Einde inhoudsopgave
Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren
Artikel 19a
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2017
- Bronpublicatie:
09-12-2016, Stb. 2016, 501 (uitgifte: 16-12-2016, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2017
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
09-12-2016, Stb. 2016, 503 (uitgifte: 16-12-2016, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Juridische beroepen / Rechter
Ambtenarenrecht / Bijzondere onderwerpen
Staatsrecht / Rechtspraak
1.
De rechterlijk ambtenaar die door het UWV in het kader van de WIA minder dan 35% arbeidsongeschikt is verklaard, en die is herplaatst in een functie die passende arbeid omvat waarbij inkomensverlies optreedt, ontvangt bij voortdurende ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte gedurende ten hoogste vijf jaar een uitkering van 70% van het verschil tussen:
- a.
zijn bezoldiging vermeerderd met de vakantie-uitkering en de eindejaarsuitkering, zoals die zou zijn op de dag voorafgaand aan die van zijn herplaatsing, indien hij op die dag niet ongeschikt zou zijn geweest tot het verrichten van zijn arbeid; en
- b.
zijn bezoldiging na herplaatsing vermeerderd met de vakantie-uitkering en de eindejaarsuitkering.
2.
De rechterlijk ambtenaar, bedoeld in het eerste lid, van wie de ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid wordt veroorzaakt door een dienstongeval of een door het verrichten van zijn arbeid opgelopen beroepsziekte heeft, ook nadat de in het eerste lid bedoelde termijn van vijf jaar is verstreken, recht op een uitkering als bedoeld in het eerste lid.
3.
De uitkering, bedoeld in het eerste en tweede lid, eindigt in ieder geval:
- a.
met ingang van de dag waarop de rechterlijk ambtenaar ontslag is verleend;
- b.
met ingang van de dag volgende op die waarop de rechterlijk ambtenaar is overleden.
4.
Bij eventuele samenloop van een recht op uitkering op grond van dit artikel en een recht op uitkering op grond van artikel 19, vierde lid, vervalt het laatstbedoelde recht.