Einde inhoudsopgave
Wet politiegegevens
Artikel 13 (ondersteunende taken)
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2019
- Bronpublicatie:
17-10-2018, Stb. 2018, 401 (uitgifte: 12-11-2018, kamerstukken: 34889)
- Inwerkingtreding
01-01-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
06-12-2018, Stb. 2018, 495 (uitgifte: 24-12-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Ministerie van Defensie
- Vakgebied(en)
Politierecht / Algemeen
Informatierecht / ICT-recht
Openbare orde en veiligheid / Algemeen
1.
Ten behoeve van de ondersteuning van de taak, bedoeld in artikel 1, onderdeel a, kunnen de politiegegevens die worden verwerkt overeenkomstig artikel 8, 9 en 10, verder worden verwerkt voor zover zij relevant zijn voor:
- a.
het vaststellen van eerdere verwerkingen ten aanzien van eenzelfde persoon of zaak, onder meer ter bepaling van eerdere betrokkenheid bij strafbare feiten;
- b.
het ophelderen van strafbare feiten die nog niet herleid konden worden tot een verdachte;
- c.
identificatie van personen of zaken;
- d.
het onder de aandacht brengen van personen of zaken met het oog op het uitvoeren van een gevraagde handeling danwel met het oog op een juiste bejegening van personen;
- e.
het uitvoeren van taken ten dienste van de justitie.
2.
Ten behoeve van de ondersteuning van de taak, bedoeld in artikel 1, onderdeel a, kunnen de politiegegevens die worden verwerkt overeenkomstig artikel 8, 9 of 10 door een verwerkingsverantwoordelijke centraal verder worden verwerkt voor zover zij relevant zijn voor het verkrijgen van landelijk inzicht in specialistische onderwerpen. De verder verwerkte gegevens worden ter beschikking gesteld aan door een verwerkingsverantwoordelijke geautoriseerde personen voor zover zij deze behoeven voor de uitvoering van de taak, bedoeld in artikel 1, onderdeel a.
3.
Ten behoeve van de ondersteuning van de taak, bedoeld in artikel 1, onderdeel a, worden de politiegegevens die overeenkomstig artikel 8, 9 en 10 worden verwerkt, voor zover zij relevant zijn voor geautomatiseerde vergelijking met het oog op de melding van verschillende verwerkingen jegens eenzelfde persoon, daarvoor ter beschikking gesteld en verder verwerkt. De gerelateerde gegevens kunnen, na instemming van een daartoe bevoegde functionaris, verder worden verwerkt op grond van artikel 8, 9 of 10.
4.
Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over hetgeen met het oog op de in het eerste, tweede en derde lid bedoelde verwerkingen tevoren schriftelijk wordt vastgelegd en ter inzage gelegd. In ieder geval worden regels gesteld over de schriftelijke vastlegging van:
- a.
het specifieke doel ten behoeve waarvan de gegevens ter ondersteuning van de taak, bedoeld in artikel 1, onderdeel a, verder worden verwerkt;
- b.
de categorieën van personen over wie gegevens ten behoeve van het betreffende doel verder worden verwerkt en de soorten van de over hen op te nemen gegevens;
- c.
de gevallen waarin of de termijnen waarbinnen het verder verwerken van de betreffende gegevens wordt beëindigd.