Einde inhoudsopgave
Kadasterwet
Artikel 36 [Eindigen van het nut van mandelige zaak]
Geldend
Geldend vanaf 27-05-2010
- Bronpublicatie:
17-05-2010, Stb. 2010, 188 (uitgifte: 26-05-2010, kamerstukken: 31974)
- Inwerkingtreding
27-05-2010
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
17-05-2010, Stb. 2010, 188 (uitgifte: 26-05-2010, kamerstukken: 31974)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Justitie
- Vakgebied(en)
Ruimtelijk bestuursrecht / Algemeen
Goederenrecht / Algemeen
Vermogensrecht / Algemeen
Omgevingsrecht / Algemeen
1.
Ter inschrijving van het feit dat het nut van een mandelige zaak voor elk der erven is geëindigd, wordt een door een authentiek afschrift van een door een notaris met inachtneming van artikel 37 opgemaakte verklaring aangeboden, inhoudende dat naar de verklaring van hen die de inschrijving verlangen, het nut voor elk der erven is geëindigd. Werken niet alle rechthebbenden op de mandelige zaak mee, dan vermeldt de notaris in zijn verklaring de reden daarvan.
2.
Ter inschrijving van het bestaan van een recht, als bedoeld in artikel 150, eerste lid, van de Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek (Stb. 1976, 396), worden aangeboden authentieke afschriften van een door een notaris met inachtneming van artikel 37 opgemaakte verklaring, waarin het bestaan van het recht wordt geconstateerd, en die tevens inhoudt:
- a.
de omschrijving van de inhoud van het recht;
- b.
zo mogelijk, de gangbare benaming ervan dan wel de verklaring, dat dat recht niet een zodanige benaming heeft, en
- c.
wie de rechthebbende op dat recht is,
alsmede van de aan die verklaring gehechte stukken waaruit van een en ander blijkt.
3.
Ter inschrijving van het ontstaan van een erfdienstbaarheid door bestemming of herleving, bedoeld in artikel 163, eerste zin, van de Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek, worden aangeboden authentieke afschriften van een door een notaris met inachtneming van artikel 37 opgemaakte verklaring, waarin het ontstaan van de erfdienstbaarheid wordt geconstateerd, en die tevens inhoudt:
- a.
de omschrijving van de inhoud van de erfdienstbaarheid, en
- b.
wie de rechthebbende op dat recht is,
alsmede van de aan die verklaring gehechte stukken waaruit van een en ander blijkt.
4.
Op de inschrijving van de aanleg en verwijdering van een net als bedoeld in artikel 17, eerste lid, onder k, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, is artikel 26, eerste lid, van overeenkomstige toepassing.
5.
Ter inschrijving van de publicaties bedoeld in artikel 155a lid 2 van de Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek wordt een authentiek afschrift van een door een notaris met inachtneming van artikel 37 opgemaakte verklaring aangeboden, inhoudende op welke datum die publicaties zijn geschied en in welk landelijk dagblad de publicatie heeft plaatsgevonden. Ter inschrijving van een exploot als bedoeld in artikel 155a, vijfde lid, van de Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek wordt een door de deurwaarder of een advocaat getekend afschrift daarvan aangeboden.