Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2001/80/EG inzake de beperking van de emissies van bepaalde verontreinigende stoffen in de lucht door grote stookinstallaties
Artikel 4
Geldend
Geldend vanaf 27-11-2001
- Bronpublicatie:
23-10-2001, PbEG 2001, L 309 (uitgifte: 27-11-2001, regelingnummer: 2001/80/EG)
- Inwerkingtreding
27-11-2001
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
23-10-2001, PbEG 2001, L 309 (uitgifte: 27-11-2001, regelingnummer: 2001/80/EG)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
1.
Onverminderd artikel 17 treffen de lidstaten passende maatregelen teneinde te bewerkstelligen dat iedere bouwvergunning of, bij gebreke van een dergelijke procedure, iedere bedrijfsvergunning voor een nieuwe stookinstallatie — waarvoor vóór 27 november 2002 naar het oordeel van de bevoegde autoriteit een volledige vergunning is aangevraagd, mits de installatie uiterlijk 27 november 2003 in gebruik genomen wordt — voorschriften bevat met betrekking tot de inachtneming van de in punt A van de bijlagen III tot en met VII voor zwaveldioxide, stikstofoxiden en stof vastgestelde emissiegrenswaarden.
2.
De lidstaten treffen passende maatregelen teneinde te bewerkstelligen dat iedere bouwvergunning of, bij gebreke van een dergelijke procedure, iedere bedrijfsvergunning voor een andere nieuwe stookinstallatie dan die welke zijn bedoeld in lid 1, voorschriften bevat met betrekking tot de inachtneming van de in punt B van de bijlagen III tot en met VII voor zwaveldioxide, stikstofoxiden en stof vastgestelde emissiegrenswaarden.
3.
Onverminderd Richtlijn 96/61/EG en Richtlijn 96/62/EG van de Raad van 27 september 1996 inzake de beoordeling en het beheer van de luchtkwaliteit(1) bereiken de lidstaten uiterlijk op 1 januari 2008 significante emissiereducties, door
- a)
passende maatregelen te treffen om te bewerkstelligen dat alle bedrijfsvergunningen voor bestaande installaties voorschriften bevatten met betrekking tot de inachtneming van de voor nieuwe stookinstallaties vastgestelde emissiegrenswaarden voor nieuwe installaties, als bedoeld in lid 1, of
- b)
ervoor te zorgen dat bestaande installaties onderworpen worden aan het in lid 6 bedoelde nationale emissiereductieplan,
en, wanneer zulks passend is, door de artikelen 5, 7 en 8 toe te passen.
4.
Onverminderd de Richtlijnen 96/61/EG en 96/62/EG kunnen bestaande installaties worden vrijgesteld van de verplichting tot inachtneming van de in lid 3, bedoelde emissiegrenswaarden, en van opneming in het nationale emissiereductieplan, op voorwaarde dat:
- a)
de exploitant van een bestaande installatie zich in een schriftelijke verklaring die uiterlijk op 30 juni 2004 aan de bevoegde autoriteit wordt overgelegd, ertoe verbindt om de installatie vanaf 1 januari 2008 tot 31 december 2015 niet langer dan 20 000 bedrijfsuren in bedrijf te nemen;
- b)
de exploitant elk jaar aan de bevoegde autoriteit meedeelt hoeveel van de resterende exploitatietijd hij reeds heeft gebruikt en nog zal gebruiken.
5.
De lidstaten kunnen eisen dat strengere emissiegrenswaarden en uitvoeringstermijnen in acht worden genomen dan die welke in de leden 1, 2, 3 en 4 en in artikel 10 zijn genoemd; ook kunnen zij andere verontreinigende stoffen opnemen en aanvullende eisen stellen of de aanpassing van de installaties aan de technische vooruitgang voorschrijven.
6.
Onverminderd de onderhavige richtlijn en Richtlijn 96/61/EG, en met inachtneming van de kosten en baten en hun verplichtingen uit hoofde van Richtlijn 2001/81/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2001 inzake nationale emissieplafonds(2) en Richtlijn 96/62/EG, kunnen de lidstaten voor bestaande installaties een nationaal emissiereductieplan opstellen en uitvoeren, waarin, onder meer, de plafonds van de bijlagen I en II in acht genomen worden.
Het nationale emissiereductieplan brengt de totale jaarlijkse emissies van NOx, SO2 en stof van bestaande installaties terug tot de niveaus die bereikt zouden zijn, als de in lid 3, onder a), bedoelde emissiegrenswaarden waren toegepast op de bestaande installaties die in het jaar 2000 in bedrijf zijn (met inbegrip van die installaties die in 2000 worden onderworpen aan een door de bevoegde autoriteit goedgekeurd saneringsplan teneinde te voldoen aan de door de nationale wetgeving vereiste emissiereductie) en op basis van de effectieve jaarlijkse exploitatietijd, de gebruikte brandstof en het thermisch vermogen, gemiddeld gedurende de afgelopen vijf jaar van exploitatie, tot en met het jaar 2000.
De sluiting van een in het nationale emissiereductieplan opgenomen installatie heeft niet tot gevolg dat de totale jaarlijkse emissies van de resterende installaties van het plan worden verhoogd.
Een bestaande of nieuwe installatie kan in geen geval op grond van een nationaal emissiereductieplan worden vrijgesteld van de bepalingen van de desbetreffende communautaire wetgeving, onder meer Richtlijn 96/61/EG.
Voor nationale emissiereductieplannen gelden de volgende voorwaarden:
- a)
het plan bevat doelstellingen en daarvan afgeleide streefgetallen, maatregelen en tijdschema's om die doelstellingen en streefgetallen te halen, alsmede een controlemechanisme;
- b)
de lidstaten stellen de Commissie uiterlijk 27 november 2003 in kennis van hun nationale emissiereductieplan;
- c)
binnen zes maanden na de kennisgeving van punt b) beoordeelt de Commissie of het plan al dan niet beantwoordt aan de vereisten van dit lid 6. Wanneer de Commissie van mening is dat dit niet het geval is, stelt zij de lidstaat daarvan in kennis en deelt de lidstaat binnen de drie daaropvolgende maanden mee welke maatregelen genomen zijn om aan de vereisten van dit lid tegemoet te komen;
- d)
de Commissie stelt uiterlijk op 27 november 2002 richtsnoeren op om de lidstaten bij de uitwerking van hun plannen bij te staan.
7.
Uiterlijk 31 december 2004 zal de Commissie, in het licht van de vooruitgang die geboekt is om de volksgezondheid te beschermen en de communautaire milieudoelstellingen inzake verzuring en luchtkwaliteit overeenkomstig Richtlijn 96/62/EG te halen, het Europees Parlement en de Raad een verslag voorleggen met een beoordeling van:
- a)
de noodzaak van verdere maatregelen;
- b)
hoeveelheden zware metalen uitgestoten door grote stookinstallaties;
- c)
kosteneffectiviteit, kosten en baten van verdere emissiereductie in de sector van de grote stookinstallaties in de lidstaten in vergelijking met andere sectoren;
- d)
de technische en economische haalbaarheid van de emissiereductie;
- e)
de gevolgen van zowel de normen voor de sector grote stookinstallaties, inclusief de bepalingen voor binnenlandse vaste brandstoffen, als de concurrentiesituatie op de energiemarkt, voor het milieu en de interne markt;
- f)
alle nationale emissiereductieplannen die de lidstaten op grond van lid 6 hebben verstrekt.
De Commissie zal in haar verslag een adequaat voorstel opnemen voor mogelijke einddata of voor lagere grenswaarden voor de uitzondering van voetnoot 2 bij Bijlage VI, deel A.
8.
Het in lid 7 bedoelde verslag gaat zo nodig vergezeld van passende voorstellen, met inachtneming van Richtlijn 96/61/EG.