Einde inhoudsopgave
Binnenvaartregeling
Artikel 3.20
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
06-12-2023, Stcrt. 2023, 33917 (uitgifte: 20-12-2023, regelingnummer: IENW/BSK-2023/362052)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
06-12-2023, Stcrt. 2023, 33917 (uitgifte: 20-12-2023, regelingnummer: IENW/BSK-2023/362052)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Binnenvaart
1.
Als ES-TRIN bepaalt dat op een binnenschip bepaalde materialen, inrichtingen of uitrustingsstukken moeten worden gebruikt of aan boord moeten zijn, of dat bepaalde bouwkundige maatregelen moeten worden getroffen of bepaalde opstellingen moeten worden aangehouden, kan de minister de toepassing of de aanwezigheid aan boord van dit binnenschip van andere materialen, inrichtingen of uitrustingsstukken toestaan, dan wel toestaan dat andere bouwkundige maatregelen worden getroffen of dat andere opstellingen worden aangehouden, mits deze volgens de procedure van artikel 33, tweede lid, van richtlijn (EU) 2016/1629 als gelijkwaardig zijn erkend.
2.
Zolang het comité, bedoeld in artikel 33, eerste lid, van richtlijn (EU) 2016/1629, in het kader van de procedure van artikel 33, tweede lid, van die richtlijn, nog geen aanbeveling inzake gelijkwaardigheid overeenkomstig het eerste lid heeft gedaan, kan de minister een voorlopig Uniebinnenvaartcertificaat afgeven.
3.
Binnen een maand na afgifte van het voorlopig Uniebinnenvaartcertificaat, overeenkomstig artikel 9, onder g, van richtlijn (EU) 2016/1629, stelt de minister, volgens de procedure van artikel 33, tweede lid, van die richtlijn, met opgave van de naam en het unieke Europees scheepsidentificatienummer van het binnenschip, het comité, bedoeld in het tweede lid, in kennis van de aard van de afwijking en van het land waar het binnenschip is te boek gesteld of waarin zijn thuishaven is gelegen.
4.
Bij wijze van proef en voor een beperkte tijdsduur kan de minister op grond van een aanbeve-ling van het comité, bedoeld in het tweede lid, volgens de procedure van artikel 33, tweede lid, van richtlijn (EU) 2016/1629, voor een binnenschip met nieuwe technische voorzieningen die afwijken van de bepalingen van bijlage II bij die richtlijn, een Uniebinnenvaartcertificaat afgeven, voor zover deze nieuwe voorzieningen een gelijkwaardige veiligheid bieden.