Einde inhoudsopgave
Kadasterwet
Artikel 27 [Verklaring van erfrecht]
Geldend
Geldend vanaf 01-09-2005
- Bronpublicatie:
03-02-2005, Stb. 2005, 107 (uitgifte: 08-03-2005, kamerstukken: 28443)
- Inwerkingtreding
01-09-2005
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
16-07-2005, Stb. 2005, 416 (uitgifte: 01-01-2005, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Justitie
- Vakgebied(en)
Ruimtelijk bestuursrecht / Algemeen
Goederenrecht / Algemeen
Vermogensrecht / Algemeen
Omgevingsrecht / Algemeen
1.
Ter inschrijving van erfopvolgingen die registergoederen betreffen, wordt een authentiek afschrift van een door een notaris opgemaakte verklaring van erfrecht als bedoeld in artikel 188 van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek aangeboden, waaruit van de erfopvolging blijkt.
2.
Ter inschrijving van een executele, een bij uiterste wilsbeschikking ingesteld bewind of de benoeming van een vereffenaar van de nalatenschap wordt een authentiek afschrift van een verklaring van erfrecht als bedoeld in artikel 188 van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek aangeboden, waaruit van de executele, het bewind onderscheidenlijk de benoeming blijkt. De eerste zin laat onverlet de mogelijkheid van inschrijving van de benoeming van een vereffenaar door inschrijving van de desbetreffende rechterlijke uitspraak.
3.
Ter inschrijving van een verkrijging door de Staat van registergoederen krachtens artikel 189 van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek wordt een authentiek afschrift van een verklaring van een notaris aangeboden, waarin deze vermeldt dat het registergoed door de Staat krachtens dat artikel is verkregen.
4.
Ter inschrijving van afgifte aan de Staat van registergoederen krachtens artikel 226, eerste en tweede lid, van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek wordt aangeboden een verklaring van de vereffenaar waarin deze vermeldt op welk tijdstip het registergoed aan de Staat is afgegeven.
5.
Ter inschrijving van het verval aan de Staat van registergoederen of hetgeen daarvoor in de plaats is gekomen krachtens artikel 226, vierde lid, van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek wordt aangeboden een verklaring van Onze Minister van Financiën, inhoudende dat tijdens het in dat artikel genoemde tijdvak van twintig jaren die goederen niet zijn opgeëist.