Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2011/36/EU inzake de voorkoming en bestrijding van mensenhandel en de bescherming van slachtoffers daarvan, en ter vervanging van Kaderbesluit 2002/629/JBZ van de Raad
Artikel 4
Geldend
Geldend vanaf 14-07-2024
- Bronpublicatie:
13-06-2024, PbEU L 2024, 2024/1712 (uitgifte: 24-06-2024, regelingnummer: 2024/1712)
- Inwerkingtreding
14-07-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-06-2024, PbEU L 2024, 2024/1712 (uitgifte: 24-06-2024, regelingnummer: 2024/1712)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Internationaal strafrecht / Internationale misdrijven
1.
De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat op de in artikel 2 bedoelde strafbare feiten een maximumgevangenisstraf van ten minste vijf jaar wordt gesteld.
2.
De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat een maximumgevangenisstraf van ten minste tien jaar wordt gesteld op de in artikel 2 bedoelde strafbare feiten indien dit strafbare feit:
- a)
is gepleegd tegen een bijzonder kwetsbaar slachtoffer, waaronder in deze richtlijn ten minste slachtoffers die kind zijn wordt verstaan;
- b)
is gepleegd in het kader van een criminele organisatie in de zin van Kaderbesluit 2008/841/JBZ van de Raad van 24 oktober 2008 ter bestrijding van georganiseerde criminaliteit(1);
- c)
het leven van het slachtoffer opzettelijk of door grove nalatigheid in gevaar heeft gebracht, of
- d)
gepaard is gegaan met ernstige geweldpleging of het slachtoffer zeer ernstig letsel heeft toegebracht, met inbegrip van lichamelijk of psychologisch letsel.
3.
De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat wanneer het een in artikel 2 bedoeld strafbaar feit betreft, de volgende zaken, overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van het nationale recht, als verzwarende omstandigheden worden beschouwd:
- a)
het feit dat het strafbare feit door ambtenaren in de uitoefening van hun functie is gepleegd;
- b)
het feit dat de dader, door middel van informatie- en communicatietechnologieën, beelden of video's of vergelijkbaar materiaal van seksuele aard waarbij het slachtoffer betrokken is heeft verspreid of de verspreiding ervan heeft vergemakkelijkt..
4.
De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat op de in artikel 3 bedoelde strafbare feiten doeltreffende, evenredige en afschrikkende strafrechtelijke sancties worden gesteld, die kunnen leiden tot overlevering.
Voetnoten
PB L 300 van 11.11.2008, blz. 42.