Einde inhoudsopgave
Wet inkomstenbelasting 2001
Artikel 3.18 Premies voor beroeps- of bedrijfstakpensioenregeling
Geldend
Geldend van 01-07-2023 tot 01-01-2037
- Bronpublicatie:
03-06-2023, Stb. 2023, 216 (uitgifte: 30-06-2023, kamerstukken: 36067)
- Inwerkingtreding
01-07-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
22-06-2023, Stb. 2023, 218 (uitgifte: 30-06-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Inkomstenbelasting / Winst
1.
Bij het bepalen van de winst komen premies voor een pensioenregeling als bedoeld in artikel 1.7, tweede lid, onderdeel b, van de belastingplichtige uitsluitend in aftrek indien die regeling voldoet aan de in de artikelen 18, eerste en tweede lid, 18a, 18b, 18c, 18d, 18f, 18ga, 38b, 38c, 38r, 38s en 38t van de Wet op de loonbelasting 1964 en de bij of krachtens het vijfde lid gestelde normeringen en beperkingen. Bij de toepassing van de eerste zin zijn de artikelen 19a, eerste lid, onderdelen a, b, c en d, en derde lid, 19c en 19d van de Wet op de loonbelasting 1964 van overeenkomstige toepassing.
2
Bij het bepalen van de winst komen niet in aftrek premies als bedoeld in het eerste lid, voor zover deze zijn gebaseerd op een hoger inkomen dan het voor de belastingplichtige geldende pensioengevend inkomen.
3
Bij het bepalen van de winst komen mede niet in aftrek premies voor vrijwillige aanvulling als bedoeld in artikel 1.7, tweede lid, onderdeel b, voor zover deze per jaar meer bedragen dan een derde van de over dat jaar verschuldigde premies voor de basispensioenregeling.
4.
Voor de beoordeling of is voldaan aan de normeringen en beperkingen, bedoeld in het eerste lid, wordt verstaan onder:
- a.
werknemer: deelnemer aan een pensioenregeling als bedoeld in artikel 1.7, tweede lid, onderdeel b;
- b.
gevallen voorzien bij of krachtens de Pensioenwet: gevallen voorzien bij of krachtens de Pensioenwet, de Wet op het notarisambt of de Wet verplichte beroepspensioenregeling;
- c.
dienstjaar: jaar waarin wordt deelgenomen in een pensioenregeling op grond van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000, de Wet op het notarisambt of de Wet verplichte beroepspensioenregeling;
- d.
pensioengevend loon: pensioengevend inkomen, bestaande uit de winst uit onderneming vóór de ondernemersaftrek en vermeerderd met de ten laste van de winst gebrachte premies uit hoofde van een pensioenregeling als bedoeld in artikel 1.7, tweede lid, onderdeel b, van de belastingplichtige, in het derde kalenderjaar voorafgaande aan het dienstjaar, bedoeld in onderdeel c, waarbij het pensioengevend inkomen ten minste wordt gesteld op nihil;
- e.
dienstbetrekking: arbeidsverhouding als gevolg waarvan deelneming aan een pensioenregeling als bedoeld in artikel 1.7, tweede lid, onderdeel b, verplicht is op grond van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000, de Wet op het notarisambt of de Wet verplichte beroepspensioenregeling.
5.
Voor de toepassing van dit artikel kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld met betrekking tot:
- a.
de overeenkomstige toepassing van de artikelen 18a, eerste en derde lid, en 18ga, eerste lid, van de Wet op de loonbelasting 1964;
- b.
perioden die mede in aanmerking kunnen worden genomen als dienstjaren, alsmede de gedurende deze perioden met pensioengevend inkomen gelijk te stellen bedragen;
- c.
de met pensioengevend inkomen gelijk te stellen bedragen gedurende ten hoogste de eerste drie jaar van deelneming in een pensioenregeling op grond van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000, de Wet op het notarisambt of de Wet verplichte beroepspensioenregeling;
- d.
de situatie waarin het pensioengevend inkomen is verlaagd in verband met ziekte, arbeidsongeschiktheid, zwangerschap of bevalling van de deelnemer;
- e.
het laatstgenoten pensioengevend loon, bedoeld in de artikelen 18b en 18c van de Wet op de loonbelasting 1964;
- f.
de overeenkomstige toepassing van artikel 19a, eerste lid, onderdeel d, van de Wet op de loonbelasting 1964.