Einde inhoudsopgave
Aanwijzing wet politiegegevens en de rol van de officier van justitie (2018A004)
15.5.2 Toetsingskader bij art. 20 Wpg verstrekkingen
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2018
- Redactionele toelichting
De datum van afkondiging is de datum van de Staatscourant.
- Bronpublicatie:
29-06-2018, Stcrt. 2018, 36060 (uitgifte: 29-06-2018, regelingnummer: 2018A004)
- Inwerkingtreding
01-07-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
29-06-2018, Stcrt. 2018, 36060 (uitgifte: 29-06-2018, regelingnummer: 2018A004)
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Bijzondere onderwerpen
Strafprocesrecht / Voorfase
Privacy / Verwerking persoonsgegevens
Indien het gaat om een structurele verstrekking van politiegegevens heeft de verantwoordelijke voorafgaand daaraan beslist of deze noodzakelijk is met het oog op een zwaarwegend algemeen belang, en of het doel overeenstemt of verenigbaar is met hiervoor genoemde doeleinden. Deze beslissing wordt vastgelegd in een besluit. Het zogenoemde art. 20 besluit biedt een juridisch kader waarbinnen in individuele gevallen verstrekkingen kunnen plaatsvinden. Uit het besluit dient te blijken (art. 20 lid 2 Wpg):
- −
ten behoeve van welk zwaarwegend algemeen belang de verstrekking noodzakelijk is;
- −
ten behoeve van welk samenwerkingsverband de politiegegevens worden verstrekt en het doel waartoe dit samenwerkingsverband is opgericht;
- −
- −
de voorwaarden waaronder de gegevens worden verstrekt;
- −
aan welke personen of instanties de gegevens worden verstrekt.
De (hoofd)officier van justitie toetst, voor zover de te verstrekken politiegegevens zijn verwerkt in het kader van de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde, gezien het voorgenomen structurele karakter van de verstrekkingen, of het juridisch verstrekkingskader in het art. 20 besluit voldoet aan de vereisten die de Wpg daaraan stelt en zijn instemming kan dragen. Desgewenst worden eventuele aanvullende afspraken gemaakt over:
- −
- −
de wijze waarop in het voorkomende geval de (hoofd)officier van justitie wordt betrokken in de afweging van het belang van opsporing en vervolging;
- −
- −
- −
de wijze waarop toetsing van de belangen van opsporing en vervolging dient plaats te vinden.
Omdat het verstrekkingskader in het art. 20 besluit is getoetst, eventuele aanvullende afspraken zijn gemaakt en de (hoofd)officier zijn instemming heeft verleend, kan de verantwoordelijke vervolgens binnen dat kader zonder instemming van de (hoofd)officier in het individuele geval overgaan tot verstrekking.
Indien het samenwerkingsverband wordt vastgelegd in een convenant, dient uit het convenant te blijken dat de hoofdofficier van justitie heeft ingestemd met het besluit.