Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2001/80/EG inzake de beperking van de emissies van bepaalde verontreinigende stoffen in de lucht door grote stookinstallaties
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2007
- Redactionele toelichting
Deze wijziging treedt tegelijk in werking met het Verdrag betreffende de toetreding van Bulgarije en Roemenië tot de Europese Unie (25-04-2005, Trb. 196).
- Bronpublicatie:
20-11-2006, PbEU 2006, L 363 (uitgifte: 01-01-2006, regelingnummer: 2006/105/EG)
- Inwerkingtreding
01-01-2007
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
19-01-2007, Trb. 2007, 6 (uitgifte: 01-01-2007, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2001 inzake de beperking van de emissies van bepaalde verontreinigende stoffen in de lucht door grote stookinstallaties
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 175, lid 1,
Gezien het voorstel van de Commissie (1)m3VN>,
Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (2),
Na raadpleging van het Comité van de Regio's,
Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (3) en gezien de gemeenschappelijke ontwerp-tekst die op 2 augustus 2001 door het bemiddelingscomité is goedgekeurd,
Overwegende hetgeen volgt:
- (1)
Richtlijn 88/609/EEG van de Raad van 24 november 1988 inzake de beperking van de emissies van bepaalde verontreinigende stoffen in de lucht door grote stook — installaties (4) heeft bijgedragen tot de beperking en terugdringing van de luchtverontreiniging door grote stookinstallaties; deze richtlijn dient omwille van de duidelijkheid opnieuw geformuleerd te worden.
- (2)
In het vijfde Milieuactieprogramma (5) wordt als doelstelling geformuleerd dat de kritische depositieniveaus van bepaalde verzurende verontreinigingen als zwaveldioxide (SO2) en stikstofoxiden (NOx) in geen geval mogen worden overschreden, terwijl de doelstelling ten aanzien van de luchtkwaliteit erin bestaat dat alle mensen doeltreffend moeten worden beschermd tegen erkende door luchtverontreiniging veroorzaakte gezondheidsrisico's.
- (3)
Alle lidstaten hebben het Protocol van Gothenburg van 1 december 1999 bij het Verdrag van de Economische Commissie van de Verenigde Naties voor Europa van 1979 betreffende grensoverschrijdende luchtverontreiniging, ter bestrijding van verzuring, eutrofiëring en ozon op leefniveau ondertekend; dit protocol bevat o.a. toezeggingen om de emissies van zwaveldioxide en stikstofoxiden te verlagen.
- (4)
De Commissie heeft een mededeling over een communautaire strategie ter bestrijding van de verzuring gepubliceerd; de herziening van Richtlijn 88/609/EEG wordt als integrerend onderdeel van deze strategie aangemerkt teneinde op lange termijn de SO2- en NOx- emissies voldoende te verminderen om de neerslag en de concentraties tot onder de kritische depositieniveaus te verlagen.
- (5)
Overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel, zoals vervat in artikel 5 van het Verdrag, vormt de beperking van de emissie van verzurende stoffen door grote stookinstallaties een doelstelling die door individueel optredende lidstaten onvoldoende kan worden verwezenlijkt en ongecoördineerde maatregelen bieden geen waarborg dat de gewenste doelstelling ook werkelijk wordt bereikt; gezien de noodzaak de emissie van verzurende stoffen in de gehele Gemeenschap te beperken, is het doeltreffender maatregelen op het niveau van de Gemeenschap te nemen.
- (6)
Grote stookinstallaties dragen in belangrijke mate bij tot de emissie van zwaveldioxide en stikstofoxiden in de Gemeenschap en het is nodig deze emissies te beperken; de benadering moet derhalve worden aangepast aan de uiteenlopende kenmerken van de sector grote stookinstallaties in de lidstaten.
- (7)
In Richtlijn 96/61/EG van 24 september 1996 inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging(6) is een geïntegreerde aanpak van de preventie en bestrijding van verontreiniging opgenomen, waarin alle aspecten van de milieueffecten van een installatie op geïntegreerde wijze worden beschouwd; stookinstallaties met een nominaal thermisch vermogen van meer dan 50 MW vallen binnen het toepassingsgebied van Richtlijn 96/61/EG; de Commissie publiceert om de drie jaar ingevolge artikel 15, lid 3, van die richtlijn een inventaris van de voornaamste verantwoordelijke emissies en bronnen, een en ander op basis van door de lidstaten verstrekte gegevens; de Raad stelt overeenkomstig artikel 18 van die richtlijn, op voorstel van de Commissie, in overeenstemming met de hiertoe in het Verdrag neergelegde procedures, emissiegrenswaarden vast in die gevallen waarin een communautair optreden noodzakelijk is gebleken, zulks met name op basis van de in artikel 16 van die richtlijn bedoelde uitwisseling van informatie.
- (8)
Naleving van de in de onderhavige richtlijn vastgestelde emissiegrenswaarden dient als een noodzakelijke, maar nog ontoereikende voorwaarde te worden beschouwd om aan de eisen van Richtlijn 96/61/EG inzake het gebruik van de beste beschikbare technieken te voldoen; deze naleving kan strengere emissiegrenswaarden, emissiegrenswaarden voor andere stoffen en andere milieucompartimenten en andere relevante voorwaarden vereisen.
- (9)
De industrie heeft gedurende vijftien jaar ervaring opgedaan met de invoering van technieken om de emissie van verontreinigende stoffen door grote stookinstallaties te beperken.
- (10)
Het Protocol inzake zware metalen bij het ECE-Verdrag betreffende grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand beveelt maatregelen aan om de door bepaalde installaties uitgestoten hoeveelheid zware metalen te verminderen; het is bekend dat de vermindering van stofemissie door stofbestrijdingsinstallaties voordelen zal opleveren voor de vermindering van stofgebonden emissies van zware metalen.
- (11)
In de sector grote stookinstallaties nemen installaties voor elektriciteitsopwekking een belangrijke plaats in.
- (12)
Richtlijn 96/92/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 december 1996 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit (7) moet onder andere tot gevolg hebben dat onder nieuwkomers in de sector nieuwe productiecapaciteit zal worden verdeeld.
- (13)
De Gemeenschap streeft naar een beperking van de emissie van kooldioxide; waar haalbaar biedt warmtekrachtkoppeling een waardevolle mogelijkheid om bij het brandstofverbruik het algehele rendement te verbeteren.
- (14)
Reeds thans stijgt het gebruik van aardgas voor de elektriciteitsopwekking significant, hetgeen waarschijnlijk nog zal voortduren, met name door gebruikmaking van gasturbines.
- (15)
Gezien de toenemende productie van energie uit biomassa, zijn specifieke emissienormen terzake gerechtvaardigd.
- (16)
In de Resolutie van de Raad van 24 februari 1997 betreffende een communautaire strategie voor het afvalbeheer (8) wordt de noodzaak van de terugwinning van afval onderstreept en is gesteld dat om een hoog niveau van milieubescherming te garanderen passende emissienormen voor de werking van afvalverbrandingsinstallaties dienen te gelden.
- (17)
De industrie heeft ervaring opgedaan met technieken en apparatuur voor de meting van de belangrijkste verontreinigende stoffen die door grote stookinstallaties worden uitgestoten; de Europese Commissie voor Normalisatie (CEN) is begonnen te werken aan een kader waarmee binnen de Gemeenschap vergelijkbare meetresultaten worden gewaarborgd en een hoog kwaliteitsniveau van deze metingen wordt gegarandeerd.
- (18)
Er bestaat behoefte om de kennis omtrent de emissie van de belangrijkste verontreinigende stoffen door grote stookinstallaties te verbeteren; deze informatie dient, teneinde voor het verontreinigingsniveau van een installatie werkelijk representatief te zijn, tevens met kennis omtrent het energieverbruik ervan te worden gecombineerd.
- (19)
Deze richtlijn dient de termijnen waarbinnen de lidstaten Richtlijn 88/609/EEG moeten omzetten en uitvoeren, onverlet te laten,
HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Voetnoten
PB C 300 van 29.9.1998, blz. 6 en PB C 212 E van 25.7.2000, blz. 36.
PB C 101 van 12.4.1999, blz. 55.
Advies van het Europees Parlement van 14 april 1999 (PB C 219 van 30.7.1999, blz. 175, gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 9 november 2000 (PB C 375 van 28.12.2000, blz. 12) en besluit van het Europees Parlement van 14 maart 2001 (nog niet verschenen in het Publicatieblad). Besluit van het Europees Parlement van 20 september 2001 en besluit van de Raad van 27 september 2001.
PB L 336 van 7.12.1988, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 94/66/EG van de Raad (PB L 337 van 24.12.1994, blz. 83).
PB C 138 van 17.5.1993, blz. 1.
PB L 257 van 10.10.1996, blz. 26.
PB L 27 van 30.1.1997, blz. 20.
PB C 76 van 11.3.1997, blz. 1.