Einde inhoudsopgave
Successiewet 1956
Artikel 1a [Partnerbegrip]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2021. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 01-01-2015
- Bronpublicatie:
11-11-2020, Stb. 2020, 472 (uitgifte: 25-11-2020, kamerstukken: 35437)
- Inwerkingtreding
01-01-2021, terugwerkend tot: 01-01-2015
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-11-2020, Stb. 2020, 472 (uitgifte: 25-11-2020, kamerstukken: 35437)
- Vakgebied(en)
Schenk- en erfbelasting / Algemeen
1.
In afwijking van artikel 5a, eerste lid, onderdeel b, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen worden voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen twee ongehuwde personen slechts als partner aangemerkt indien zij gedurende de in het tweede lid genoemde periode:
- a.
beiden meerderjarig zijn;
- b.
op hetzelfde woonadres staan ingeschreven in de basisregistratie personen of een daarmee naar aard en strekking overeenkomende registratie buiten Nederland;
- c.
ingevolge een notarieel samenlevingscontract een wederzijdse zorgverplichting hebben;
- d.
geen bloedverwanten in de rechte lijn zijn, en
- e.
niet met een ander aan de in de onderdelen a tot en met d genoemde voorwaarden voldoen.
2.
De in de aanhef van het eerste lid bedoelde periode is:
- a.
voor de bepalingen die zien op de heffing van erfbelasting: zes maanden voorafgaand aan het overlijden dat aanleiding is tot de heffing van erfbelasting;
- b.
voor de bepalingen die zien op de heffing van schenkbelasting: twee jaar voorafgaand aan de schenking.
3.
De in het eerste lid, onderdeel c, gestelde voorwaarde geldt niet voor personen die tot het tijdstip van het overlijden of de schenking gedurende een onafgebroken periode van ten minste vijf jaren staan ingeschreven op hetzelfde woonadres in de basisregistratie personen of een daarmee naar aard en strekking overeenkomende registratie buiten Nederland.
4
Artikel 5a, zevende lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen is van overeenkomstige toepassing op de personen, bedoeld in het eerste en derde lid.
5
Artikel 5a, tweede lid, vierde lid en vijfde lid, derde volzin, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen blijft buiten toepassing voor deze wet en de daarop berustende bepalingen.