Einde inhoudsopgave
Successiewet 1956
Artikel 11 [Verkrijging krachtens verblijvings-, toedelings- of overnemingsbeding]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2012. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 01-01-2010
- Bronpublicatie:
24-11-2011, Stb. 2011, 562 (uitgifte: 02-12-2011, kamerstukken: 32810)
- Inwerkingtreding
01-01-2012, terugwerkend tot: 01-01-2010
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
24-11-2011, Stb. 2011, 562 (uitgifte: 02-12-2011, kamerstukken: 32810)
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Schenk- en erfbelasting / Erfbelasting
Schenk- en erfbelasting / Schenkbelasting
1.
Indien het aandeel van een persoon in goederen ten gevolge van een vennootschapsovereenkomst bij zijn leven hetzij verblijft of kan worden toegedeeld aan, hetzij kan worden overgenomen door de deelgenoten of één of meer van hen, wordt het verbleven, toegedeelde of overgenomen aandeel voor de toepassing van deze wet geacht krachtens schenking te zijn verkregen. Het in de vorige volzin bepaalde is van overeenkomstige toepassing op goederen waaromtrent een vennootschapsovereenkomst is gesloten krachtens welke die goederen van de rechthebbende zullen toebehoren aan of kunnen worden overgenomen door de overige contractanten of één of meer van hen.
2.
Indien het aandeel van een erflater in goederen ten gevolge van een overeenkomst bij zijn overlijden hetzij verblijft of kan worden toegedeeld aan, hetzij kan worden overgenomen door de deelgenoten of één of meer van hen, wordt het verbleven, toegedeelde of overgenomen aandeel voor de toepassing van deze wet geacht krachtens erfrecht door het overlijden te zijn verkregen. Het in de vorige volzin bepaalde is van overeenkomstige toepassing op goederen waaromtrent een overeenkomst is gesloten krachtens welke die goederen bij overlijden van de rechthebbende zullen toebehoren aan of kunnen worden overgenomen door de overige contractanten of één of meer van hen, alsmede op goederen waaromtrent door de erflater een verplichting tot levering is aangegaan en de levering plaatsvindt bij overlijden of een daarmee verband houdend tijdstip.
3.
Al wat is schuldig erkend of kwijtgescholden onder voorwaarde van overleving van degene aan wie is schuldig erkend of kwijtgescholden, wordt voor de toepassing van deze wet geacht krachtens erfrecht door het overlijden te zijn verkregen.
4
Hetgeen aan de langstlevende echtgenoot, krachtens een bij huwelijksvoorwaarden gemaakt en van het overlijden van de eerststervende afhankelijk beding, bij dat overlijden meer toekomt dan de helft der gemeenschap of, in geval van een verrekenbeding of deelgenootschap, meer toekomt dan volgens de wettelijke regeling het geval zou zijn, wordt voor de toepassing van deze wet geacht krachtens erfrecht door het overlijden van de eerststervende te zijn verkregen.
5.
Het eerste en het tweede lid zijn uitsluitend van toepassing indien de verkrijger de partner is van de schenker of de erflater of behoort tot diens bloed- of aanverwanten tot en met de vierde graad of hun partners.