Einde inhoudsopgave
Richtlijn (EU) 2016/802 betreffende een vermindering van het zwavelgehalte van bepaalde vloeibare brandstoffen
Artikel 3 Maximumzwavelgehalte van zware stookolie
Geldend
Geldend vanaf 10-06-2016
- Bronpublicatie:
11-05-2016, PbEU 2016, L 132 (uitgifte: 21-05-2016, regelingnummer: 2016/802)
- Inwerkingtreding
10-06-2016
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-05-2016, PbEU 2016, L 132 (uitgifte: 21-05-2016, regelingnummer: 2016/802)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Lucht
Milieurecht / Energie
1.
De lidstaten zorgen ervoor dat op hun grondgebied geen zware stookolie wordt gebruikt met een zwavelgehalte van meer dan 1,00 massaprocent.
2.
Tot 31 december 2015 en behoudens passende emissiecontroles door de bevoegde instanties is lid 1 niet van toepassing op zware stookolie die wordt gebruikt:
- a)
in onder het toepassingsgebied van Richtlijn 2001/80/EG vallende stookinstallaties waarop artikel 4, lid 1 of lid 2, of artikel 4, lid 3, onder a), van die richtlijn van toepassing is en die voldoen aan de grenswaarden voor de zwaveldioxide-emissies door dergelijke installaties zoals bepaald in die richtlijn;
- b)
in onder het toepassingsgebied van Richtlijn 2001/80/EG vallende stookinstallaties waarop artikel 4, lid 3, onder b), en artikel 4, lid 6, van die richtlijn van toepassing zijn en waarvan het maandgemiddelde van de zwaveldioxide-emissies ten hoogste 1 700 mg/Nm3 bedraagt bij een rookgaszuurstofgehalte van 3 volumeprocent op droge basis;
- c)
in andere niet onder a) of b) vallende stookinstallaties die, indien het maandgemiddelde van de zwaveldioxide-emissies van deze stookinstallaties ten hoogste 1 700 mg/Nm3 bedraagt bij een rookgaszuurstofgehalte van 3 volumeprocent op droge basis;
- d)
voor verbranding in raffinaderijen, indien het maandgemiddelde van de zwaveldioxide-emissie van alle stookinstallaties in de raffinaderij, ongeacht de gebruikte brandstofsoort of brandstofcombinatie, maar met uitzondering van stookinstallaties die onder a) en b) vallen, gasturbines en gasmotoren, ten hoogste 1 700 mg/Nm3 bedraagt bij een rookgaszuurstofgehalte van 3 volumeprocent op droge basis.
3.
Met ingang van 1 januari 2016 en behoudens passende emissiecontroles door de bevoegde instanties is lid 1 niet van toepassing op zware stookolie die wordt gebruikt:
- a)
in onder het toepassingsgebied van hoofdstuk III van Richtlijn 2010/75/EU vallende stookinstallaties die voldoen aan de grenswaarden voor zwaveldioxide-emissies door dergelijke installaties zoals bepaald in bijlage V bij die richtlijn of waarop deze emissiegrenswaarden niet van toepassing zijn overeenkomstig die richtlijn en waarvoor het maandgemiddelde van de zwaveldioxide-emissies ten hoogste 1 700 mg/Nm3 bedraagt bij een rookgaszuurstofgehalte van 3 volumeprocent op droge basis;
- b)
in niet onder a) vallende stookinstallaties waarvan het maandgemiddelde van de zwaveldioxide-emissies ten hoogste 1 700 mg/Nm3 bedraagt bij een rookgaszuurstofgehalte van 3 volumeprocent op droge basis;
- c)
voor verbranding in raffinaderijen, indien het maandgemiddelde van de zwaveldioxide-emissie van alle stookinstallaties in de raffinaderij, ongeacht de gebruikte brandstofsoort of brandstofcombinatie, maar met uitzondering van stookinstallaties die onder a) vallen, gasturbines en gasmotoren, ten hoogste 1 700 mg/Nm3 bedraagt bij een rookgaszuurstofgehalte van 3 volumeprocent op droge basis.
De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat geen enkele stookinstallatie die zware stookolie met een hoger zwavelgehalte dan dat genoemd in lid 1 gebruikt, wordt geëxploiteerd zonder een door een bevoegde instantie afgegeven vergunning waarin de emissiegrenswaarden aangegeven zijn.