasgasemissie- en tonkilometerverslagen en de accreditatie van verificateurs krachtens Richtlijn 2003/87/EG wordt ook gewijzigd om rekening te houden met de eerste editie van de internationale normen en aanbevolen praktijken, en deze twee instrumenten worden aangevuld door een gedelegeerde handeling krachtens artikel 28 quater van Richtlijn 2003/87/EG. Verordening (EU) nr. 601/2012 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.
- (28)
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité klimaatverandering,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Voetnoten
PB L 275 van 25.10.2003, blz. 32.
Verordening (EU) nr. 601/2012 van de Commissie van 21 juni 2012 inzake de monitoring en rapportage van de emissies van broeikasgassen overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 181 van 12.7.2012, blz. 30).
Richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en houdende wijziging en intrekking van Richtlijn 2001/77/EG en Richtlijn 2003/30/EG (PB L 140 van 5.6.2009, blz. 16).
Beschikking 2009/450/EG van de Commissie van 8 juni 2009 betreffende de nadere interpretatie van de in bijlage I bij Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad genoemde luchtvaartactiviteiten (PB L 149 van 12.6.2009, blz. 69).
Richtlijn 2009/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende de geologische opslag van kooldioxide en tot wijziging van Richtlijn 85/337/EEG van de Raad, de Richtlijnen 2000/60/EG, 2001/80/EG, 2004/35/EG, 2006/12/EG en 2008/1/EG en Verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 140 van 5.6.2009, blz. 114).
Arrest van het Hof van Justitie van 19 januari 2017, Schaefer Kalk GmbH & Co. KG versus Bundesrepublik Deutschland, C-460/15, ECLI:EU:C:2017:29.